
Jurisprudentie
BA0116
Datum uitspraak2007-02-15
Datum gepubliceerd2007-03-07
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5197 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-03-07
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5197 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Is het verzoek om voortzetting van de vrijstelling voor het maken van nachtdiensten terecht afgewezen?
Uitspraak
05/5197 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 14 juli 2005, 05/120 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het Dagelijks Bestuur van de Regio Noord- en Midden-Limburg (hierna: dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 15 februari 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2007. Appellant is verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.G.M. Thomassen en H. van Oosterhout, beiden werkzaam bij de Regio Noord- en Midden-Limburg (hierna: Regio).
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren [in] 1947, is werkzaam als centralist in de meldkamer van de sector Veiligheid van de Regio, welke regio met ingang van 1 januari 2002 is ontstaan door samenvoeging van de voordien bestaande gewesten Noord-Limburg en Midden-Limburg.
1.2. Bij brief van 30 december 2003 heeft appellant, onder verwijzing naar met zijn voormalige chef meldkamer gemaakte afspraken dat hij gebruik mocht maken van de zogeheten 55+-regeling, gevraagd om voortzetting van zijn vrijstelling voor het maken van nachtdiensten.
Dit verzoek is afgewezen op grond van de overweging dat er in de toepasselijke arbeids-voorwaardenregeling geen 55+-regeling is opgenomen. Deze afwijzing is na bezwaar gehandhaafd bij het thans in geding zijnde besluit van 12 augustus 2004.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat niet gebleken is dat er een regeling bestaat die een centralist van 55 jaar of ouder vrijstelt van avond- en/of nachtdiensten met behoud van de toelage onregelmatige dienst (TOD).
3. Appellant heeft in hoger beroep, ten bewijze van het bestaan van een 55+-regeling, een circulaire overgelegd van het College voor arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), gericht aan de leden van de VNG. In de circulaire is vermeld dat in het arbeidsvoorwaardenakkoord 1991 is afgesproken dat met ingang van
1 oktober 1991 medewerkers die de leeftijd van 55 jaar en ouder hebben bereikt niet meer verplicht kunnen worden tot het verrichten van nachtdiensten, dat de toelage voor onregelmatige diensten voor deze medewerkers wordt afgebouwd in drie jaar en dat belanghebbenden die de toelage reeds gedurende tien jaren hebben ontvangen, de toelage blijvend behouden. Voorts heeft appellant nog overgelegd artikel 4.3.4. van de Arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Maastricht en enkele pagina’s uit de Bezoldigingsverordening van die gemeente - welke regelingen van toepassing zijn bij de meldkamer van de Regio Limburg-Zuid - waaruit naar voren komt dat aldaar voor ambtenaren van 55 jaar en ouder de regeling zoals neergelegd in de hiervoor weergegeven circulaire wel geldt.
3.1. Het dagelijks bestuur handhaaft het standpunt dat een dergelijke regeling niet geldt bij zijn Regio en dat het zo’n regeling ook niet wenst in te voeren omdat daarmee de last van de nachtdiensten in de meldkamer verdeeld moet worden over een kleiner aantal medewerkers.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Naar vaste jurisprudentie - verwezen kan worden naar de uitspraken van 24 mei 2002, LJN AE4594, gepubliceerd in TAR 2003, 5, en van 8 juli 2004, LJN AQ5435 - kunnen individuele ambtenaren, zoals appellant, aan een onderhandelingsakkoord niet rechtstreeks rechtspositionele aanspraken ontlenen. Zij ontlenen dergelijke aanspraken aan de ter bepaling van hun rechtspositie gegeven algemeen verbindende voorschriften en in dat kader gegeven beleidsregels en voorts aan anderszins bevoegdelijk gedane toezeggingen.
In aanmerking genomen dat de bij de VNG aangesloten gemeenten niet verplicht zijn de uitkomsten van het arbeidsvoorwaardenakkoord over te nemen in hun arbeidsvoor-waardenregeling betekent dit dat, nu een 55+-regeling in de Arbeidsvoorwaardenregeling van de Regio ontbreekt, appellant geen aanspraak heeft op vrijstelling van nachtdiensten met behoud van TOD. Ook overigens is er geen wettelijk voorschrift dat ertoe verplicht om 55-jarigen desgewenst vrij te stellen van nachtdiensten.
4.2. Naar blijkt uit het door het dagelijks bestuur ter zitting desgevraagd overgelegde Sociaal Statuut ter gelegenheid van de integratie van het Gewest Midden- Limburg en het Gewest Noord-Limburg en de daarbij gevoegde Inventarisatie rechtspositieregelingen in het kader van de integratie - in welke inventarisatie een vergelijking is gemaakt tussen de in beide voormalige gewesten geldende regelingen - gold een 55+-regeling evenmin in het voormalige Gewest Noord-Limburg, waar appellant tot 1 januari 2002 werkzaam was. Appellant kan dus evenmin via overgangsrecht aanspraak maken op vrijstelling van nachtdiensten.
4.3. Met betrekking tot de (beweerdelijk) in januari 2002 gedane toezegging door de toenmalig chef van de meldkamer die er toe heeft geleid dat appellant in 2002 en 2003 feitelijk is vrijgesteld van nachtdiensten, merkt de Raad, in aanvulling op hetgeen de rechtbank heeft overwogen, nog op dat, ook als van het bestaan van een toezegging wordt uitgegaan, hij het dagelijks bestuur kan volgen in het standpunt dat de chef meldkamer in ieder geval niet bevoegd was om appellant vrij te stellen van nachtdiensten nu daarvoor geen grondslag bestaat in de toepasselijke voorschriften. Dat deze chef, gezien diens arbeidsverleden in een ziekenhuis waar een dergelijke regeling wel gold, mogelijk in de veronderstelling heeft verkeerd dat die regeling ook voor de Regio gold, en appellant daarom gedurende een periode van bijna twee jaar niet is ingeroosterd voor nachtdien-sten, kan er niet toe leiden dat het dagelijks bestuur op grond van het vertrouwensbeginsel gehouden moet worden geacht die vrijstelling ook in en na 2004 ten aanzien van appellant voort te zetten. De vrijstelling is niet schriftelijk door of namens het dagelijks bestuur geformaliseerd en het dagelijks bestuur was van de beweerde vrijstelling niet op de hoogte.
De Raad merkt in dit verband nog op dat de vrijstelling van nachtdiensten overigens niet abrupt is beëindigd, nu reeds in maart of april 2003 aan appellant is duidelijk gemaakt dat hij ten onrechte (met behoud van TOD) was vrijgesteld van nachtdiensten en hij deson-danks pas met ingang van het jaar 2004 opnieuw voor nachtdiensten is ingeroosterd.
5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en K.J. Kraan als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.A. Huizer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2007.
(get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers.
(get.) R.A. Huizer.