Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0284

Datum uitspraak2007-03-09
Datum gepubliceerd2007-03-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4024 AOW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering AOW-uitkering. Betrokkene heeft niet aannemelijk kunnen maken dat hij in Nederland voor de AOW verzekerd is geweest.


Uitspraak

05/4024 AOW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2005, 04/2377 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 9 maart 2007 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Appellant heeft nog een nader stuk ingezonden. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2007. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes. II. OVERWEGINGEN Appellant heeft op 3 oktober 2002 de Svb verzocht hem in aanmerking te brengen voor een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hij heeft daarbij aangegeven van 1973 tot in 1974 in Culemborg te hebben gewerkt en in die periode in Utrecht te hebben gewoond. De Svb heeft navraag gedaan bij de afdeling burgerzaken van de gemeente Utrecht. Aldaar was appellant niet bekend. Bij besluit van 2 mei 2003 heeft de Svb appellant een AOW-pensioen geweigerd. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft daarbij gesteld van 1972 tot in 1974 werkzaam te zijn geweest bij De Groot’s baksteenindustrie in Culemborg. Voorts heeft appellant een formulier ‘salarisoverboeking naar Marokko’ overgelegd, waarmee door hem geld is over overgemaakt van Nederland naar Marokko. De Svb heeft genoemd bedrijf niet kunnen traceren en heeft bij het bestreden besluit van 3 mei 2004 zijn besluit van 2 mei 2003 gehandhaafd. Appellants beroep tegen het bestreden besluit is bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat appellant niet aannemelijk heeft kunnen maken dat hij in Nederland voor de AOW verzekerd is geweest. Niet is kunnen blijken dat appellant ingezetene is geweest dan wel ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid onderworpen is geweest aan de loonbelasting. Voor dit laatste heeft de rechtbank het formulier ‘salarisoverboeking naar Marokko’ onvoldoende geacht. De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Appellant heeft geen gegevens kunnen aandragen waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is geweest van een verzekering voor de AOW. Hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht, wijkt niet af van wat in eerste aanleg al is besproken, zodat er geen aanknopingspunt is om tot een ander oordeel te komen. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.F. van Moorst als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2007. (get.) M.M. van der Kade. (get.) M.F. van Moorst.