Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0377

Datum uitspraak2007-02-23
Datum gepubliceerd2007-03-12
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/1018 ANW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Was betrokkene op het tijdstip van overlijden van de echtgenoot verzekerd voor de Anw?


Uitspraak

Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante] (hierna: appellante) tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2006, 04/4532 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 23 februari 2007 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2007. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek. II. OVERWEGINGEN Aan de aangevallen uitspraak, waarbij voor eiseres moet worden gelezen appellante en voor verweerder de Svb, ontleent de Raad de volgende feiten en omstandigheden: “Eiseres heeft bij verweerder op 6 mei 2004 een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw) aangevraagd in verband met het overlijden van haar echtgenoot, [echtgenoot], op 1 februari 2001. Bij het primaire besluit van 21 mei 2004 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat zij geen recht heeft op een nabestaandenuitkering ingevolge de Anw. Daarbij heeft verweerder overwogen dat de echtgenoot van eiseres op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de Anw. Ook heeft zij op grond van internationale regelingen geen recht op een Anw-uitkering. Eiseres heeft bij schrijven van 7 juni 2004 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft aangevoerd dat haar echtgenoot arbeider is geweest in Nederland, dat zij in Nederland gewoond heeft met haar echtgenoot, en dat een van haar kinderen in Nederland is geboren. Zij beroept zich verder op haar slechte financiële situatie.” De rechtbank heeft vervolgens als volgt overwogen: “De rechtbank stelt vast dat het beroepsschrift tijdig is ingediend nu uit het poststempel op de envelop blijkt dat deze op 8 september 2004 ter post is bezorgd en het beroepsschrift is ontvangen op 21 september 2004. In geschil tussen partijen is of eiseres in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Anw, dan wel of op het tijdstip van overlijden de echtgenoot van eiseres verzekerd was voor de Anw. Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Anw is verzekerd overeenkomstig de bepalingen van de Anw degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. In het derde lid van voornoemd artikel is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, in afwijking van het eerste lid, uitbreiding dan wel beperking kan worden gegeven aan de kring der verzekerden. Op grond van deze bepaling is het Koninklijk Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, besluit van 24 december 1998, Stb.1998. 746 (KB 746) in werking getreden. Artikel 26 van het KB 746 is met ingang van 1 januari 2000 vervallen. De rechtbank overweegt in dit verband dat er vanuit moet worden gegaan dat de echtgenoot van eiseres sedert 1983 weer in Marokko woonde, nu verweerders stelling daaromtrent in het bestreden besluit door eiseres niet is bestreden. Gesteld noch gebleken is dat de echtgenoot van eiseres sedert zijn terugkeer in Marokko op enig moment verzekerd is geweest voor de Anw, hetzij verplicht op grond van het feit dat hij een uitkering uit Nederland ontving, hetzij vanwege deelname aan de vrijwillige verzekering. Op grond van artikel 13a, aanhef en onder a, van de Anw wordt zo nodig in afwijking van artikel 13 en de daarop berustende bepalingen als verzekerde aangemerkt de persoon van wie de verzekering op grond van de Anw voortvloeit uit de toepassing van bepalingen van een verdrag of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie. Uit de stukken leidt de rechtbank af dat de echtgenoot van eiseres op de datum van zijn overlijden evenmin was verzekerd ingevolge de wettelijke regelingen van Marokko, zodat hij op de dag van zijn overlijden ook niet met toepassing van artikel 22 van het Algemeen Verdrag inzake Sociale Zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko van 14 februari 1972 als verzekerde kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt dan ook vast dat verweerder terecht heeft beslist dat de echtgenoot van eiseres niet verzekerd was op het tijdstip van overlijden, zodat eiseres geen recht heeft op een nabestaandenuitkering ingevolge de Anw.” De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante in essentie haar in eerste aanleg aangevoerde grieven herhaald. De Raad overweegt als volgt. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met appellantes stellingname in eerste aanleg geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De Raad concludeert dat het hoger beroep vergeefs is ingesteld. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Kova?cs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2007. (get.) H.J. Simon (get.) A. Kova?cs Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden. MK III. DÉCISION La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), statue: confirme la décision attaquée. Par conséquent, décidée par M. le maître H.J. Simon en présence de le maître A. Kova?cs en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 23 février 2007 (get.) H.J. Simon (get.) A. Kova?cs Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de salaire au sens des articles 4 à 8 de la Loi de coordination des assurances sociales. MK