Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ9925

Datum uitspraak2007-02-22
Datum gepubliceerd2007-03-05
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers701/06 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

De notaris reageert korzelig.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 22 februari 2007 in de zaak onder rekestnummer 701/06 NOT van: [X], wonende te [plaats], APPELLANT, t e g e n MR. [Y], notaris te [plaats], GEÏNTIMEERDE, gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Van de zijde van appellant, verder te noemen klager, is bij een op 8 mei 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met één bijlage - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Haarlem, verder te noemen de kamer, van 12 april 2006, waarbij de klacht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, ongegrond is verklaard. 1.2. Van de zijde van klager is het verzoekschrift aangevuld bij brief met bijlagen, ingekomen op 11 juli 2006. 1.3. Van de zijde van de notaris is op 19 september 2006 een verweerschrift ingediend. 1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 december 2006. Klager, vergezeld van zijn echtgenote, de notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben allen het woord gevoerd. De gemachtigde heeft een korte pleitnotitie overgelegd. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken. 3. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. 4. Beoordeling van de bestreden beslissing Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer, met uitzondering van de vaststelling van de feiten, en zal deze beslissing derhalve in zoverre vernietigen. 5. Het standpunt van klager 5.1. Klager verwijt de notaris dat hij heeft nagelaten 50% van de opbrengst van de verkoop van het huis van klagers overleden vader, hierna: erflater, op de door hem – bij volmacht – opgegeven bankrekening te storten. In plaats daarvan wilde de notaris de totale opbrengst storten op de en/of rekening die erflater samen met klagers broer had. Klager vertrouwde zijn broer niet en was bang dat hij er met de opbrengst van het huis vandoor zou gaan. Uiteindelijk heeft de notaris € 70.000,- gestort op de rekening van klager, onder aftrek van zijn kosten. Dit is echter niet de helft van de verkoopopbrengst van € 150.790, 91. Klager stelt uiteindelijk, met het mes op de keel, akkoord te zijn gegaan met het storten van € 65.000,--, later verhoogd naar € 70.000,--. Klager wijst er bovendien nog op dat hij de notaris nooit een opdracht heeft gegeven tot het verrichten van de werkzaamheden die de notaris wel aan hem heeft doorberekend. Bovendien heeft de notaris klager ook nog kosten voor zijn werkzaamheden in rekening gebracht. Deze kosten heeft de notaris verrekend met het eerdergenoemde deel van de opbrengst dat uiteindelijk, na veel heen en weer bellen en e-mailen tussen klager, zijn broer en de notaris, op klagers rekening is gestort. 5.2. Op de vragen die klager aan de notaris over deze kwestie stelde werd door de notaris onbeschoft en agressief gereageerd. 5.3. Ten slotte verwijt klager de notaris dat hij zich partijdig heeft opgesteld, ten nadele van klager. Klagers broer bezocht de notaris regelmatig op zijn kantoor. Klager is niet ingegaan op de uitnodiging van de notaris om naar zijn kantoor te komen omdat de afstand vanaf zijn woonplaats te groot was. 5.4. In hoger beroep beklaagt klager zich voorts over de gang van zaken in eerste aanleg. Klager stelt onder meer dat de kamer partijdig heeft gehandeld en (procedurele) fouten heeft gemaakt. Klager voelt zich niet serieus genomen door de kamer. Dit laatste houdt mede verband met de wijze waarop de kamer na de bestreden beslissing met klager heeft gecommuniceerd. 6. Het standpunt van de notaris 6.1. De notaris beschouwt de klacht van klager als kennelijk onredelijk. Hij stelt de aan klager in rekening gebrachte kosten te hebben teruggestort, doch merkt hierbij uitdrukkelijk op dat dit niet moet worden uitgelegd als een toegeven dat hij onjuist zou hebben gehandeld. 