Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0550

Datum uitspraak2007-03-14
Datum gepubliceerd2007-03-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460629-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promisuitspraak: Huiselijk geweld bestraft met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte dient zich te laten behandelen.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460629-06 Uitspraak d.d.: 14 maart 2007 tegenspraak/ dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [plaats], thans gedetineerd in de PI Achterhoek te Zutphen. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2007. Ter terechtzitting gegeven beslissingen Ter terechtzitting is het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis afgewezen. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 18 november 2006 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde zijn, verdachtes, echtgenote, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een schroevendraaier meermalen, althans éénmaal, in de rug, althans in het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; artikel 304 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op of omstreeks 18 november 2006 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een schroevendraaier meermalen, althans éénmaal, in de rug, althans in het lichaam, heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 304 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 november 2006 tot en met 18 november 2006 in de gemeente Apeldoorn (telkens) opzettelijk mishandelend [slachtoffer], zijnde zijn, verdachtes, echtgenote, meermalen, althans éénmaal, tegen en/of op het/de be(e)n(en) en/of tegen en/of op de arm(en) en/of tegen en/of op het gezicht, althans tegen en/of op het lichaam, heeft geslagen en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 304 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 18 november 2006 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, -voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden teoegevoegd: "Als je wat zegt, dan pak ik mes en snijd je in stukken" en/of -voornoemde [slachtoffer] een schroevendraaier getoond en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek je een oog uit" en/of "Ik steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of -een schroevendraaier tegen de nek, althans tegen het lichaam, gedrukt en/of gehouden; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan 1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 primair (poging zware mishandeling), 2 (mishandeling van zijn echtgenote meermalen gepleegd) en 3 (bedreiging). 2. De raadsman van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van feit 1 primair, nu niet bewezen is dat het slachtoffer op de stoel zat toen verdachte met de schroevendraaier door de rugzijde van de stoel stak. De verklaring van het slachtoffer hierover is het enige bewijsmiddel. Verdachte ontkent te hebben gestoken terwijl zijn vrouw op de stoel zat. De foto van de beschadigde stoel bewijst niet dat het slachtoffer op de stoel zat tijdens het steken. De raadsman wijst tot slot op het ontbreken van een medische verklaring betreffende het slachtoffer. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft feit 1 subsidiair en feit 2. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman gepleit voor vrijspraak van de woordelijke bedreiging, nu de verklaring van het slachtoffer het enige bewijsmiddel daarvoor is. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de bedreiging door middel van het tegen de nek houden van een schroevendraaier. 3. De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde dat voor eventuele bewezenverklaring van doorslaggevend belang is of het slachtoffer (nog) op de stoel zat toen verdachte met een schroevendraaier door de rugleuning van de stoel stak. De verklaring van het slachtoffer en van verdachte op dit punt lopen dermate veel uiteen, dat de feitelijke toedracht niet is komen vast te staan en de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. Hij behoort hiervan te worden vrijgesproken. 4. De rechtbank acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen. Het slachtoffer (voetnoot 1) verklaart dat verdachte op 18 november 2006 op een gegeven moment tegen haar zei: "Als je wat tegen me zegt, dan pak ik een mes en snij je in stukken". Zij is toen naar de badkamer gegaan en verdachte heeft de deur met de schroevendraaier opengemaakt. Ze is de woonkamer ingegaan en ging tegenover verdachte zitten en zag dat hij de schroevendraaier in zijn handen had. Hij liep achter haar langs en zei: "Ik steek je dood". Tegelijkertijd zag ze dat hij de schroevendraaier vasthield en op haar afliep. Ze hield haar handen boven haar hoofd. Ze voelde een voor haar pijnlijke prik boven in haar rug. Ze heeft in de badkamer meteen gekeken of ze bloedde. De verklaring van het slachtoffer wordt voorts ondersteund door fotonummer 12 (voetnoot 2) waarop een verwonding op haar rug zichtbaar is en de waarneming van een kleine verwonding in het midden van haar rug door de verbalisanten die ter plaatse waren gekomen (voetnoot 3). Voorts heeft verdachte erkend (voetnoot 4) dat hij tegen het slachtoffer heeft gezegd dat ze zichzelf maar met de schroevendraaier dood moest steken en dat hij tegelijkertijd de punt van de schroevendraaier in de nek van het slachtoffer drukte. De rechtbank overweegt dat steken in zijn lichtste vorm kan neerkomen op prikken. Ter zitting heeft de raadsman ook geconcludeerd tot eventueel een mishandeling in de vorm van prikken in de rug. De rechtbank zal bij het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, niet corrigerend inlezen, dat verdachte het feit heeft begaan jegens zijn echtgenote, nu het hier een strafverzwarende omstandigheid betreft en het in de tekst ontbreken van deze omstandigheid ter terechtzitting ter sprake is gekomen en de in artikel 312 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde situatie zich niet heeft voorgedaan. 5. De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde bewezen op grond van de verklaring van [slachtoffer] (voetnoot 5) en de bekennende verklaring van verdachte (voetnoot 6). 6. Ook het onder 3 tenlastegelegde acht de rechtbank bewezen. