Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0852

Datum uitspraak2007-03-19
Datum gepubliceerd2007-03-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200433706
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tussenarrest in de strafzaak tegen A.K., die - in het kort - primair oorlogsmisdrijven en subsidiair wapenhandel in Liberia ten laste is gelegd. Toewijzing van een aantal getuigen en schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.


Uitspraak

Rolnummer: 22-004337-06 Parketnummer(s): 09-750001-05 Datum uitspraak: 19 maart 2007 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Tussenarrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 7 juni 2006 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1942, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden – Huis van Bewaring Zoetermeer te Zoetermeer. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de regiezitting in hoger beroep van dit hof van 5 maart 2007. De raadsvrouw van de verdachte heeft bij faxbericht van 23 februari 2007 verscheidene verzoeken gedaan, zulks in aanvulling op de op grond van artikel 410 van het Wetboek van Strafvordering, d.d. 29 juni 2006, ingediende schriftuur. Zij heeft voorts aangekondigd een preliminair verweer te zullen voeren. Ter regiezitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw haar preliminair verweer en haar verzoeken toegelicht. De advocaat-generaal heeft haar reactie daarop gegeven. Ter regiezitting in hoger beroep heeft het hof bepaald dat op die verzoeken bij tussenarrest van heden zal worden beslist. Verweren van de verdediging en overige bezwaren De raadsvrouw van de verdachte heeft ter regiezitting betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging. Ter adstructie van haar betoog heeft zij aangevoerd dat – kort weergegeven - het handelen en nalaten van het openbaar ministerie onherstelbare en ernstige schade aan verdachtes recht op een eerlijk proces heeft teweeggebracht. Het hof verwijst voor de nadere onderbouwing van het gevoerde preliminaire verweer naar de pleitnotities van de raadsvrouw. Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Het hof stelt voorop dat “onrechtmatig optreden van opsporingsambtenaren onder omstandigheden een zodanig ernstige schending van beginselen van een behoorlijke procesorde oplevert dat zulks (...) tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie dient te leiden. Een zo ver gaande sanctie kan in dat geval echter slechts volgen indien sprake is van ernstige inbreuken op die beginselen, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.” (HR 19 december 1995, NJ 1996/249). De verdediging heeft ten aanzien van – kort samengevat - de transparantie, de evenwichtigheid en de opzet van het door de Nationale Recherche ingestelde opsporingsonderzoek de nodige kritische vraagtekens gezet. Een en ander is aan de orde gekomen in het door de rechter-commissaris verrichte (nadere) onderzoek. Het hof stelt vast dat de verdediging tijdens dat onderzoek in ruime mate de gelegenheid heeft gehad om de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de gehoorde getuigen ter discussie te stellen. De mogelijk – nog – te plaatsen kanttekeningen bij het (overigens kennelijk nog steeds lopende) onderzoek door de Nationale Recherche zijn naar het oordeel van het hof niet van dien aard dat deze (in dit stadium van de strafzaak) dienen te leiden tot de conclusie dat er sprake is van de hierboven bedoelde ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, zodat het openbaar ministerie thans – reeds – in zijn vervolging niet-ontvankelijk verklaard zou dienen te worden. Het verweer wordt derhalve verworpen. Het hof acht zich overigens in deze fase van het proces nog onvoldoende voorgelicht om een (eind)beoordeling van het verweer te geven dat betrekking heeft op de gestelde schending van de vertrouwelijkheid van de contacten met de verdediging. Het hof acht dit verweer voortijdig gedaan. Ter zitting heeft de advocaat-generaal, zoals aangekondigd