Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0672

Datum uitspraak2007-03-14
Datum gepubliceerd2007-03-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200605894/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 16 januari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boxtel (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vergunning verleend voor het exploiteren van een erotische massagesalon (hierna: de seksinrichting) aan het adres [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200605894/1. Datum uitspraak: 14 maart 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats] op Malta, tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/1496 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 juli 2006 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Boxtel. 1.    Procesverloop Bij besluit van 16 januari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boxtel (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vergunning verleend voor het exploiteren van een erotische massagesalon (hierna: de seksinrichting) aan het adres [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 7 juli 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 31 maart 2005, verzonden op 4 mei 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 25 januari 2006 heeft de Afdeling het door appellant tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak vernietigd en de zaak naar de rechtbank teruggewezen. Bij uitspraak van 3 juli 2006, verzonden op 4 juli 2006, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 6 september 2006. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 29 september 2006 heeft de vergunninghoudster, die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een reactie ingediend. Bij brief van 1 oktober 2006 heeft het college van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 januari 2007, waar appellant, bijgestaan door mr. drs. D.A.C. Janssen, advocaat te Boxtel, het college, vertegenwoordigd door A. Hardebol, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [vergunninghoudster], bijgestaan door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te Eindhoven, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.    Ingevolge het derde lid is de burgemeester belast met de uitvoering van verordeningen, voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.    Ingevolge artikel 3.1.1, aanhef en onder c, van de Algemene Plaatselijke Verordening van Boxtel (hierna: de APV), wordt in hoofdstuk 3 onder seksinrichting verstaan de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang, alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, met uitzondering van raamprostitutie. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.    Ingevolge artikel 3.1.2 wordt in dat hoofdstuk onder bevoegd bestuursorgaan verstaan: het college van burgemeester en wethouders of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester. 2.2.    Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt. Gebleken is dat de seksinrichting voor het publiek openstaat en dat de vergunninghoudster openingstijden hanteert en op internet adverteert. De inrichting dient onder die omstandigheden te worden aangemerkt als een voor het publiek openstaand gebouw in de zin van artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet. Dat zich, naar gesteld, boven de inrichting een woning bevindt en sprake is van een gezamenlijke entree, leidt niet tot een ander oordeel, nu dat niet meebrengt dat de inrichting niet algemeen toegankelijk is voor het publiek.    Uit het bovenstaande volgt dat het college niet tot het verlenen van de vergunning bevoegd was. Aangezien het hoger beroep reeds om die reden gegrond is, komt de Afdeling aan een beoordeling van de voorgedragen beroepsgronden niet toe. 2.3.    De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal doen, hetgeen de rechtbank zou behoren te doen en het inleidende beroep van appellant gegrond verklaren, alsmede het besluit van 7 juli 2004 vernietigen wegens strijd met artikel 3.1.2 van de APV, gelezen in samenhang met artikel 174, derde lid, van de Gemeentewet. De burgemeester dient alsnog op het bezwaar van appellant te beslissen. 2.4.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 juli 2006 in zaak no. AWB 06/1496; III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boxtel van 7 juli 2004, kenmerk 03.31; V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Boxtel tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.965,94 (zegge: negentienhonderdvijfenzestig euro en vierennegentig cent), waarvan een gedeelte groot € 1.932,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Boxtel aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VI.    gelast dat de gemeente Boxtel aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 211,00 (zegge: tweehonderdelf euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. F.P. Zwart, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb     w.g. De Leeuw-van Zanten Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2007 97-512.