
Jurisprudentie
BA0614
Datum uitspraak2007-03-07
Datum gepubliceerd2007-03-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200608966/1 en 200608966/2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-03-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200608966/1 en 200608966/2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 28 februari 2006 heeft de gemeenteraad van Westvoorne, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 januari 2006, het bestemmingsplan "De Ruy" vastgesteld.
Uitspraak
200608966/1 en 200608966/2.
Datum uitspraak: 7 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2006 heeft de gemeenteraad van Westvoorne, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 januari 2006, het bestemmingsplan "De Ruy" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 10 oktober 2006, DRM/ARW/06/2727A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 13 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 14 december 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 14 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 14 december 2006, heeft appellante de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 februari 2007, waar appellante, in persoon, bijgestaan door A.L. Mooiweer, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. L.M.P. Berkemeijer, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Westvoorne, als partij, vertegenwoordigd door mr. drs. ing. S.A.B. Boer, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Zij voert daartoe onder meer aan dat onvoldoende is onderzocht wat de gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit en de geluidhinder en dat de bouwhoogten afbreuk doen aan het karakter van het dorp.
2.3. Ingevolge artikel 54, tweede lid, onder d, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kan een belanghebbende bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen tegen een besluit omtrent goedkeuring van een bestemmingsplan.
2.4. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.5. Appellante woont aan de Hoefweg op een afstand van ongeveer 700 meter van het plangebied. Vanuit haar woning heeft zij geen zicht op de betrokken plandelen. Deze afstand is naar het oordeel van de Voorzitter te groot om in dit geval te kunnen spreken van een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang. Voorts is niet gebleken van feiten of omstandigheden in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van appellant rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Zo is gesteld noch gebleken dat het plan zal leiden tot een toename van verkeer op de Hoefweg. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook moge zijn, is niet voldoende om te kunnen concluderen tot een objectief en persoonlijk belang.
2.6. Uit het vorenstaande volgt dat appellante geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en dat zij daartegen ingevolge artikel 54, tweede lid, onder d, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, geen beroep kan instellen.
2.7. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.8. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bosnjakovic, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Bosnjakovic
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2007
410