in haar brief van 1 maart 2007, verzocht om twee processen-verbaal, inhoudende getuigenverklaringen van ‘getuige Liberia 1’ van 2 en 3 september 2006, en een proces-verbaal, inhoudende een getuigenverklaring van ‘getuige Liberia 2’ van 5 september 2006, aan het dossier toe te voegen. De raadsvrouw heeft ter zitting hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht – indien die processen-verbaal niettemin aan het dossier worden toegevoegd – ‘getuige Liberia 1’ en ‘getuige Liberia 2’ als getuige te laten horen door de rechter-commissaris. Het hof is van oordeel dat het de verdediging en het openbaar ministerie in beginsel - behoudens bijzondere omstandigheden die zich daartegen zouden verzetten - vrij staat om (proces)stukken ter voeging in het dossier aan het hof te overleggen. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is – naar het oordeel van het hof - niet gebleken, zodat de door de advocaat-generaal overgelegde processen-verbaal in het dossier worden gevoegd. Op de getuigenverzoeken van de verdediging ter zake, zal hierna worden beslist. Verzoeken betreffende het horen van getuigen Met betrekking tot de in de pleitnotities ‘Toelichting getuigen’ verzochte getuigen: ? een film- documentairemaker, ? een medewerker van Global Witness, ? de scheepsdeskundige H.B., wijst het hof het verzoek om deze personen als getuige te horen toe, en wel door de rechter-commissaris. Met betrekking tot de ter regiezitting door de verdediging verzochte respectievelijk de advocaat-generaal in overweging gegeven getuigen: ? een medewerker van Global Witness, ? een werknemer van OTC security, ? een accountant van RTC, ? een personeelsmanager van RTC, ? getuige Liberia 1, ? getuige Liberia 2, wijst het hof het verzoek om deze personen als getuige te horen toe, en wel door de rechter-commissaris. Met betrekking tot de in de pleitnotities ‘Toelichting getuigen’ verzochte getuigen: ? de kapiteins van de Antartic Mariner, ? een lid van de ‘Panel of Experts’ van de VN, ? een medewerker van Global Witness, ? een werkneemster van OTC, ? een advocaat in Liberia, ? een veiligheidscoördinator in Ivoorkust, ? getuige Liberia 3, wijst het hof het verzoek om deze personen als getuige te horen toe. Hoewel eerdere pogingen van de rechter-commissaris om deze personen te horen zijn mislukt, acht het hof het niettemin van belang dat de rechter-commissaris nogmaals een poging onderneemt om hen binnen een aanvaardbare termijn te horen. Met betrekking tot de in de pleitnotities ‘Toelichting getuigen’ verzochte getuige: ? Charles Taylor, overweegt het hof als volgt. Op zichzelf is deze getuige ongetwijfeld van betekenis voor de onderhavige strafzaak. Deze getuige is als verdachte gedetineerd in verband met zijn vervolging voor het Sierra Leone Tribunaal. In verband daarmee kunnen vraagtekens worden gezet bij de eventuele bereidheid en/of beschikbaarheid om tegenover een rechter-commissaris in de onderhavige strafzaak te verklaren. Daarom verzoekt het hof de rechter-commissaris een proces-verbaal op te maken waarin wordt aangegeven welk perspectief er is om deze getuige binnen een aanvaardbare termijn te horen. Indien mogelijk dient tot het verhoor te worden overgegaan. Met betrekking tot de in de pleitnotities ‘Toelichting getuigen’ verzochte getuige: ? een oud bewindspersoon in Liberia, wijst het hof het verzoek om deze persoon als getuige te horen toe. Weliswaar heeft deze getuige eerder te kennen gegeven niet gehoord te willen worden, maar het hof verzoekt de rechter-commissaris niettemin – gelet op het belang van deze getuige - andermaal een poging te ondernemen deze getuige binnen een aanvaardbare termijn te horen. Het verhoor van een groot aantal andere verzochte getuigen heeft het hof afgewezen, hetzij omdat deze getuigen reeds eerder door de rechter-commissaris waren gehoord en de noodzaak van een hernieuwd horen niet was gebleken, hetzij omdat het verdedigingsbelang onvoldoende aannemelijk was geworden en/of er onvoldoende perspectief was dat de