Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0076

Datum uitspraak2007-03-07
Datum gepubliceerd2007-03-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200602794/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 4 oktober 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen het wijzigingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied 1984, wijziging rundvee- en schapenhouderij, Acquoysemeer (Acquoy)" (hierna: het wijzigingsplan) vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 17 januari 2006, kenmerk 2005-011586, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.


Uitspraak

200602794/1. Datum uitspraak: 7 maart 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellante], waarvan de vennoten zijn [vennoot a] en [vennoot b], beiden wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 4 oktober 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen het wijzigingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied 1984, wijziging rundvee- en schapenhouderij, Acquoysemeer (Acquoy)" (hierna: het wijzigingsplan) vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 17 januari 2006, kenmerk 2005-011586, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 12 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2006, beroep ingesteld. Bij faxbericht van 17 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2006, heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 december 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen, vertegenwoordigd door J.E. Strang, ambtenaar van de gemeente, en [partijen], vertegenwoordigd door mr. J.H. Hartman, als partij gehoord. 2.1.    Overwegingen Toetsingskader 2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.    De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast. Het standpunt van verweerder 2.3.    Verweerder heeft het wijzigingsplan in strijd met het Streekplan Gelderland 2005 geacht en heeft aan het wijzigingsplan goedkeuring onthouden.    Volgens verweerder is, omdat het wijzigingsplan na de inwerkingtreding van het Streekplan Gelderland 2005 is vastgesteld, niet het Streekplan Gelderland 1996 van toepassing maar het Streekplan Gelderland 2005.    Verweerder stelt zich op het standpunt dat het plan voorziet in een nieuw agrarisch bouwperceel in een gebied dat in het streekplan deel uitmaakt van het Groen Blauw Raamwerk en is aangeduid als "waardevol open gebied" en "EHS-verweving". Verweerder acht de in het plan voorziene ontwikkeling in strijd met het beleid voor genoemde aanduidingen en het beleid voor de grondgebonden landbouw. Voorts ziet verweerder geen redenen om van zijn beleid af te wijken. Het standpunt van appellante 2.4.    Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het wijzigingsplan.    Volgens appellante heeft verweerder ten onrechte aan het Streekplan Gelderland 2005 getoetst. Appellante stelt dat, nu het ontwerpwijzigingsplan ter inzage heeft gelegen voordat het Streekplan Gelderland 2005 is vastgesteld, verweerder aan het Streekplan Gelderland 1996 had moeten toetsen.    Voorts stelt appellante dat het besluit van verweerder strijd oplevert met het vertrouwensbeginsel, omdat verweerder in 2003 het wijzigingsplan, zonder inhoudelijke opmerkingen te maken, heeft goedgekeurd. Volgens appellante is het onredelijk dat zij de negatieve gevolgen zou moeten dragen van de lange duur van de procedure, waarvoor zij niet verantwoordelijk is.    Appellante stelt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het voorziene bouwperceel de openheid van het landschap aantast. Volgens appellante tast de voorziene bebouwing de openheid van het gebied niet wezenlijk aan en wordt geen afbreuk gedaan aan de Diefdijk als opvallend en beeldbepalend element. Voorts vloeit de keuze voor het bouwperceel voort uit de ruilverkaveling van enkele jaren geleden, aldus appellante. Appellante stelt verder dat haar bedrijf zal worden gevestigd te midden van drie agrarische bedrijven, die zich in de afgelopen jaren in het gebied tussen de Diefdijk, Sonsbrug en Acqouyseweg hebben gevestigd, zodat van een ontoelaatbare ingreep in een open landschap geen sprake is.    