Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ9919

Datum uitspraak2006-08-29
Datum gepubliceerd2007-03-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK05/1308
Statusgepubliceerd


Indicatie

Klacht ex artikel 12 Sv.; ondanks eerdere niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie in de vervolging van een geseponeerde zaak, kan na een procedure ex art.12 Sv toch worden vervolgd. De eerdere vervolging is gestrand omdat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard omdat er ten onrechte is vervolgd na een voorwaardelijk sepot. Dit vonnis staat op zich een nieuwe vervolging na een bevel daartoe van het hof niet in de weg, nu het geen uitspraak over het feit betreft. Deze omstandigheid kan derhalve niet leiden tot een niet-ontvankelijkheid van de klacht en is op zichzelf genomen onvoldoende grond om het beklag af te wijzen. Beklag wordt vervolgens om andere redenen afgewezen.


Uitspraak

K05/1308 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 29 augustus 2006 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van: [klaagster], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: klaagster, over de beslissing van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch tot het niet vervolgen van: [beklaagde], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: beklaagde, wegens mishandeling. De feitelijke gang van zaken. Op 3 mei 2004 heeft klaagster aangifte gedaan van mishandeling, beweerdelijk jegens haar gepleegd door beklaagde. Op 8 februari 2005 is door de coördinator [naam] aan klaagster bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat er onvoldoende, dan wel in het geheel geen bewijs zou zijn. Hierop heeft klaagster bij schrijven van 2 maart 2005 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 20 oktober 2005, met het verzoek de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 21 april 2006 het hof geraden het beklag gegrond te verklaren. Op 1 augustus 2006 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van beklaagde, bijgestaan door zijn advocaat. Klaagster is, ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat-generaal heeft verklaard - in afwijking van het schriftelijk verslag - te adviseren tot afwijzing van het beklag. De beoordeling. Door de advocaat van beklaagde is betoogd dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar beklag, dan wel dat het beklag ongegrond dient te worden verklaard. De advocaat van beklaagde heeft hiertoe zes gronden aangevoerd, die hetzij afzonderlijk, hetzij (deels) in onderling verband tot dat oordeel zouden moeten leiden. Deze gronden zijn: A. De klacht is niet ingediend bij het hof. B. Beklaagde is reeds vervolgd geweest voor deze zaak. Het openbaar ministerie is niet-ontvankelijk verklaard, nu aan beklaagde was medegedeeld dat de zaak geseponeerd was. C. Het feit is meer dan twee jaar oud, waardoor beklaagde in geval van vervolging in zijn verdediging wordt benadeeld. D. De beslissing tot seponering was juist, omdat er onvoldoende bewijs aanwezig was. Het eventuele bewijs dat na indiening van de klacht naar voren is gekomen, mag niet meegenomen worden in de beslissing van het hof. E. De geringe haalbaarheid van de zaak. Bij een vervolging is het niet voldoende duidelijk om welk incident het gaat, hetgeen zou leiden tot nietigheid van de dagvaarding. Subsidiair is er onvoldoende bewijs voor een veroordeling. Meer subsidiair wordt er gewezen op het blanco strafblad van beklaagde. F. Klaagster heeft onvoldoende belang bij vervolging. De advocaat-generaal heeft geadviseerd het beklag af te wijzen, nu gelet op het eerdere vonnis in deze zaak er geen succesvolle vervolging meer ingesteld kan worden. De advocaat-generaal heeft aldus zich verenigd met stelling B. van de advocaat van beklaagde. Het hof overweegt als volgt. A. Blijkens de aanhef en de inhoud van de brief d.d. 2 maart 2005 heeft klaagster wel de bedoeling gehad een klachtbrief te sturen aan het hof. Dat zij de brief naar een verkeerd adres heeft gestuurd, kan niet leiden tot een niet-ontvankelijkheidverklaring noch tot een afwijzing van de klacht. B. De eerdere vervolging is gestrand omdat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard omdat er ten onrechte is vervolgd na een voorwaardelijk sepot. Dit vonnis staat op zich een nieuwe vervolging na een bevel daartoe van het hof niet in de weg, nu het geen uitspraak over het feit betreft. Deze omstandigheid kan derhalve niet leiden tot een niet-ontvankelijkheid van de klacht en is op zichzelf genomen onvoldoende grond om het beklag af te wijzen. C. De omstandigheid dat het feit meer dan twee jaar oud is, kan niet leiden tot een niet-ontvankelijkheid van de klacht en is op zichzelf genomen onvoldoende grond om het beklag af te wijzen. D. De stelling dat eventueel bewijs dat na het indienen van de klacht bekend is geworden, geen rol mag spelen bij de beoordeling van de klacht, vindt geen steun in het recht en kan derhalve niet leiden tot niet-ontvankelijkheid of afwijzing van de klacht. E. Naar oordeel van het hof bevat het dossier in principe voldoende aanwijzingen om aan de hand van een voldoende concrete dagvaarding de vervolging van beklaagde te bevelen. Het blanco strafblad van beklaagde zou op zichzelf genomen onvoldoende reden zijn om het beklag af te wijzen. F. Klaagster is als slachtoffer van de schermutseling direct belanghebbende bij vervolging van beklaagde. Geen van de door de advocaat-generaal en de advocaat van beklaagde genoemde redenen zijn op zichzelf genomen derhalve een reden tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van het beklag. Het hof acht echter, gelet op het feit dat beklaagde reeds eerder heeft moeten voorkomen voor dit feit, hetgeen voor hem toch ook een belastende ervaring is geweest, in combinatie met de ouderdom van het feit en zijn blanco strafblad, het geven van een bevel tot vervolging thans niet meer opportuun. Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen. De beslissing. Het hof wijst het beklag af. Aldus gegeven door mr. G.A.M. Stevens, als voorzitter, mr. P.A.M. Hendriks en mr. B.F. de Poorter, als raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. H.J. de Jonge, als griffier. op 29 augustus 2006.