6.2. De notaris stelt dat zijn werkzaamheden alleen de verkoop en het transport van het huis van erflater betroffen. Op 11 april 2005 ontving de notaris een eerste e-mail van klager waarin de toonzetting hem opviel en waaruit bleek dat klager een aantal zaken niet duidelijk was. Klager sloot bovendien af met een dreigende aansprakelijkstelling. De notaris heeft hierop zowel telefonisch als via e-mail contact gezocht met klager. Ook heeft de notaris contact gelegd met de broer van klager en getracht een bemiddeling op gang te brengen. Hiervoor heeft de notaris klager en zijn broer op zijn kantoor uitgenodigd. Klager is niet op deze uitnodiging ingegaan. Nadat de notaris onder meer contact had gehad met het notariskantoor dat de verklaringen van erfrecht had voorbereid heeft hij, eveneens op 11 april 2005, een e-mail gezonden waarin hij klager uitleg geeft over de situatie en twee mogelijkheden geeft over hoe verder te handelen. In deze e-mail heeft de notaris klager ook laten weten dat, mochten er verdere vragen van klager komen, hij genoodzaakt is hiervoor het adviestarief in rekening te brengen. De notaris stelt dat hij de voor klager verrichte werkzaamheden moeilijk kon terugvoeren op de “kosten koper” dan wel bij zijn broer in rekening kon brengen. Overigens stelt de notaris minder uren in rekening te hebben gebracht dan hij daadwerkelijk aan de vragen van klager heeft besteed. 6.3. In de dagen na 11 april 2005 heeft de notaris nog enkele malen gereageerd op e-mail van klager. Klager heeft vervolgens door middel van e-mails opnieuw om uitleg gevraagd waarvan de notaris stelt dat hij deze reeds telefonisch dan wel via e-mail had gegeven. De notaris erkent dat door hem in zijn e-mail van 13 april 2005 een wat korzelige en assertieve toon is aangeslagen. De notaris wijt dit aan de wijze waarop klager hem bleef benaderen. Voor het overige bestrijdt de notaris de stellingen van klager dat hij agressief dan wel respectloos zou hebben gereageerd jegens klager. Uiteindelijk vond op 15 april 2005 het transport plaats. Hieraan voorafgaand is tussen klager en zijn broer overeenstemming bereikt dat van de verkoopopbrengst een bedrag ad € 65.000,- op de rekening van klager kon worden overgemaakt. Later is dit bedrag, met instemming van klagers broer, weer verhoogd tot € 70.000,-. De notaris stelt dat hij beide broers, nadat de zaak achter de rug leek, wederom voor een bespreking heeft uitgenodigd, echter hierop is klager niet ingegaan. Klagers broer is wel enkele malen bij de notaris op kantoor geweest. Klagers broer woont in [plaats]. Het contact tussen hem en de notaris kenmerkte zich door zakelijkheid, aldus de notaris. 7. De beoordeling 7.1. Voor zover klager bezwaar heeft gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg, in het bijzonder het verwijt dat de kamer partijdig heeft gehandeld, (procedurele) fouten heeft gemaakt en dat klager zich niet serieus voelt genomen door de kamer, behoeven deze bezwaren van klager geen nadere bespreking, nu deze door hem gestelde tekortkomingen tengevolge van de behandeling in volle omvang in hoger beroep zijn hersteld. De bezwaren die klager heeft geuit ten aanzien van de communicatie met de kamer, nadat de kamer de bestreden beslissing heeft genomen, kunnen door het hof niet worden behandeld, en klager zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. 