Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ9854

Datum uitspraak2007-03-01
Datum gepubliceerd2007-03-05
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers06 / 738 WWB AZ1 A
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tussen partijen is in geschil of verweerder de aan eiseres en [overleden partner] verstrekte uitkering op grond van het Bbz 2004 op goede gronden ineens en terstond heeft teruggevorderd.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector bestuursrecht Registratienummer: 06 / 738 WWB AZ1 A uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 1 maart 2007 in het geschil tussen: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde: mr. L.M. Rijnberk te Hengelo, en Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hengelo, verweerder. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder d.d. 16 mei 2006, verzonden op 17 mei 2006. 2. Procesverloop Bij besluit van 28 november 2005, verzonden op 6 december 2005, heeft verweerder eiseres meegedeeld dat de uitkering ad Euro 9.874,-- die aan haar en wijlen de heer [overleden partner] (verder te noemen: [overleden partner]) over de periode 1 januari 2002 tot 1 maart 2003 op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) is verstrekt, van haar ineens en terstond wordt teruggevorderd op grond van artikel 47 van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Dit omdat eiseres, ondanks meerdere verzoeken om informatie, heeft verzuimd om de jaarcijfers (balans en resultatenrekening over de jaren 2002 en 2003) en de aangiften inkomstenbelasting over deze perioden te verstrekken. Eiseres dient het verschuldigde bedrag, aldus het bestreden besluit, voor 1 januari 2006 over te maken op rekening van de gemeente Hengelo. Bij niet tijdige betaling wordt het verschuldigde bedrag op grond van artikel 40 Bbz 2004 verhoogd met de wettelijke rente. Bij schrijven van 28 december 2005, ingekomen bij verweerder op 29 december 2005, heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Op 17 maart 2006 heeft de hoorzitting plaatsgehad. Bij het bestreden besluit van 16 mei 2006, verzonden op 17 mei 2006, heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en heeft het besluit van 28 november 2005 gehandhaafd. Bij schrijven van 9 juni 2006, aangevuld op 29 juni 2006, heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld bij deze rechtbank. Verweerder heeft op 26 juli 2006 de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd, alsmede verweer gevoerd. Op 15 december 2006 heeft eiseres de rechtbank nog nadere schriftelijke informatie verstrekt. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 18 januari 2007, waar eiseres noch haar gemachtigde zijn verschenen, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door J.P. Hageman. 3. Overwegingen Het geschil Tussen partijen is in geschil of verweerder de aan eiseres en [overleden partner] verstrekte uitkering op grond van het Bbz 2004 op goede gronden ineens en terstond heeft teruggevorderd. Verweerder stelt zich blijkens het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres niet heeft voldaan aan de verplichting van artikel 47 Bbz 2004 om alle, voor de vaststelling van het recht op bijstand, noodzakelijke gegevens te verstrekken en dat om die reden de aan haar en [overleden partner] verstrekte bijstand over de periode van 1 januari 2002 tot 1 maart 2003 in zijn geheel zal moeten worden teruggevorderd. Verweerder wijst er in dit verband op dat eiseres verplicht is om alle gegevens te verstrekken die redelijkerwijs nodig zijn om de definitieve uitkering op grond van het Bbz te kunnen vaststellen. Een summiere balans en resultatenrekening, ondersteund door de aanslagen inkomstenbelasting van eiseres en [overleden partner] zijn hiervoor noodzakelijk, aldus verweerder, die stelt dat eiseres, ondanks daartoe bij herhaling in de gelegenheid te zijn gesteld (ook in bezwaar), heeft verzuimd om alle noodzakelijke gegevens te verstrekken. Eiseres voert hiertegen in