Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0674

Datum uitspraak2007-02-28
Datum gepubliceerd2007-03-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/851025-05/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toekenning van een hogere dan de gebruikelijke vergoeding voor in detentie door gebrachte dagen. Verzoeker is bij vonnis van de rechtbank te Roermond van 12 september 2006 vrijgesproken.Verzoeker heeft 6 dagen in verzekering gezeten op het politiebureau. Verzoeker heeft verzocht hiervoor een bedrag van EUR 5.000,-- toe te kennen. De rechtbank acht het aannemelijk dat dit verblijf op het politiebureau voor verzoeker, tegen de achtergrond van de in het rapport van de psychiater A.M.A. Groot geschetste omstandigheden, welk rapport in het kader van de strafzaak is opgemaakt, extra belastend is geweest. De rechtbank vindt echter het causaal verband tussen de zes dagen detentie en eventuele op dit moment nog bij verzoeker bestaande klachten onvoldoende onderbouwd. De rechtbank overweegt daartoe dat het onderzoek in het voorjaar 2006 heeft plaatsgevonden en dat verdachte al op zijn zevende jaar een traumatische ervaring heeft gehad, welke hem ook parten heeft gespeeld gedurende zijn detentie. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het verzochte bedrag te hoog is, maar dat er wel redenen zijn om een hogere vergoeding dan de gebruikelijke vergoeding hiervoor toe te kennen en dit bedrag in goede justitie vast te stellen op EUR 2.000,--. De kosten voor het opmaken van het rapport van de psychiater ad EUR 1.450,-- zal de rechtbank toewijzen, nu de aanwending van die kosten het belang van het onderzoek heeft gediend.


Uitspraak

Parketnummer : 04/851025-05 Raadkamernummers : 06/811 en 06/812 B E S C H I K K I N G van de rechtbank Roermond, op het verzoekschrift van de gewezen verdachte: naam : [voornamen] [naam] geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] adres : [adres] plaats : [woonplaats] te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. L.E.M. Hendriks te Maastricht. Het verzoekschrift d.d. 13 december 2006 houdt in een verzoek tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat terzake van door verzoeker ten onrechte ondergane vrijheidsbeneming in de strafzaak met bovenvermeld parketnummer, alsook de kosten in verband met de indiening van het onderhavige verzoekschrift, tevens een verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering tot schadevergoeding. De rechtbank verwijst naar de inhoud van het verzoekschrift. De rechtbank heeft op 15 februari 2007 de officier van justitie en mr. L.E.M. Hendriks voornoemd, gehoord. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken. Voormelde zaak is geƫindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Verzoeker is bij vonnis van de rechtbank te Roermond van 12 september 2006 vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, tegen welke uitspraak door de officier van justitie geen hoger beroep is ingesteld. Het verzoekschrift is binnen 3 maanden na de beƫindiging van de zaak - dus tijdig - ingediend. De rechtbank is van oordeel dat er - alle omstandigheden in aanmerking genomen - gronden van billijkheid aanwezig zijn de hierna te melden vergoeding aan verzoeker toe te kennen onder afwijzing van het meer of anders verzochte. Verzoeker heeft in de zaak met bovengenoemd parketnummer gedurende 6 dagen in verzekering gezeten en heeft deze vrijheidsbeneming op het politiebureau doorgebracht. Verzoeker heeft verzocht hiervoor een bedrag van EUR 5.000,-- toe te kennen. De rechtbank acht het aannemelijk dat dit verblijf op het politiebureau voor verzoeker tegen de achtergrond van de in het rapport van de psychiater A.M.A. Groot, welk rapport in het kader van de strafzaak is opgemaakt, geschetste omstandigheden extra belastend is geweest. Verzoeker heeft aan de hoogte van het bedrag mede ten grondslag gelegd dat verzoeker ook nu nog ruim een jaar na dato last ondervindt van de zes dagen detentie. De rechtbank vindt echter het causaal verband tussen de zes dagen detentie en eventuele op dit moment nog bij verzoeker bestaande klachten onvoldoende onderbouwd. De rechtbank overweegt daartoe dat het rapport van psychiater Groot gedateerd is 21 augustus 2006, doch dat uit dat rapport blijkt dat het onderzoek in het voorjaar 2006 heeft plaatsgevonden zodat het rapport de situatie kort na bedoelde detentieperiode beschrijft. Daarbij wijst de rechtbank erop dat verdachte al op zijn zevende jaar een traumatische ervaring heeft gehad, welke hem - zo blijkt uit het rapport van de psychiater - ook parten heeft gespeeld gedurende zijn detentie. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het verzochte bedrag te hoog is, maar dat er wel redenen zijn om een hogere vergoeding dan de gebruikelijke vergoeding hiervoor toe te kennen en dit bedrag in goede justitie vast te stellen op EUR 2.000,--. Voorts heeft verzoeker gesteld dat hij als gevolg van de detentie psychische problemen heeft gekregen en daarvoor onder behandeling is geweest. Door zorgverzekeraar [naam verzekeraar] zijn de kosten hiervan grotendeels vergoed, maar verzoeker heeft een bedrag van EUR 365,-- zelf moeten betalen. De rechtbank is ook hier, gezien bovenstaande, van oordeel dat het causaal verband niet is aangetoond, zodat dit bedrag niet voor vergoeding in aanmerking komt. Verder heeft verzoeker gesteld dat hij na zijn detentie door de psychische impact van de preventieve detentie in zijn reguliere werk minder overuren heeft kunnen maken. Blijkens de brief van zijn werkgever heeft dit een inkomensderving van EUR. 2.149,42 meegebracht. De rechtbank constateert dat in deze brief van de werkgever enkel wordt gesteld dat verzoeker gedurende de periode november 2005 tot en met april 2006 minder extra uren heeft gewerkt dan in dezelfde periode van het jaar daarvoor. Noch is gesteld noch is gebleken dat verzoeker meer uren had kunnen draaien en ook niet waarom verzoeker minder heeft gewerkt. De rechtbank acht daarom deze post onvoldoende onderbouwd. De kosten voor het opmaken van het rapport van de psychiater ad EUR 1.450,-- zal de rechtbank toewijzen, nu de aanwending van die kosten het belang van het onderzoek heeft gediend. De kosten van de raadsman, verbonden aan de indiening en de behandeling ter zitting van het onderhavige verzoekschrift zal de rechtbank stellen op het gebruikelijke forfaitaire bedrag ad EUR 540,--. Gelet op de voorgaande overwegingen, alsook artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, wordt als volgt beslist. B E S L I S S I N G: De rechtbank: stelt het bedrag van de aan verzoeker toekomende vergoeding ten laste van de Staat vast op EUR 3.990,-- (inclusief BTW) (zegge: drieduizendnegenhonderdennegentig euro); wijst af het meer of anders verzochte; verstaat dat de uitbetaling geschiedt door de griffier van deze rechtbank. Deze beschikking is gegeven door mr. L.J.A. Crompvoets, mr. D.C.M. Bomans en mr. N.I.B.M. Buljevic, rechters, van wie mr. D.C.M. Bomans voornoemd voorzitter, in tegenwoordigheid van P.W.A. Beckers als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2007.