Appellante stelt dat uit onderzoek blijkt dat het nieuwe agrarische bouwperceel geen negatief effect zal hebben op de beschermde natuurwaarden. Volgens appellante staat de opname van het plangebied in het Streekplan Gelderland 2005 als "Groen Blauw Raamwerk" niet aan goedkeuring in de weg, omdat het bedrijf de bijzondere (natuur)waarden "waardevol open gebied" en "EHS-verweving", op de bescherming van welke waarden het raamwerk in dit geval is gericht, niet aantast. Vaststelling van de feiten 2.5.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens. 2.5.1.    Het plan betreft een wijziging van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1984" (verder: het bestemmingsplan). Het voorziet in een nieuw agrarisch bouwperceel ten behoeve van bedrijfsgebouwen en een (tweede) bedrijfswoning voor de vestiging van een rundvee- en schapenbedrijf aan de Acquoysemeer in Acquoy op het perceel kadastraal bekend Beesd, sectie K, nummer 240. Het nieuwe bouwperceel komt te liggen tussen de Regulieren en de Diefdijk. 2.5.2.    Het Streekplan Gelderland 2005 (verder: het streekplan) is vastgesteld op 29 juni 2005 en in werking getreden op 21 september 2005. Het plangebied heeft in het streekplan op de ruimtelijke structuurkaart de aanduidingen "EHS-verweving" en "waardevol open gebied" gekregen en is als zodanig opgenomen in het zogenoemde "Groen Blauw Raamwerk". 2.5.3.    In het streekplan is de volgende overgangsbepaling neergelegd: "Voor bestemmingsplannen en aanvragen voor een verklaring van geen bezwaar ex. artikel 19 WRO, dan wel onderdelen van dergelijke plannen en aanvragen, die passen binnen het voorheen geldende Streekplan 1996, doch in strijd zijn met dit Streekplan Gelderland 2005 geldt de volgende overgangsregeling. Indien voornoemde plannen en aanvragen dan wel onderdelen hiervan voor de inwerkingtreding van het streekplan zijn vastgesteld, blijft het beleid van toepassing dat ten tijde van de vaststelling gold." 2.5.4.    In het streekplan is voor waardevolle open gebieden het volgende generieke beleid verwoord: "Voor waardevolle open gebieden geldt de grootschalige openheid als belangrijke kernkwaliteit. Derhalve geldt dat ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, zoals nieuwe bouwlocaties, niet zijn toegestaan. Ook kleine aantallen en kleinschalige vormen kunnen de waardevolle openheid aantasten. Voor overige ruimtelijke ingrepen in de waardevolle open gebieden geldt een 'nee, tenzij'-benadering. Dat wil zeggen dat de ruimtelijke ontwikkeling afhankelijk is van de bijdrage aan de landschapskwaliteit. Hierbij kan sprake zijn van 'compensatie' op gebiedsniveau. Uitbreiding van agrarische bebouwing binnen of aansluitend op het bestaande bouwperceel is mogelijk. Een beeldkwaliteitsplan is bij omvangrijke uitbreiding vereist." 2.5.5.    In het streekplan is voor waardevolle open gebieden het volgende regiospecifieke beleid verwoord: "In de regio Rivierenland zijn binnen de landschappen De Regulieren, Ommerense, Ingensche en Rijswijkse Veld en de Bommelerwaard waardevolle open gebieden te onderscheiden met als belangrijkste kernkwaliteit grootschalige openheid. De kernkwaliteiten van deze landschappen zijn leidend voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze landschappen geldt conform het generieke beleid dat ingrepen die de openheid aantasten, zoals nieuwe bouwlocaties, niet zijn toegestaan. Voor overige ruimtelijke ingrepen geldt een 'nee, tenzij' benadering." 2.5.6.    In het streekplan is voorts aangegeven dat de grondgebonden landbouw een belangrijke rol speelt als beheerder van het landelijk gebied. […] Nieuwvestiging (oprichting van een nieuw bouwperceel) van volwaardige grondgebonden melkveebedrijven en akkerbouwbedrijven is toegestaan, behalve in het Groen Blauw Raamwerk en in de weidevogel- en ganzengebieden van provinciaal belang. 2.5.7.    