beroep, kort samengevat, aan dat verweerder in de bezwaarprocedure nog de aanslagen inkomstenbelasting van 2002 van eiseres en van 2003 van haar en [overleden partner] wilde hebben. Eiseres heeft ondanks herhaalde verzoeken (per brief en telefonisch) om kopieën tot 28 april 2006, respectievelijk 2 mei 2006 geen reactie van de belastingdienst ontvangen. Ondanks het feit dat eiseres verweerder hiervan op de hoogte heeft gehouden, heeft hij toch het bestreden besluit genomen. Bij schrijven van 15 december 2006 heeft eiseres de aanslagen van 2003 van haarzelf en [overleden partner] alsnog overgelegd. Relevante feiten en omstandigheden Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de rechtbank naar het rapport voor de behandeling van het bezwaarschrift. Daaruit kan, als vaststaand worden aangenomen dat aan [overleden partner] en eiseres sedert 8 januari 1996 uitkering is verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening en dat zodra het definitieve inkomen over het boekjaar bekend was, de definitieve bijstand op grond van het Bbz werd vastgesteld. De definitieve inkomstenvaststelling geschiedde in het geval van [overleden partner] en eiseres aan de hand van de jaarcijfers (balans en resultatenrekening) en de aangiften inkomstenbelasting. De aangifte inkomstenbelasting is, zo blijkt uit het verhandelde ter zitting van de rechtbank, onder andere van belang om: 1. te kunnen controleren of er naast winst uit onderneming, sprake is geweest van andere inkomsten; 2. te kunnen controleren of de winst uit de jaarrekening overeenkomt met de fiscale aangifte; 3. uit de aangifte af te kunnen leiden of er beroep wordt gedaan op de zelfstandigenaftrek, het hiervoor geldende urencriterium is ook een eis voor de Bbz; 4. om te kunnen vaststellen of de zelfstandige onder de ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen viel dan wel particulier verzekerd was. Dit is ook van belang voor de Bbz-jaarnorm. Verder kan als vaststaand worden aangenomen dat in het toekenningsbesluit van 20 mei 1996 is vermeld dat [overleden partner] en eiseres naast de inlichtingenplicht, zoals bedoeld in artikel 65 van de toenmalige Algemene bijstandswet, als zelfstandige tevens verplicht zijn om naar behoren een administratie te voeren, alsmede dat zij bij het voeren van hun administratie eventuele aanwijzingen van de gemeente dienen op te volgen. Dit omdat het verleden, voorafgaand aan 1996, had uitgewezen dat [overleden partner] van zijn bedrijfsactiviteiten geen deugdelijke administratie had bijgehouden. In verband met de definitieve vaststelling van de Bbz-uitkering over de periode hier in het geding heeft verweerder eiseres bij brieven van 17 november 2003 en 8 juli 2004 verzocht de jaarcijfers (balans en resultatenrekening) en de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2002 en 2003 te verstrekken. In reactie op laatstgenoemde brief heeft verweerder op 18 oktober 2004 slechts een afschrift van de brief van eiseres aan de Belastingdienst Ondernemingen te Enschede van 15 oktober 2004, waarin melding wordt gemaakt van de bedrijfsresultaten in 2002 en 2003, ontvangen. In verband hiermee heeft verweerder eiseres op 9 februari 2005 nogmaals verzocht de jaarcijfers van het bedrijf en de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2002 en 2003 te verstrekken. Eiseres heeft hierop niet gereageerd, waarna bij besluit van 28 november 2005 de verstrekte leenbijstand tot een bedrag van Euro 9.874,-- is teruggevorderd op de grond dat eiseres de benodigde informatie die nodig is om de uitkering definitief vast te stellen niet heeft verstrekt. In bezwaar heeft eiseres vervolgens de definitieve belastingaanslag over 2002 van [overleden partner], de jaaropgave 2002 van [overleden partner], de mededeling belastingdienst verrekening/terugbetaling van 2 september 2005, de jaaropgave Sociale Verzekeringsbank met betrekking tot de ANW-uitkering van eiseres en de balans en resultatenrekening van 2002 en 2003 overgelegd. Omdat de definitieve belastingaanslag van eiseres over 2002 en de definitieve aanslagen van [overleden partner] en eiseres over 2003 (nog) niet waren overgelegd, heeft verweerder bij brief van 17 maart 2006 eiseres tot 14 april 2006 de gelegenheid gegeven de gevraagde informatie alsnog te verstrekken. