
Jurisprudentie
BA0554
Datum uitspraak2007-03-01
Datum gepubliceerd2007-03-15
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers220935/ FA RK 06-6050
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-03-15
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers220935/ FA RK 06-6050
Statusgepubliceerd
Indicatie
Gezamenlijk gezag van een ouder met een ander. De situatie dat de andere ouder is overleden is gelijk te stellen met het geval dat het kind geen andere ouder heeft tot wie het in een familierechtelijke betrekking staat. Aan de extra voorwaarden van artikel 1:253t lid 2 BW hoeft daarom niet te worden voldaan. (rov. 3.3)
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 220935 / FA RK 06-6050
Gezag
Beschikking van 1 maart 2007
in de zaak van
1. [verzoekster sub 1],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen de tante,
2. [verzoeker sub 2],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen de vader,
verzoekers,
procureur mr. P.J. Soede.
1. Verloop van de procedure
Verzoekers hebben ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend. Het verzoek strekt - kort samengevat - tot bepaling dat zij gezamenlijk worden belast met het gezag over de minderjarige:
[minderjarige], geboren op 24 december 2002 te [woonplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
Nadien zijn nog enige stukken overgelegd.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 1 maart 2007.
2. Vaststaande feiten
- [minderjarige] is de dochter van de vader en van [de moeder], hierna te noemen: de moeder. De tante is de zuster van de moeder.
- De moeder is op 25 september 2004 te Amsterdam overleden.
- Bij beschikking van de kantonrechter te Utrecht van 29 december 2004 is de vader belast met het gezag over [minderjarige].
3. Beoordeling van het verzochte
3.1 Verzoekers vragen op grond van artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek (BW) gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] te worden belast. Zij leggen daaraan ten grondslag dat de tante in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot [minderjarige]. Daarover is het volgende gebleken.
3.2 De tante en de moeder hadden een zeer nauwe band met elkaar. Ook ten tijde van de zwangerschap hadden zij veel contact met elkaar. Zij hadden afgesproken in voorkomende gevallen voor elkaars kinderen te zullen zorgen. [minderjarige] woont nu bij de vader, maar zij verblijft om de veertien dagen een weekend bij haar tante. Zij ervaart het huis van de tante als haar tweede huis; de tante vervult feitelijk dezelfde rol als een moeder bij wie het kind niet woont. De vader heeft goed contact met de tante; hij vindt het belangrijk dat iemand van de familie van de moeder nauw betrokken is bij haar opvoeding.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat tussen de tante en [minderjarige] een nauwe persoonlijke betrekking bestaat als bedoeld in artikel 1:253t BW.
3.3 Op grond van artikel 1:253t lid 2 BW kan het verzoek, indien het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, alleen onder bepaalde voorwaarden worden toegewezen. Eén daarvan is dat de ouder tenminste drie jaar voorafgaand aan het verzoek alleen het gezag belast geweest is. De moeder van [minderjarige] is echter overleden. Naar het oordeel van de rechtbank is deze situatie gelijk te stellen met de het geval dat er geen andere ouder is tot wie het kind in familierechtelijke betrekking staat. Aan de extra voorwaarden behoeft daarom niet te worden voldaan.
3.4 Nu overigens niet is gebleken dat de belangen van [minderjarige] bij inwilliging van het verzoek zouden worden verwaarloosd, zal de rechtbank het verzoek toewijzen.
4. Beslissing
De rechtbank bepaalt dat
[verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2]
gezamenlijk belast worden met de uitoefening van het gezag over
[minderjarige], geboren op 24 december 2002 te [woonplaats].
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C. Knoops, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2007.