Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0140

Datum uitspraak2007-02-22
Datum gepubliceerd2007-03-07
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/5763 MRB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 5 Wet motorrijtuigenbelasting (mrb) Begrip 'weg'. Geen boete wegens Avas. Eiser heeft een tot de bedrijfsvoorraad behorende auto geparkeerd op een stoep waarvan eiser eigenaar is. Ter zake heeft verweerder mrb nageheven. De stoep is op geen enkele wijze van het naastgelegen trottoir afgescheiden en is voor een ieder toegankelijk. De rechtbank oordeelt dat verweerder de naheffingaanslag terecht heeft opgelegd Met betrekking tot de boete heeft eiser aangevoerd dat wist noch kon weten dat hij de auto niet op de stoep kon parkeren zonder mrb verschuldigd te zijn. Hierin ligt besloten dat volgens eiser sprake is van avas. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het complexe karakter van de materie en de onduidelijkheid over het begrip 'weg' in artikel 5 Wet mrb het beroep op avas slaagt. De boete dient daarom te vervallen.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 06/5763 MRB Uitspraakdatum: 22 februari 2007 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [X.], wonende te [Y.], eiser, en de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratie te [P.], verweerder. De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van verweerder van 3 mei 2006 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag (aanslagnummer [00000000000]) en de daarbij opgelegde boete. Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2007. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [.....]. 1. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - vermindert de boete tot nihil en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit; - gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38 vergoedt. 2. Gronden 2.1. Op 5 januari 2006 is door middel van een visuele controle geconstateerd dat het motorrijtuig merk [Q.], met kenteken [AA-AA-00], (hierna: de auto) te koop stond aangeboden vóór de showroom van het Autobedrijf [X.], [adres] te [Y.]. De auto was ten tijde van de controle niet voorzien van handelaarskentekenplaten. 2.2. Naar aanleiding van deze controle is aan eiser op grond van artikel 69, lid 1 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) een naheffingsaanslag opgelegd over de periode van 5 januari 2005 tot en met 6 januari 2006. De nageheven belasting bedraagt € 323. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag is bij beschikking een boete opgelegd ten bedrage van eveneens € 323. 2.3. In geschil is de vraag of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd, welke vraag eiser ontkennend en verweerder bevestigend beantwoordt. Eiser voert aan dat de grond, waarop de auto geparkeerd stond (hierna: de stoep) zijn eigendom is. Verweerder stelt zich op het standpunt dat ook de stoep tot de weg in de zin van artikel 5 van de Wet behoort en dat eiser, door de auto op de stoep te parkeren zonder deze te voorzien van handelaarskentekenplaten, heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 44, derde lid van het Kentekenreglement. 2.4. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Wet in samenhang met artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994, zijn met betrekking tot het gebruik van motorrijtuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad, de krachtens artikel 37, derde en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorwaarden voor het gebruik van die motorrijtuigen en de aldaar bedoelde kentekens van toepassing. Nadere regels ter uitvoering van onder meer het bepaalde in artikel 37 van de Wegenverkeerswet 1994 zijn gesteld in het Kentekenreglement. In artikel 44, derde lid, van het Kentekenreglement is bepaald dat een handelaarskenteken moet worden gebruikt voor voertuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad van degene aan wie het kenteken is opgegeven. Op grond van het vierde lid mag een handelaarskenteken uitsluitend worden gebruikt indien met het voertuig gebruik van de weg wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten van het bedrijf of de persoon aan wie het handelaarskenteken is afgegeven. 2.5. In artikel 5 van de Wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder weg: "elke voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande weg en elk zodanig pad, de in de weg of het pad liggende bruggen en duikers alsmede de tot de weg behorende paden en bermen of zijkanten". Gelet op deze definitie doet de omstandigheid dat de stoep eigendom is van eiser niet ter zake. Ook aan een ander dan de wegbeheerder toebehorende grond wordt tot de weg gerekend indien deze grond aan de omschrijving van artikel 5 van de Wet voldoet. Tot 1 januari 2003 bevatte artikel 5 van de Wet een tweede lid, waarin de uitzondering was opgenomen voor wegen of paden welke niet bij een publiekrechtelijk lichaam in beheer zijn. Deze uitzondering is bij wet van 12 december 2002, Stb. 2002, 617 geschrapt. Derhalve kan ook de omstandigheid dat eiser zelf het beheer heeft van de stoep, hem niet baten. 2.6. Eiser heeft ter zitting de situatie op de plek waar de auto stond geschetst. Daaruit blijkt dat er naast de openbare weg een standaard betegeld trottoir ligt, zonder opritten in de vorm van verlaagde trottoirbanden. Tussen het trottoir en de gevel van het bedrijfspand bevindt zich de stoep, met een breedte van ongeveer twee meter, welke is voorzien van een afwijkende bestrating. Het trottoir en de stoep zijn niet door een hek of op andere wijze van elkaar gescheiden. De stoep is voor een ieder toegankelijk. Gelet op deze feiten is de rechtbank van oordeel dat de stoep tot de weg in de zin van artikel 5 van de Wet behoort. 2.7. Nu met de auto gebruik van de weg is gemaakt zonder dat daarbij is voldaan aan de krachtens artikel 1, lid 2, van de Wet gestelde voorwaarden, is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht de bestreden naheffingsaanslag heeft opgelegd 2.8. Met betrekking tot de boete heeft eiser aangevoerd dat hij niet wist en evenmin kon weten dat hij de auto niet kon parkeren op de stoep zonder motorrijtuigenbelasting verschuldigd te zijn. Hierin ligt besloten dat volgens eiser sprake is van afwezigheid van alle schuld. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval, gelet op het complexe karakter van de materie en de onduidelijk- heid over het begrip weg in de zin van artikel 5 van de Wet, (vergelijk Hof Amsterdam, 26 september 2005, nr. 04/03722; LJN: AU4931) het beroep op afwezigheid van alle schuld slaagt. De boete dient daarom in zijn geheel te vervallen. In zoverre is het beroep gegrond verklaard. 2.9. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard. 2.10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Deze uitspraak is gedaan op 22 februari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.