Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0195

Datum uitspraak2007-02-19
Datum gepubliceerd2007-03-21
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/7811 WW44
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluiten van 20 april 2006 heeft verweerder bouwvergunning verleend voor de plaatsing van een betonnen damwand ten behoeve van de grondkering alsmede een vergunning voor de verlenging van een duiker op een perceel aan de noordzijde van de an de noordzijde van de Vrijenbanselaan te Rijswijk. Eiseres stelt dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt in deze zaak, omdat zij gronden in eigendom heeft die direct grenzen aan de gronden waarop de bouwplannen betrekking hebben en omdat verweerder door de bouwvergunningen te verlenen klaarblijkelijk vooruitloopt op het toekomstige bestemmingsplan. Inhoudelijk heeft zij bezwaar tegen de keuze voor het tracé van tramlijn 19 nabij haar bedrijf. Op grond van het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat vanaf het perceel van eiseres ten gevolge van de aanwezigheid van een groenstrook en een betonnen muur in het geheel geen zicht op de bouwwerken zal bestaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet kan worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb.


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage sector bestuursrecht eerste afdeling, enkelvoudige kamer Reg. nr. AWB 06/7811 WW44 UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Uitspraak in het geding tussen Van Puffelen Recycling B.V., gevestigd te [gemeente A], eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder. Derde partij: het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden, vergunninghouder. Ontstaan en loop van het geding Bij besluiten van 20 april 2006 heeft verweerder bouwvergunning verleend voor de plaatsing van een betonnen damwand ten behoeve van de grondkering alsmede een vergunning voor de verlenging van een duiker op een perceel aan de noordzijde van de Vrijenbanselaan te Rijswijk.. Bij besluit van 22 augustus 2006, verzonden op 25 augustus 2006, heeft verweerder het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar primair niet-ontvankelijk en subsidiair ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 2 oktober 2006, ingekomen per faxbericht bij de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. De derde partij heeft bij brief van 7 december 2006 zijn zienswijze op het beroep gegeven. Eiseres heeft enige stukken overgelegd. Het beroep is op 8 februari 2007 ter zitting behandeld. Namens eiseres is verschenen [...], bijgestaan door mr. M.R. Plug, advocaat te Delft. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [...], mr.drs. W.I. Togtema en [...], bijgestaan door mr. R.J.G. Bäcker, advocaat te Rotterdam. Namens vergunninghouder is verschenen mr. R.J.G. Bäcker. Motivering Verweerder heeft de bezwaren van eiseres primair niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een direct dan wel indirect belang bij het primaire besluit. Eiseres stelt dat zij wel als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat zij gronden in eigendom heeft die direct grenzen aan de gronden waarop de bouwplannen betrekking hebben en omdat verweerder door de bouwvergunningen te verlenen klaarblijkelijk vooruitloopt op het toekomstige bestemmingsplan. Daarnaast acht zij het onzorgvuldig dat aan de ontvankelijkheid in de bezwaarfase geen aandacht is besteed, ook niet op de hoorzitting. Inhoudelijk heeft zij bezwaar tegen de keuze voor het tracé van tramlijn 19 nabij haar bedrijf. In het voorontwerp-bestemmingsplan wordt onvoldoende rekening gehouden met de belangen van eiseres. De rechtbank overweegt het volgende. Eiseres heeft een beroep gedaan op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 14 augustus 2002 (AB 2002, 394) en van 13 juli 2005 (AB 2005, 279). In laatstgenoemde uitspraak heeft de Afdeling beslist dat reeds omdat een partij eigenaar is van het perceel waarop het besluit betrekking heeft, die partij belanghebbende is bij het besluit tot verlening van de bouwvergunning. Vaststaat dat in dit geval de bouwwerken niet op aan eiseres in eigendom behorende gronden zullen worden gebouwd, zodat deze uitspraak in dit geval niet van toepassing is. Ook aan het in de uitspraak van de Afdeling van 14 augustus 2002 genoemde criterium, te weten het in de onmiddellijke nabijheid van het bouwplan in eigendom hebben van gronden, wordt naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet voldaan. Ter zitting is gebleken dat tussen het terrein van eiseres en de bouwlocatie gronden in eigendom van de gemeente zijn gelegen. De afstand tussen het perceel van eiseres en de bouwlocatie bedraagt tenminste 130 meter. In haar uitspraak van 1 november 2006 (LJN:AZ1268) heeft de Afdeling overwogen dat indien geen zicht bestaat op de bouwlocatie, de desbetreffende gronden niet grenzen aan het perceel van eiseres en anderszins evenmin is gebleken van specifieke omstandigheden die maken dat eiseres rechtstreeks in haar belang is getroffen, zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Op grond van het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat vanaf het perceel van eiseres ten gevolge van de aanwezigheid van een groenstrook en een betonnen muur in het geheel geen zicht op de bouwwerken zal bestaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet kan worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb. Verweerder dient in het kader van de bezwaarprocedure ambtshalve de ontvankelijkheid te onderzoeken. Dat dit aspect tijdens de hoorzitting niet aan de orde is gekomen acht de rechtbank op zichzelf onjuist, maar leidt in verband met het vorenstaande niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is . De bezwaren tegen het tracé van lijn 19 dient eiseres in de bestemmings-planprocedure naar voren te brengen en kan haar in deze procedure geen rechtstreeks belang opleveren. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat mogelijk wordt vooruit gelopen op een nieuw bestemmingsplan. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar van eiseres dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Aangezien de niet-ontvankelijk verklaring betekent dat de bezwaren niet inhoudelijk kunnen worden beoordeeld is de subsidiaire ongegrondverklaring van de bezwaren niet juist. Eiseres heeft echter geen belang bij vernietiging van dit onderdeel van het besluit. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep ongegrond. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aldus gegeven door mr. E.R. Eggeraat en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2007, in tegenwoordigheid van de griffier drs. A.C.P. Witsiers.