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt, waarna verweerder het bestreden besluit heeft genomen. In beroep heeft eiseres alsnog de aanslagen over 2003 van haarzelf en [overleden partner] overgelegd. Overwegingen van de rechtbank Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gevraagde gegevens redelijkerwijs nodig kunnen achten om de verstrekte uitkering op grond van het Bbz definitief te kunnen vaststellen. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verweerder de summiere jaarcijfers over 2002 en 2003 niet als niet erg betrouwbaar heeft kunnen kwalificeren en constateert dat er over die periode geen aangifte inkomstenbelasting is gedaan. Eiseres heeft, ondanks herhaald verzoek van verweerder, geen gegevens geproduceerd waaruit blijkt dat er daadwerkelijk aangifte inkomstenbelasting over de jaren 2002 en 2003 is gedaan. Zij heeft weliswaar aangegeven dat de belastingdienst akkoord is gegaan met de aangifte per brief op 15 oktober 2004, maar dat kan, zoals door verweerder terecht is overwogen, slechts worden gecontroleerd aan de hand van de aanslagen inkomstenbelasting van eiseres en [overleden partner] over die periode. Verweerder heeft zich derhalve op het standpunt kunnen stellen dat deze gegevens naast de jaarcijfers en overige inkomensgegevens absoluut noodzakelijk zijn om de uitkering over de periode hier in het geding definitief te kunnen vaststellen. Dit klemt temeer nu uit de aanslag van 2002 van [overleden partner] en de aanslagen van 2003 van zowel [overleden partner] als eiseres blijkt dat er over die jaren geen aangifte is gedaan. De aanslagen zijn in verband hiermee opgelegd op basis van schatting van inkomsten en niet op basis van een aangifte. De stelling van eiseres dat de belastingdienst akkoord is gegaan met de aangifte per brief is derhalve niet juist. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de overgelegde aanslagen over de jaren 2002 en 2003 niets toevoegen aan de reeds bekende gegevens en dat zij evenmin ondersteuning bieden voor de overgelegde jaarcijfers. Overigens is de aanslag over 2002 van eiseres tot op heden niet overgelegd. Verder blijkt in het geheel niet dat eiseres verweerder op de hoogte heeft gehouden dat zij ondanks herhaalde verzoeken tot 28 april 1996, respectievelijk 2 mei 2006 geen reactie van de belastingdienst heeft ontvangen, zoals in beroep is gesteld. Op eiseres en [overleden partner] rust(te), zoals hiervoor reeds is weergegeven, de verplichting om een deugdelijke administratie bij te houden en informatie te verstrekken die redelijkerwijs nodig is om de definitieve uitkering vast te stellen. Eiseres heeft hiermee in strijd gehandeld, waardoor de verstrekte uitkering op grond van het Bbz over de periode 1 januari 2002 tot 1 maart 2003 niet definitief is vast te stellen. Verweerder was derhalve op grond van artikel 47 Bbz 2004 gehouden de over die periode verstrekte uitkering terug te vorderen. De rechtbank is niet gebleken van een dringende reden als bedoeld in artikel 44, tweede lid, Bbz 2004 om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Nu het beroep van eiseres zich niet richt tegen de in het in bezwaar gehandhaafde terugvorderingsbesluit verwoorde wijze waarop het teruggevorderde bedrag wordt ingevorderd, kan het bestreden besluit in rechte worden gehandhaafd. Derhalve dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding. Beslist wordt derhalve als volgt: 4. Beslissing De Rechtbank Almelo, Recht doende: verklaart het beroep ongegrond. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht. Aldus gegeven door mr. W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van J. Wenniger als griffier. Afschrift verzonden op AB