Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0160

Datum uitspraak2007-02-14
Datum gepubliceerd2007-03-08
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers755-H-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Is omgang tussen de vader en de kinderen mogelijk ? Bemiddeling, zoals bepaald bij tussenbeschikking van dit hof van 25 januari 2006 (zie LJN BA 0157), heeft niet plaatsgehad omdat de vader niet langer zijn medewerking wilde verlenen, onder meer vanwege de kosten. Het hof acht een nieuw onderzoek naar het welzijn van de kinderen niet opportuun. Gelet op de ernstig verstoorde relatie van de ouders en het gevoel van onveiligheid dat daardoor bij de kinderen is ontstaan, zouden de kinderen bij het vaststellen van een omgangsregeling ernstig in hun belangen worden geschaad. De verzoeken van de vader zijn derhalve afgewezen.


Uitspraak

Uitspraak : 14 februari 2007 Rekestnummer : 755-H-05 Rekestnr. rechtbank : 00-8226 GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE FAMILIEKAMER B e s c h i k k i n g in de zaak van [De vader], wonende te [woonplaats], verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de vader, procureur mr. E.M.H. Alkemade, tegen [de moeder], wonende te [woonplaats], verweerster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder. Als belanghebbende is aangemerkt: de raad voor de kinderbescherming, vestiging 's-Gravenhage, hierna te noemen: de raad. HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 25 januari 2006, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij die beschikking is een deskundige benoemd om tussen de ouders te bemiddelen en is iedere verdere beslissing aangehouden. Nadien is bij het hof, naast correspondentie van beide ouders over de betaling van de deskundige, van de zijde van de vader op 5 december 2006 een brief ingekomen. Op 18 december 2006 is de mondelinge behandeling voortgezet. Verschenen zijn: de procureur van de vader, en de moeder. De vader en de raad zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De procureur en de moeder hebben het woord gevoerd, de moeder onder meer aan de hand van bij de stukken gevoegde aantekeningen. [De minderjarige sub 1 ] en [de minderjarige sub 2], de kinderen van de ouders, zijn op 14 december 2006 in raadkamer gehoord. VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. De vader heeft verzocht de bestreden beschikking te vernietigen, het inleidend verzoek van de moeder af te wijzen en te bepalen, dat de ouders zullen meewerken aan bemiddeling en dat een nieuw deskundigenonderzoek naar het welzijn van de kinderen zal plaatshebben, waarbij alle (familie)omstandigheden in aanmerking worden genomen. De moeder heeft hiertegen (voor het eerst ter terechtzitting van het hof van 18 december 2006) verweer gevoerd. 2. Ter terechtzitting van 18 december 2006 is het hof gebleken dat bemiddeling, zoals bepaald in eerdergenoemde tussenbeschikking, niet heeft plaatsgehad en dat de vader uiteindelijk niet meer zijn medewerking aan de bemiddeling wil verlenen, onder meer vanwege de kosten daarvan. 3. Het hof dient nu nog te beslissen over de ontzegging van de omgang en het deskundigenonderzoek naar het welzijn van de kinderen. 4. De vader heeft aangevoerd, dat de rechtbank ten onrechte het recht op omgang voor twee jaar heeft ontzegd. Een ontzegging voor een bepaalde periode is alleen zinvol als gedurende die periode gewerkt wordt aan herstel van de omgang. Daarvan is geen sprake geweest. Volgens de vader doet de moeder er alles aan om hem uit het leven van de kinderen te weren. Hij verzoekt het hof een aanvullend deskundigenonderzoek te gelasten, omdat hij meent dat [de minderjarige sub 1 ] en [de minderjarige sub 2] hulp behoeven en deze niet krijgen. 5. De moeder heeft aangevoerd, dat een nieuw onderzoek niet in het belang van de kinderen is, omdat enerzijds het bij hen wederom veel spanning zal veroorzaken en anderzijds het geen nieuwe informatie zal opleveren. Voorts heeft zij gesteld dat zij samen met de kinderen de afgelopen twee jaren hard heeft gewerkt aan verwerking en herstel. Desondanks zijn de kinderen nog steeds bang en durven zij niet naar de vader. Omgang is de vader derhalve terecht ontzegd, aldus de moeder. 6. Het hof overweegt het volgende. De kinderen zijn tijdens de procedure al verschillende malen aan een onderzoek onderworpen. Zij hebben in raadkamer aan het hof te kennen gegeven nog steeds bang voor de vader te zijn en geen omgang met hem te willen. Het is voor het hof duidelijk dat de kinderen het meest gebaat zouden zijn bij een gedragsverandering van de ouders. De kans om via bemiddeling nader tot elkaar te komen hebben de ouders niet aangegrepen. In deze omstandigheden acht het hof een nieuw deskundigenonderzoek naar het welzijn van de kinderen niet opportuun. Voorts heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof terecht het recht van de vader op omgang voor een bepaalde periode opgeschort, nu het belang van de kinderen dat vorderde. Gelet op de ernstig verstoorde relatie van de ouders en het gevoel van onveiligheid dat daardoor bij de kinderen is ontstaan, zou een omgangsregeling zulke grote spanningen bij [de minderjarige sub 1 ] en [de minderjarige sub 2] teweeg hebben gebracht, dat hun belangen ernstig zouden zijn geschaad. 7. Dit brengt met zich, dat de verzoeken van de vader moeten worden afgewezen en dat beslist moet worden als volgt. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen; wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. Reinking, Pannekoek-Dubois en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Martens als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2007.