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer hieromtrent reeds onder haar vierde overweging uitgewerkt. Daarnaast gebruikt de rechtbank de verklaring van verdachte afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris (voetnoot 7) waarin hij verklaard heeft dat het klopt dat hij, door boosheid en drank, zijn vrouw heeft bedreigd zoals in de vordering omschreven. De rechtbank gaat aan de ontkenning door verdachte op de terechtzitting voorbij, omdat verdachte ook bij de politie (voetnoot 8), zij het kort, heeft verklaard dat hij denkt dat het slachtoffer zich door hem bedreigd heeft gevoeld. De laatste zinsnede acht de rechtbank niet bewezen. Slechts verdachte verklaart over het drukken van de schroevendraaier in de nek van het slachtoffer. De rechtbank acht dat onvoldoende voor bewezenverklaring, omdat die verklaring niet strookt met hetgeen het slachtoffer hierover verklaard heeft (zij verklaart over het prikken in haar rug) en met het geconstateerde letsel op haar rug. 7. Concluderend is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij op 18 november 2006 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een schroevendraaier in de rug heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; 2. hij op tijdstippen in de periode van 12 november 2006 tot en met 18 november 2006 in de gemeente Apeldoorn telkens opzettelijk mishandelend [slachtoffer], zijnde zijn, verdachtes, echtgenote, tegen de benen en/of tegen de armen en/of tegen het gezicht heeft geslagen en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; 3. hij op 18 november 2006 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, -voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je wat zegt, dan pak ik een mes en snijd je in stukken" en -voornoemde [slachtoffer] een schroevendraaier getoond en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek je dood". Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: feit 1 subsidiair: mishandeling; feit 2: mishandeling van verdachtes echtgenote, meermalen gepleegd; feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 1. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren gevorderd voor de feiten onder 1 primair, 2 en 3. De officier van justitie heeft medegedeeld dat de strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld prioriteit heeft binnen het openbaar ministerie en hij heeft gewezen op de extra kwalijke rol van alcohol bij feiten als de onderhavige. Nu verdachte de feiten en zijn alcoholgebruik bagatelliseert acht de officier van justitie kans op herhaling groot, zeker nu verdachte kennelijk niet wil meewerken. 2. De raadsman heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht. De raadsman heeft daarbij de rol van het slachtoffer betrokken, heeft gewezen op de beperkte documentatie van zijn cliënt en heeft de kans op herhaling bij toezicht op nihil geschat. Verdachte heeft ter terechtzitting medegedeeld dat hij wel wil meewerken met de reclassering, nu hem inmiddels duidelijk is geworden dat begeleiding ook mogelijk is terwijl hij weer op vrije voeten zou zijn. 3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 4. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit niet bewezen. Dit feit, dat de rechtbank kortheidshalve aanduidt als het stoelincident, is veruit het zwaarste feit en bij bewezenverklaring past een strafeis als door de officier van justitie geformuleerd. De feiten, zoals bewezen, rechtvaardigen echter een lagere straf. 5. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huiselijk geweld. Hij heeft onder invloed van alcoholhoudende drank zijn vrouw mishandeld en bedreigd. Zijn vrouw is angstig geweest, heeft pijn en letsel ondervonden en dat heeft ook verdachte zich gerealiseerd. Een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is op zijn plaats. 6. Tegen de achtergrond van hetgeen tijdens het onderzoek is gebleken omtrent de, naar het zich laat aanzien, in beginsel hechte relatie tussen verdachte en zijn echtgenote en hun beider bereidheid zich ambulant te laten begeleiden, kan het onvoorwaardelijk gedeelte van de vrijheidsstraf beperkt worden tot de duur van het reeds ondergane voorarrest. 7. Mede met het oog op de toekomst acht de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarde stellen, dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering (Tactus), zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat verdachte zich ambulant zal laten behandelen. Nu verdachte heeft gesteld een klinische behandeling voor zijn alcoholproblematiek niet aan te kunnen, is de rechtbank van oordeel dat ambulante begeleiding een kans van slagen dient te verkrijgen. 8. Bij afzonderlijk geminuteerde beschikking is door de rechtbank in raadkamer het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 1 maart 2007 opgeheven. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 77 (zevenenzeventig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering (Tactus), zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem zullen worden gegeven. Geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mr. Elders, voorzitter, mrs. Van Harreveld en Hemrica, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2007. Voetnoten: 1 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (dossierpagina 20-21) van [slachtoffer], op 18 november 2006 ondertekend door Aslan en Heilbron, respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie Apeldoorn. 2 Foto is gevoegd bij het (stam)proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 20 november 2006 ondertekend door Stokkerman, surveillant van politie Team Apeldoorn. 3 Het ambtelijk verslag (dossierpagina 17), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 18 november 2006 ondertekend door Keizer, hoofdagent van politie Apeldoorn en Heilbron en Aslan, beiden voornoemd. 4 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (dossierpagina 24) van verdachte, op 19 november 2006 ondertekend door Van Esterik en Kalay, beiden hoofdagent van politie Apeldoorn. 5 Zie voetnoot 1. 6 Zie voetnoot 4. 7 Het proces-verbaal van 21 november 2006, opgemaakt en ondertekend door mr. Prisse en Lubberding, respectievelijk rechter-commissaris in strafzaken en griffier, van het verhoor van verdachte. 8 Zie voetnoot 4.