
Jurisprudentie
BA0196
Datum uitspraak2007-02-01
Datum gepubliceerd2007-03-26
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers06/556
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-03-26
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers06/556
Statusgepubliceerd
Indicatie
Woz. Ambtshalve vermindering art. 22 beschikking gevolgd door art. 25 beschikking. Mutatiebeschikking ten onrechte afgegeven.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM, nevenzittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/556
Uitspraakdatum: 1 februari 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-laan 1 te Z (hierna: de woning), per waardepeildatum en toestandsdatum 1 januari 2003, vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2005 tot 1 januari 2007 op € 455.000 (eerste beschikking). In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelasting 2005 bekend gemaakt.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 8 december 2005 de waarde en de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen bij brief van 21 december 2005, ontvangen bij de rechtbank op 22 december 2005, beroep ingesteld.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Met dagtekening 14 maart 2006 heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingediend. Hierin concludeert verweerder tot een ambtshalve vermindering van de vastgestelde WOZ-waarde naar een waarde van € 278.335. Tevens heeft verweerder in hetzelfde geschrift bij beschikking krachtens artikel 19, tweede lid jo. artikel 25 van de Wet WOZ de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2003 en toestandsdatum 1 januari 2005, vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2005 tot 1 januari 2007 op € 455.000 (tweede beschikking). Hiertegen heeft eiser met dagtekening 9 maart 2006 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 maart 2006 de waarde gehandhaafd. Eiser heeft daartegen met dagtekening 11 april 2006, ontvangen bij de rechtbank op 12 april 2006, beroep ingesteld.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2007 te Amsterdam. Namens verweerder is verschenen mr. A, B (taxateur) en mr. C. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 4 december 2006 aan X op het adres a-laan 1 te Z, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TPG Post is gebleken dat de brief op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Eiser is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een huis in een rij met garage en schuur. De oppervlakte van de woning is ongeveer 165 m². De woning is een nieuwbouwwoning. Eiser heeft op 8 januari 2002 een koop/aanneemovereenkomst gesloten ten bedrage van € 451.511. De woning is tussen 2003 en 2005 opgeleverd.
3. Geschil
3.1. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum.
3.2. Eiser heeft – zakelijk weergegeven – gesteld dat de toestandsdatum van 1 januari 2003 onjuist is aangezien de woning op die datum nog niet was opgeleverd. Voorts heeft verweerder de perceeloppervlakte verkeerd berekend, zijn er na de oplevering van de woning verborgen gebreken gevonden en is verweerder voorbijgegaan aan het feit dat a-buurt nog geen complete infrastructuur heeft.. Eiser heeft aangegeven dat de prijzen voor koopwoningen in Z vanaf 2002 zijn gedaald.
3.3. Verweerder heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat op basis van het “overzicht taxatiewaarden” en rekening houdend met de argumenten van eiser, de woning niet te hoog is gewaardeerd. Voorts heeft verweerder gesteld dat bij de eerste beschikking een onjuiste toestandsdatum is aangegeven. Derhalve is de eerste beschikking ambtshalve vermindert en is er een tweede beschikking genomen op basis van artikel 19, tweede lid jo. artikel 25 van de Wet WOZ.
4. Beoordeling van het geschil
Met betrekking tot de eerste beschikking
4.1. In zijn beroepschrift bepleit eiser een waarde van € 278.335. Verweerder heeft in de beroepsfase aangegeven de eerste beschikking ambtshalve te verminderen en de WOZ-waarde te herzien tot een waarde van € 278.335. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Met betrekking tot de tweede beschikking
4.2. In artikel 18, eerste lid, van de Wet WOZ is bepaald dat de waarde van een onroerende zaak wordt bepaald naar de waarde die de zaak op de waardepeildatum heeft naar de staat waarin deze op die datum verkeert. Voor het onderhavige tijdvak betekent dit de waarde naar het waardepeil en naar de toestand op 1 januari 2003.
4.3. Artikel 19, tweede lid, Wet WOZ bevat een afwijking van bovengenoemde hoofdregel. Op grond van dit artikel wordt de waarde van een onroerende zaak, die in het tijdvak waarvoor de waarde is vastgesteld is gewijzigd als gevolg van bouw, bepaald naar de staat van die zaak aan het begin van het kalenderjaar volgende op het jaar waarin de bouw zijn beslag heeft gekregen. Voor de onderhavige zaak zou artikel 19, tweede lid, Wet WOZ dus betekenis hebben indien bedoelde wijziging zich zou hebben voorgedaan in het tijdvak van 1 januari 2005 tot 1 januari 2007.
4.4. Nu vaststaat dat de woning tussen 2003 en 2005 is opgeleverd heeft zich een situatie voorgedaan zoals bedoelt in artikel 19, tweede lid, Wet WOZ. Deze situatie kan evenwel geen invloed hebben op de waardevaststelling op de onderhavige waardepeildatum nu de wijziging zich heeft voorgedaan in het tijdvak waarvoor het waardepeil en de toestand gold op 1 januari 1999. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder ten onrechte beschikking 2 heeft genomen.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de eerste beschikking met dagtekening 8 december 2005;
- handhaaft de waarde welke bij ambtshalve vermindering is vastgesteld op € 278.335;
- vermindert de aanslag onroerende-zaakbelasting tot een aanslag berekend naar een waarde van € 278.335;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de tweede beschikking met dagtekening 14 maart 2006
- gelast dat de gemeente Amsterdam het door eiser betaalde griffierecht van € 37 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 1 februari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.H.W. Verdegaal, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.