7.2. Ten aanzien van het onderdeel van de klacht dat de notaris heeft nagelaten 50% van de opbrengst van de verkoop van het huis op de door klager opgegeven bankrekening te storten, overweegt het hof dat uit het dossier en uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager zelf heeft ingestemd met de omvang en wijze van overmaking. Weliswaar heeft klager gesteld dat hij dit deed “met het mes op de keel”, doch, wat daar verder van zij, dit laat onverlet dat de notaris het bedrag heeft gestort na de instemming van klager. Hieruit volgt dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is. 7.3. De klacht met betrekking tot het in rekening brengen van kosten door de notaris aan klager in verband met vragen die laatstgenoemde aan de notaris heeft gesteld is eveneens ongegrond, nu de notaris klager voordien van het in rekening brengen van die kosten in kennis heeft gesteld en klager nadien de notaris met zijn vragen heeft benaderd. 7.4. Voorts overweegt het hof dat de notaris, in reactie op de stellingen van klager dat hij onbeschoft en agressief zou hebben gereageerd, heeft erkend dat hij op een korzelige manier heeft gereageerd. In zoverre acht het hof dit onderdeel van de klacht dan ook gegrond, doch ziet het geen aanleiding – mede gezien de toon van de diverse e-mails van klager en de pogingen die de notaris in het werk heeft gesteld om tussen klager en zijn broer te bemiddelen – om de notaris hiervoor een maatregel op te leggen. 7.5 Klager heeft de notaris tot slot partijdigheid jegens hem verweten en daartoe aangevoerd dat klagers broer de notaris regelmatig op zijn kantoor bezocht. Ook die klacht is niet gegrond nu uit dit enkele feit niet blijkt van partijdigheid aan de zijde van de notaris. Voorts is klager – nadat hij en zijn broer daartoe waren uitgenodigd – niet ingegaan op de uitnodiging van de notaris om naar zijn kantoor te komen omdat de afstand vanaf zijn woonplaats te groot was. 7.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven. 7.7. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing. 8. De beslissing Het hof: - vernietigt de bestreden beslissing met uitzondering van de vaststelling van de feiten en, opnieuw rechtdoende: - verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover de klacht ziet op de gang van zaken bij de kamer van toezicht, nadat deze tot haar beslissing was gekomen; - verklaart het onderdeel van de klacht zoals beschreven in onderdeel 5.2. gegrond, zonder oplegging van een maatregel; - verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en C.P. Boodt en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 22 februari 2007. DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT- NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT HAARLEM Beschikking d.d. 12 april 2006 van de Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen in het arrondissement Haarlem, nader ook “de Kamer”, in de zaak onder nummer K 19.05 van: [X] wonende te [plaats], nader ook: klager. ---tegen--- mr [Y] notaris te [plaats], nader ook: de notaris. 1. Verloop van de procedure. Voor het verloop van de procedure verwijst de Kamer naar de navolgende aan de Kamer tot het nemen van een beslissing overgelegde bescheiden, waarvan de inhoud als hier ingevoegd dient te worden aangemerkt: - de op 11 oktober 2005 en 1 november 2005 ter secretarie van de Kamer ingekomen brieven met bijlagen van klager van respectievelijk 7 oktober 2005 en 31 oktober 2005; - de brief van de notaris van 7 februari 2006 met 15 bijlagen, waarin het antwoord; 1.2 In de openbare vergadering van de Kamer van 14 februari 2006 zijn klager en de notaris gehoord. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten toe te lichten. Vervolgens heeft de voorzitter van de Kamer de behandeling gesloten en bepaald dat op 12 april 2006 een beschikking zal volgen. 