
Jurisprudentie
BA0100
Datum uitspraak2007-03-07
Datum gepubliceerd2007-03-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200603543/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-03-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200603543/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij uitspraak van 14 december 2005, in zaak no. 200502776/1, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 februari 2005, no. AWB 04/581, bevestigd (hierna: de uitspraak). De uitspraak is aangehecht.
Uitspraak
200603543/1.
Datum uitspraak: 7 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], gemeente Heusden,
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2005, in zaak no. 200502776/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 14 december 2005, in zaak no. 200502776/1, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 februari 2005, no. AWB 04/581, bevestigd (hierna: de uitspraak). De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 11 mei 2006 heeft verzoeker de Afdeling verzocht de uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 februari 2007, waar verzoeker in persoon en bijgestaan door mr. I.J.J.M. Roorda, advocaat te Vught, is verschenen. Voorts zijn het college van burgemeester en wethouders van Heusden, vertegenwoordigd door mr. A. Verwijs, ambtenaar van de gemeente, en [belanghebbende] daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De uitspraak heeft betrekking op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heusden, waarbij het verzoek van appellant om handhaving van een tuinmuur op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats], is afgewezen.
2.2. Verzoeker baseert zijn verzoek op een zogeheten schetsplanformulier, gedateerd 24 oktober 2005 (hierna: het schetsplanformulier), waaruit volgens hem blijkt dat de tuinmuur het illegale gebruik van het achtergelegen terrein mogelijk maakt. Verzoeker betoogt dat hij het schetsplanformulier niet voor de uitspraak heeft kunnen voorleggen omdat hij dat formulier eerst na de zitting van de Afdeling in zijn bezit heeft gekregen.
2.3. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.4. Blijkens het verzoekschrift beschikte verzoeker reeds vanaf 10 november 2005, derhalve voor de uitspraak, over het schetsplanformulier. Gelet hierop is niet voldaan aan artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Aan de door verzoeker in dit verband aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2006, no. 200506346/2 (JB 2006/143), kan dan ook niet de door hem gewenste betekenis worden toegekend. Het verzoek dat daar aan de orde was, voldeed blijkens die uitspraak wel aan het bepaalde in artikel 8:88, aanhef en onder b, van de Awb. Dat verzoeker het schetsplanformulier eerst na de zitting van de Afdeling van 8 november 2005 in zijn bezit kreeg, doet aan het voorgaande evenmin af, omdat niet de zitting maar de uitspraak bepalend is om als omstandigheid als bedoeld in voormeld artikel aan te merken. Voorts stond het hem vrij het schetsplanformulier na afloop van de zitting alsnog aan de Afdeling toe te zenden.
Hetgeen verzoeker voor het overige betoogt ten aanzien van het door hem gestelde illegale gebruik, kan evenmin tot herziening van de uitspraak leiden. Dat betoog is gebaseerd op reeds voor de uitspraak aangevoerde feiten en omstandigheden. Herziening biedt echter niet de gelegenheid het debat te heropenen over reeds eerder aangevoerde feiten en omstandigheden die niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.
2.5. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening te worden afgewezen, nu geen sprake is van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb.
2.6. Voor een veroordeling van verzoeker in de proceskosten van het college met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, derde volzin, van de Awb, bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Huijben
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2007
313-503.