Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0440

Datum uitspraak2007-03-09
Datum gepubliceerd2007-03-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3569 WSF
Statusgepubliceerd


Indicatie

Opgelegde vordering wegens meerinkomen en de vordering wegens het in bezit gehad hebben van de OV-studentenkaart.


Uitspraak

06/3569 WSF Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 mei 2006, nr. 05/368 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep). Datum uitspraak: 9 maart 2007 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2007. Appellante is in persoon verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. K.F. Hofstee. II. OVERWEGINGEN Bij besluit van 18 januari 2005 heeft de IB-Groep, wegens overschrijding van de inkomensgrens in het jaar 2001, aan appellante een vordering wegens meerinkomen alsmede een vordering wegens het in bezit gehad hebben van een OV-studentenkaart gedurende de maanden januari tot en met mei en oktober tot en met december 2001 opgelegd. Bij besluit van 1 maart 2005 heeft de IB-Groep het bezwaarschrift van appellante tegen het besluit van 18 januari 2005 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van 1 maart 2005 bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij destijds door medewerkers van het steunpunt van de IB-Groep verkeerd is voorgelicht over de gevolgen van het aanvragen van een nullening, maar dat zij dat vijf jaar na dato niet meer kan bewijzen. Naar haar mening dient een nullening geen enkel doel, behalve dat van misleiding van de studerende. Deze grief treft geen doel. Er bestaat geen enkele zekerheid over de vraagstelling waarmee appellante zich destijds tot het steunpunt heeft gewend, noch over het door het steunpunt gegeven antwoord. Er is dan ook geen grond om als vaststaand aan te nemen dat appellante onjuist is voorgelicht. De opgelegde vordering wegens meerinkomen en de vordering wegens het in bezit gehad hebben van de OV-studentenkaart zijn volledig in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de Wet studiefinanciering 2000. De Raad verwijst met instemming naar hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft overwogen. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2007. (get.) J. Janssen. (get.) M.H.A. Uri. TM