2. Relevante vaststaande feiten. Bij de beoordeling van de klacht wordt van het navolgende uitgegaan: a. Op 28 juni 2004 is de vader van klager, [naam] (hierna te noemen: de erflater) overleden. De erflater heeft bij testament, dat is verleden op 13 mei 1976 ten overstaan van mr J.H.M. Frencken, destijds notaris te Haarlem, over zijn nalatenschap beschikt. b. In het testament heeft de erflater klager en zijn broer, [naam] tot enige erfgenamen van de nalatenschap benoemd. c. Ten tijde van het overlijden van de erflater was de relatie tussen klager en zijn broer (ernstig) verstoord. d. Van de nalatenschap maakte onder meer deel uit het appartementsrecht met betrekking tot de woning van de erflater, te [plaats] aan de [adres]. e. Op 19 februari 2005 is de woning verkocht. Met betrekking tot de levering van de woning zijn klager en zijn broer medio maart 2005 akkoord gegaan met het feit dat de notaris - zijnde de notaris van de koper - de transportakte zou opmaken. f. Klager heeft hiertoe op 16 maart 2005 een volmacht verkoop registergoed ondertekend, alsmede een inlichtingenformulier in verband met “gegevens voor het opmaken van de akte van levering”. g. Op dit formulier heeft klager zijn bankrekeningnummer vermeld, aangezien hij in de veronderstelling verkeerde dat de notaris na ontvangst van de koopsom onmiddellijk de helft hiervan op zijn bankrekening zou overboeken. h. Toen aan de notaris was gebleken dat aan de uitbetaling van het aandeel van klager meer werkzaamheden waren verbonden dan hij aanvankelijk had gedacht, heeft de notaris bij fax van 11 april 2005 aan klager medegedeeld dat hij voor de nog door hem te verrichten werkzaamheden zijn uurtarief in rekening zou brengen. i. In zijn brief van 13 april 2005 heeft klager aan de notaris hierover zijn onvrede geuit. j. Dit verschil van inzicht tussen klager en de notaris heeft geleid tot een declaratiegeschil, waarbij de Ringvoorzitter in zijn uitspraak van 12 augustus 2005 – voor zover hier van belang – het navolgende heeft bepaald:”(…) acht de Ringvoorzitter de declaratie van de notaris enigszins te hoog. Hij legt de notaris dan ook op om zijn kosten te beperken tot het uurloon voor in totaal één uur. (…)”. Partijen hebben zich bij deze uitspraak neergelegd. k. De broer van klager heeft diverse malen met de notaris op diens kantoor een bespreking gevoerd over de wijze waarop de afwikkeling van het transport c.q. de uitbetaling van de koopsom, diende plaats te vinden. l. Ook klager en de notaris hebben elkaar hierover veelvuldig uitvoerige e-mailberichten gezonden. In zijn e-mail van 18 april 2005 heeft de notaris aan klager voor zover hier van belang - het navolgende medegedeeld: ”(…) Na overleg met uw broer, afgelopen vrijdag, welk overleg plaatsvond gedurende en na ons laatste telefoongesprek kan ik u berichten dat besloten is om het gehele bedrag van de verkoopopbrengst in depot te houden. Uw broer is vanmorgen nog tegen 10.00 uur te mijnen kantore geweest om te berichten dat hij aan u nog een hoger bedrag als voorschot/verdelingshandeling heeft voorgesteld. Eerlijk gezegd, weet ik nu ook niet meer precies wat de bedoeling is; moet er nu wel of niet een bedrag aan u worden uitgekeerd en zo ja, welk bedrag dan precies. Ik adviseer u dan ook om met uw broer in contact te treden en eensluidend aan mij te berichten of er een bedrag en zo ja welk bedrag dan precies aan u en/of uw broer kan worden overgemaakt. Voor de rest van uw vragen in uw e-mail. De beantwoording van een aantal van de vragen zou een herhaling van zetten zijn en bovendien voert het te ver om al de vragen nu aan u per omgaande te beantwoorden. Er zijn inmiddels weer andere zaken die mijn aandacht vragen. Ik nodig u dan ook van harte uit om bij mij op kantoor te komen om alle vragen die u op dit moment hebt, te stellen. Wellicht dat ook uw broer hierbij aanwezig zou willen en kunnen zijn; ook hij is van harte welkom. Ik zal deze vragen voor zover het in mijn vermogen ligt beantwoorden. (…)”. m. Klager is niet op de uitnodiging van de notaris ingegaan. n. Klager en zijn broer zijn op of omstreeks 18 april 2005 overeengekomen dat aan klager terzake van de verkoop een voorschot van € 70.000,-- door de notaris zou worden uitbetaald. o. In zijn e-mail van 18 april 2005 heeft klager aan de notaris onder meer het navolgende medegedeeld: “(…) Hoe kan het zijn dat notaris Esch Wisse mij vertelt dat de verkoopopbrengst gewoon in depot gestort kan worden, terwijl u bij hoog en laag beweert dat dat niet kan? Waarom slaat u in zowel schriftelijke als mondelinge communicatie een agressieve, dreigende toon tegen mij aan? Alles in overweging nemende is uw gedrag op ons als agressief en onsympathiek overgekomen. Tevens hebben wij uw onpartijdigheid gemist in deze. (…)”. p. Op of omstreeks 24 april 2005 is door de notaris aan klager een bedrag van € 70.000,-- onder inhouding van € 371,81 overgemaakt. 