Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0618

Datum uitspraak2007-03-06
Datum gepubliceerd2007-03-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200608665/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 28 februari 2006 heeft de gemeenteraad van Ooststellingwerf, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 februari 2006, het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld.


Uitspraak

200608665/2. Datum uitspraak: 6 maart 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: [verzoekster], en het college van gedeputeerde staten van Fryslân, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 28 februari 2006 heeft de gemeenteraad van Ooststellingwerf, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 februari 2006, het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 17 oktober 2006, kenmerk 00659357, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 5 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 december 2006, beroep ingesteld. Bij brief van 5 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 december 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 februari 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door J. van Breda en [gemachtigde], is verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Ooststellingwerf, als partij, vertegenwoordigd door mr. G.J. Koetsier, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord. Verweerder is ter zitting niet verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Verzoekster stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Agrarisch gebied" op haar gronden aan de [locatie] te [plaats], voor zover daar bij recht geen tweede bedrijfswoning is toegestaan. Zij verzoekt het bestreden besluit in zoverre te schorsen en te bepalen dat een tweede bedrijfswoning onder de door haar genoemde voorwaarden is toegestaan. 2.3.    Ingevolge artikel 4, tweede lid, onder a, van de planvoorschriften, is op de gronden met de bestemming "Agrarisch gebied" per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.    Ingevolge artikel 4, vierde lid, onder a10, van de planvoorschriften, kan het college van burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen voor de bouw van een tweede bedrijfswoning als aan de in die bepaling genoemde voorwaarden wordt voldaan. 2.4.    Het verzoek strekt er toe dat het door verzoekster gewenste gebruik van gronden mogelijk wordt, terwijl het bestemmingsplan niet in die mogelijkheid voorziet. Verzoekster is echter niet gebaat bij schorsing van (enig deel van) het bestreden besluit, omdat schorsing er niet toe leidt dat de bouw van een tweede bedrijfswoning mogelijk wordt. Een voorlopige voorziening die dat laatste mogelijk maakt, is te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd. Die uitspraak zou kunnen strekken tot onthouding van goedkeuring aan het desbetreffende plandeel, doch ook daarmee zou het door verzoekster gewenste gebruik van gronden nog niet mogelijk zijn. 2.5.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bosnjakovic, ambtenaar van Staat. w.g. Oosting                       w.g. Bosnjakovic Voorzitter                           ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2007 410