In het streekplan is verder vermeld dat ruimtelijke ingrepen die in strijd zijn met een essentiële beleidsuitspraak alleen door gedeputeerde staten goedgekeurd kunnen worden nadat provinciale staten door middel van een (partiële) streekplanherziening het beleid hebben gewijzigd. In de daarvoor in aanmerking komende gevallen mogen gedeputeerde staten afwijken van niet-essentiële beleidsuitspraken binnen de volgende grenzen. Wanneer zich een ontwikkeling voordoet die niet past binnen het in dit plan neergelegde beleid zal worden bekeken of er desondanks toch redenen aanwezig zijn om een dergelijke ontwikkeling gewenst te achten en mogelijk te maken. Hierbij worden de verschillende belangen tegen elkaar afgewogen. Indien dit het geval is kan door gedeputeerde staten een voornemen tot afwijken worden voorgelegd aan de Provinciale Commissie Fysieke Leefomgeving. Gedeputeerde staten moeten aantonen dat de voorgenomen afwijking niet in strijd is met een essentiële beleidsuitspraak en dat de afwijking niet ten koste gaat van de samenhang van het ruimtelijk beleid. Het oordeel van de Afdeling 2.6.    Besluiten omtrent goedkeuring van een bestemmingsplan dienen te worden genomen met inachtneming van het recht zoals dat geldt ten tijde van het nemen van dat besluit. Op dezelfde wijze dient verweerder rekening te houden met beleid dat op het moment van de besluitvorming door verweerder van toepassing is. Het wijzigingsplan is vastgesteld op 4 oktober 2005. Het Streekplan Gelderland 2005 is vastgesteld op 29 juni 2005 en in werking getreden op 21 september 2005. Hieruit volgt dat verweerder moet toetsen aan het in dit streekplan neergelegde beleid.  De stelling van appellante dat het wijzigingsplan inhoudelijk gelijk is aan het vorige wijzigingsplan doet hier niet aan af. Het gaat om een nieuw wijzigingsplan waarvoor opnieuw moet worden bezien welk beleid van toepassing is. Ook de stelling dat het overgangsrecht te beperkt is kan niet tot een ander oordeel leiden.    Dat appellante niet verantwoordelijk is voor de lange duur van de procedure en dat daarom de gevolgen daarvan, zoals het van toepassing worden van een ander streekplan, niet voor haar rekening zouden moeten komen, doet eveneens niet af aan het oordeel dat aan het eerdergenoemde streekplan en niet aan het Streekplan Gelderland 1996 getoetst moet worden. Deze omstandigheid kan slechts een rol spelen bij de vraag of er sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van het streekplan had kunnen afwijken.    Het in geding zijnde plandeel is in het streekplan aangeduid als "waardevol open gebied". In het streekplan staat, zoals weergegeven in overweging 2.5.4., dat ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, zoals nieuwe bouwlocaties, niet zijn toegestaan. Ook kleine aantallen en kleinschalige vormen kunnen de waardevolle openheid aantasten. Gelet op dit beleid is de Afdeling van oordeel dat het standpunt van verweerder dat het wijzigingsplan in strijd is met het provinciale beleid juist is. De argumenten van appellante, dat de keuze voor het nieuwe agrarische bouwperceel voorvloeit uit ruilverkaveling van enkele jaren geleden, het bedrijf wordt gevestigd tussen drie agrarische bedrijven die daar in de afgelopen jaren zijn gevestigd, en dat ten aanzien van het gebouwontwerp en de landschappelijke inpassing de impact van de te realiseren bebouwing als niet significant aanwezig kan worden beschouwd, kunnen hier niet aan afdoen omdat de aantasting van de waardevolle openheid door deze argumenten niet wordt weggenomen.    Voorts heeft verweerder zich bij afweging van de belangen van appellante tegen de belangen die gemoeid zijn met het streekplanbeleid in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er in dit geval geen bijzondere omstandigheden zijn die afwijking van het streekplanbeleid rechtvaardigen. 2.7.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.    In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft onthouden aan het plan. De overige argumenten van appellante behoeven daarom geen bespreking.    Het beroep is ongegrond. Proceskosten 2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat. w.g. Bartel                                                w.g. Van Dorst Lid van de enkelvoudige kamer                   ambtenaar van Staat   Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2007 357-535.