3. Inhoud van de klacht. 3.1 De klacht, zoals deze ter zitting nader is toegelicht, spitst zich toe op het navolgende: Klager verwijt de notaris kort gezegd, dat hij zich agressief en partijdig heeft opgesteld tegenover hem in verband met de afwikkeling van de verkoop van de woning van zijn vader. 3.2 Het standpunt van klager. Klager stelt dat de agressiviteit van de notaris naar voren kwam in de toon die hij hanteerde in zijn telefoongesprekken en in zijn e-mailberichten. De partijdigheid was volgens klager evident, aangezien de notaris slechts handelde uit naam van zijn broer. Voorts voert klager aan dat de notaris te weinig heeft gedaan om de zaak eerder tot een voor hem aanvaardbare oplossing te brengen. Klager deelt desgevraagd nog mede, dat hij niet op de uitnodiging van de notaris om op zijn kantoor de afwikkeling van de verkoop te bespreken is ingegaan, omdat de afstand van [plaats] naar [plaats] te groot zou zijn. 4. Het standpunt van de notaris. 4.1 De notaris ontkent dat hij zich op een agressieve toon geuit zou hebben jegens klager. Hij is van mening dat hij eerder assertief en korzelig is geweest en dat deze houding werd ingegeven door het feit dat klager zijn wensen voortdurend bijstelde. Hij verwijst hierbij naar het tussen klager en hem gevoerde e-mailverkeer. De notaris voert voorts aan dat de broer van klager inderdaad redelijk vaak op zijn kantoor kwam en dat dit verband hield met het feit dat de broer in [plaats] woonachtig is, maar dat het contact tussen hem en de broer zich heeft gekenmerkt door zakelijkheid. De notaris ontkent nadrukkelijk dat hij de belangen van klager zou hebben veronachtzaamd. In dit verband stelt de notaris nog dat hij klager diverse malen (samen met zijn broer) heeft uitgenodigd voor een gesprek, maar dat klager dit voorstel steeds heeft verworpen. 5. De beoordeling. 5.1 Ter beoordeling is de vraag of de notaris zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wet op het notarisambt gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van klager, dan wel of hij zich schuldig maakt aan enig handelen of nalaten dat een notaris niet betaamt, een en ander als bedoeld in artikel 98 van de Wet op het notarisambt. 5.2 Het verwijt van klager dat de notaris zich tegenover hem agressief en partijdig zou hebben opgesteld is bij gebreke aan feitelijke grondslag ongegrond. De notaris heeft betwist dat door hem een agressieve of partijdige houding zou zijn aangenomen. Noch uit het aan de Kamer overgelegde dossier noch uit de behandeling ter zitting is van enige omstandigheid gebleken waaruit kan worden afgeleid dat de notaris zich als zodanig zou hebben opgesteld. Een en ander sluit niet uit dat in de subjectieve beleving van klager van een dergelijke houding sprake is geweest, maar een dergelijke subjectieve beleving kan op zichzelf niet tot de conclusie leiden dat zulks naar objectieve maatstaven gemeten het geval was. De Kamer merkt nog wel op dat het verstandiger zou zijn geweest als de notaris de opbrengst van de woning op zijn derdengeldrekening had laten storten. 5.3 Het vorenoverwogene leidt tot de navolgende beslissing. 6. BESLISSING De Kamer van Toezicht over de notarissen en Kandidaat-Notarissen te Haarlem: - verklaart de klacht ongegrond. Deze beschikking is op 12 april 2006 gegeven door mr A.C. Monster, voorzitter, mrs A.E. Patijn, C. Wisse en N. Vanderveen leden en mr R. Rijkers plaatsvervangend lid in tegenwoordigheid van de secretaris mr Y.H. L’Hoir.