Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0442

Datum uitspraak2007-03-09
Datum gepubliceerd2007-03-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/2670 WSF
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet kan worden gezegd dat betrokkene er redelijkerwijs geen verwijt van kan worden gemaakt dat hij de afwijking tussen het opgegeven woonadres en het GBA-adres niet ongedaan heeft gemaakt.


Uitspraak

06/2670 WSF Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 27 maart 2006, nr. 05/1168 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep) Datum uitspraak: 9 maart 2007 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2007. Voor appellant verschenen G.J.J.M. Strik, wonende te Molenhoek. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. K.F. Hofstee. II. OVERWEGINGEN Bij schrijven van 16 maart 2005 heeft de IB-Groep aan appellant meegedeeld dat bij controle is gebleken dat het woonadres dat hij aan de IB-Groep heeft doorgegeven ([adres 1]) in de maand februari 2005 afwijkt van het adres waarop hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) staat ingeschreven ([adres 2]). Appellant is in die brief gewaarschuwd dat indien hij de afwijking tussen beide adressen niet binnen vier weken ongedaan maakt, de hem toegekende beurs naar de norm voor een uitwonende studerende met ingang van februari 2005 wordt omgezet in een beurs naar de norm voor een thuiswonende studerende. Appellant heeft niet op deze brief gereageerd. Vervolgens heeft de IB-Groep bij besluit van 13 mei 2005 de aan appellant toegekende studiefinanciering met ingang van februari 2005 omgezet in een beurs naar de norm voor een thuiswonende. Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is bij besluit van 28 juli 2005 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd omdat de IB-Groep appellant er niet op heeft gewezen dat hij een modelbezwaarschrift had gebruikt dat voor andersoortige gevallen is bestemd. De rechtbank heeft voorts bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven, aangezien het volgen van een nieuw besluitvormingstraject materieel zal leiden tot dezelfde uitkomst als het vernietigde besluit. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het voor haar niet aannemelijk is geworden dat appellant er redelijkerwijs geen verwijt van kan worden gemaakt dat hij de discrepantie tussen het GBA-adres en het bij de IB-Groep geregistreerde woonadres niet binnen de hem gestelde termijn van vier weken heeft opgeheven. Appellant stelt dat hij, onder het toeziend oog van zijn vader, zijn nieuwe woonadres in de kerstvakantie via zijn account bij Mijn IB-Groep heeft doorgegeven. Na de vakantie heeft hij zijn inschrijving in de GBA in orde gemaakt. Hij heeft niet gemerkt dat de adreswijziging via Mijn IB-Groep niet was gelukt. De waarschuwingsbrief (gedingstuk 3.1), gericht aan zijn oude adres (het bij de IB-Groep nog steeds als woonadres geregistreerde adres) heeft hem niet bereikt; het pand was inmiddels gesloopt. De kopie van die brief (gedingstuk 3.2), gericht aan het GBA-adres (= het adres waar appellant feitelijk woonde), heeft hij, naar hij stelt, ook niet ontvangen. Appellant is van mening dat hem redelijkerwijs geen verwijt treft. Hij vindt het wrang dat hij als daadwerkelijk uitwonend student als gevolg van een formele misser geen uitwonendenbeurs krijgt. Evenals de rechtbank wijst de Raad erop dat het om voor een uitwonendenbeurs in aanmerking te komen niet voldoende is om uitwonend te zijn; er moet tevens zijn voldaan aan de voorwaarde dat het aan de IB-Groep opgegeven woonadres overeenstemt met het GBA-adres. Appellant heeft echter niet gezorgd voor overeenstemming tussen beide adressen. Hij heeft op de een of andere manier een fout gemaakt bij het via Mijn IB-Groep invoeren van zijn nieuwe adres in het computersysteem van de IB-Groep als gevolg waarvan zijn oude adres in het systeem is blijven staan. Hij heeft zijn juiste woonadres ook niet alsnog binnen de hem in de waarschuwingsbrief gestelde termijn van vier weken doorgegeven. De Raad deelt het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden gezegd dat appellant er redelijkerwijs geen verwijt van kan worden gemaakt dat hij de afwijking tussen het opgegeven woonadres en het GBA-adres niet ongedaan heeft gemaakt. Het hoger beroep treft derhalve geen doel. Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2007. (get.) J. Janssen. (get.) M.H.A. Uri. MH