Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0400

Datum uitspraak2007-03-09
Datum gepubliceerd2007-03-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830350-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onderzochte heeft ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan kunnen inzien, doch is in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat geweest zijn wil in vrijheid te bepalen. De onderzochte was ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit lijdende aan een zodanige ziekelijke stoornis zijner geestvermogens dat dit feit hem slechts in sterk verminderde mate kan worden toegerekend.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1984, wonende te [woonplaats verdachte], thans verblijvende in [plaats van detentie verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft laatstelijk plaatsgehad op 23 februari 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. van der Molen, advocaat te Assen. De officier van justitie mr. J.L. van den Broek acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: 18 maanden gevangenisstraf, met aftrek ex artikel 27 Wet boek van Strafrecht, terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en teruggave aan verdachte van een spijkerbroek. Met betrekking tot de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 19.830267-04 vordert hij de tenuitvoerlegging van 2 maanden gevangenisstraf. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 19 november 2005, in de gemeente Aa en Hunze, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een auto (merk Ford Escort) staande naast of nabij een woning gelegen aan/nabij de Ruiterweg, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een in/aan die auto aanwezige sjaal, althans een dergelijk voorwerp, in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in en/of aan die auto aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar - voor de inboedel van en/of losse voorwerpen in die auto en/of - voor (een) op korte afstand van die auto gelegen woning en/of - voor de inboedel van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die woning aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 21 november 2005 te Schipborg, gemeente Aa en Hunze, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 19 november 2005, in de gemeente Aa en Hunze, opzettelijk brand heeft gesticht in een auto (merk Ford Escort) staande nabij een woning gelegen aan de Ruiterweg, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een in die auto aanwezige sjaal in brand gestoken, ten gevolge waarvan die auto is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar -voor voorwerpen in die auto en -voor een op korte afstand van die auto gelegen woning en -voor de inboedel van die woning en levensgevaar voor in die woning aanwezige personen, te duchten was. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het primair bewezen verklaarde levert op: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank heeft kennis genomen van een rapport d.d. 14 december 2006, opgemaakt door L.H.W.M. Kaiser, psychiater bij het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie, zakelijk weergegeven: onderzochte heeft ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid -overeenkomstig een dergelijk besef- te bepalen. De onderzochte was ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit lijdende aan een zodanige ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat dit feit -indien bewezen- hem slechts in sterk verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in sterk verminderde mate. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: -de aard en de ernst van het gepleegde feit; -de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; -hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; -de eis van de officier van justitie; -het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte; -de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 24 november 2005, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval naast het opleggen van na te melden maatregel van terbeschikkingstelling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. MOTIVERING MAATREGELVAN TERBESCHIKKINGSTELLING. Door de gedragsdeskundigen L.H.W.M. Kaiser, psychiater en J.M. Oudejans, psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht, die de verdachte beiden hebben onderzocht, is op 14 december 2006 gezamenlijk een met reden omkleed, gedagtekend en ondertekend advies uitgebracht. De conclusies van het advies luiden, zakelijk weergegeven: betrokkene's cerebrale pathologie en de daaraan inherente defecten hebben een chronisch, irreversibel karakter en zullen hem ook in de toekomst ernstig belemmeren in zijn vermogen frustratie, krenkingen, (vermeende) afwijzingen en conflicten met personen met wie hij een affectieve band heeft adequaat te hanteren en daarbij voldoende greep te houden op zijn agressieve impulsen. Betrokkene verliest op basis van zijn cerebrale pathologie in conflicten en in meer complexe en onoverzichtelijke sociale interacties snel het overzicht. Misverstanden, frustraties en conflicten zullen met een grote vanzelfsprekendheid opnieuw ontstaan, waarbij betrokkene op basis van zijn cerebrale pathologie snel agressief geprikkeld wordt. De beschikbaarheid van maatschappelijk acceptabele gedragsalternatieven is dan uiterst klein, mede omdat betrokkene op basis van zijn pathologie niet of nauwelijks in staat is om, wanneer hij eenmaal agressief geprikkeld is, innerlijke afwegingen te maken, innerlijk overleg te voeren, alternatieven te overwegen, zichzelf af te remmen en bij te sturen, zijn impulsen te controleren en de consequenties en risico's van zijn handelen goed te overzien en in te schatten. Betrokkene mist ieder ziekte-inzicht en mist op basis van zijn pathologie ook het vermogen om van eerdere ervaringen te leren. De kans dat hij uit zichzelf adequate hulp en begeleiding zal zoeken is dan ook nihil. Gegeven het bovenstaande is de kans groot dat betrokkene, wanneer hij -zoals te verwachten valt- opnieuw agressief geprikkeld wordt, tot onbezonnen impulsief-agressieve acties komt die een reëel gevaar vormen voor anderen, met name personen met wie hij een affectieve band heeft. Deze risicoanalyse leidt tot de conclusie dat er sprake is van een reëel recidiverisico. Teneinde de recidivekans te verkleinen is het noodzakelijk dat betrokkene behandeld wordt in een klinische setting waar men gespecialiseerd is in de multidisciplinaire behandeling van mensen met niet-aangeboren hersenletsel, een zogenaamde NAH-kliniek. De rechtbank verenigt zich met de bovenstaande conclusies en maakt die tot de hare. Op grond van die conclusies en de adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond. Verdachte is uitgebreid onderzocht en op grond daarvan is gekoerst op een ter beschikkingstelling onder voorwaarden. Nu ook ter zitting niet van enige bereidheid is gebleken van de verdachte te willen voldoen aan de voorwaarden in het kader van een ter beschikkingstelling met voorwaarden zal de rechtbank daarom gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en zal bevelen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Het door de verdachte begane feit is een misdrijf, waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld . Op grond van het bovenstaande en mede gelet op de ernst van het begane feit, is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid voor personen en goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling en de verpleging van overheidswege eist. De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en zal bevelen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 14g, 14h, 14i, 37a, 37b en 37c van het Wetboek van Strafrecht. VORDERING TENUITVOERLEGGING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING ONDER PARKETNUMMER 19/830267-04 De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf bij vonnis van de politierechter te Assen d.d. 11 april 2005, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 473 dagen; de rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd. De rechtbank stelt vast dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling een periode van vier jaar te boven mag gaan. De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp: - één spijkerbroek, kleur blauw. Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830267-04 De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 11 april 2005 door de politierechter te Assen gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. A. Rombouts-Nieuwstraten en mr. H. Wolthuis, rechters in tegenwoordigheid van E.W. Hoekstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 09 maart 2007.