getuigen op aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord. Completering van het dossier De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht de navolgende stukken in het dossier te (doen) voegen: 1. Alle beslagstukken. Het hof verzoekt het openbaar ministerie een uitdraai te (laten) maken van de (beschreven) bestanden die op de in beslag genomen personal computer van de verdachte (merk Dell) zijn aangetroffen, zodat de verdachte aan de hand daarvan kan meedelen welke bestanden hij wil inzien en hij in de gelegenheid kan worden gesteld om daarvan kennis te nemen. Van overige van belang zijnde beslagstukken – waarvan de verdediging nog geen kennis zou hebben genomen - is ter regiezitting niet gebleken, zodat het verzoek in zoverre wordt afgewezen. 2. Verklaringen/transscripties van de aan het openbaar ministerie overgedragen getuigen van het Sierra Leone Tribunaal. Bij faxbericht van 23 januari 2006 (dossier 4e PF, ordner 5, p. 1927) heeft de Chief of Prosecutions van het Sierra Leone Tribunaal geweigerd de verzochte verklaringen respectievelijk transscripties te verstrekken. Die weigering brengt met zich mee dat het verzoek van de verdediging wordt afgewezen. 3. Alle met de verschillende getuigen in het dossier gesloten getuigenovereenkomsten. Gelet op het ingenomen standpunt van de advocaat-generaal dat het openbaar ministerie niet beschikt over de verzochte getuigenovereenkomsten, kan het hof niet tot inwilliging van het verzoek overgaan, zodat het wordt afgewezen. 4. Verslagen betreffende de verkrijging van informatie en overdracht van stukken van Global Witness en de verkregen stukken. Gelet op het ingenomen standpunt van de advocaat-generaal dat de verzochte verslagen niet bestaan, kan het hof niet tot inwilliging van het verzoek overgaan, zodat het wordt afgewezen. 5. De door de CIE opgemaakte gespreksverslagen met betrekking tot de vertrouwenspersonen. Gelet op het ingenomen standpunt van de advocaat-generaal dat het uit het oogpunt van de veiligheid van de vertrouwenspersonen niet verantwoord is om de gespreksverslagen te verstrekken, kan het hof niet tot inwilliging van het verzoek overgaan, zodat het wordt afgewezen. 6. Een volledig overzicht van welke getuige en vertrouwenspersoon welke getuige en/of vertrouwenspersoon aan het onderzoeksteam heeft aangeleverd. Gelet op het ingenomen standpunt van de advocaat-generaal dat het uit het oogpunt van de veiligheid van de vertrouwenspersonen niet verantwoord is om een dergelijk overzicht te verstrekken en dat volstaan moet worden met het nader door de CIE opgemaakte proces-verbaal, d.d. 14 april 2006 nr. 2006-28, kan het hof niet tot inwilliging van het verzoek overgaan, zodat het wordt afgewezen. Verzoek opheffing c.q. schorsing voorlopige hechtenis De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht om het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen dan wel te schorsen, zoals onderbouwd in haar pleitnotities. Het hof wijst het verzoek om opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis af, nu de gronden en bezwaren die hebben geleid tot de voorlopige hechtenis - mede gelet op het veroordelend vonnis van de rechtbank - in beginsel nog onverkort aanwezig zijn en de situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering zich thans (nog) niet voordoet. Ten aanzien van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis overweegt het hof als volgt. Tegen de achtergrond van hetgeen met betrekking tot de inrichting van het voorbereidend onderzoek is overwogen (onder ‘Verweren van de verdediging en overige bezwaren’) en gelet op het te verwachten niet geringe tijdsverloop in verband met het door de rechter-commissaris ingevolge het in dit tussenarrest bepaalde te verrichten onderzoek, en in het bijzonder tevens gelet op de mededeling van de advocaat-generaal dat de Nationale Recherche onverkort doorgaat met het zoeken naar personen (in Liberia) die met betrekking tot de aan de verdachte tenlastegelegde feiten zouden kunnen verklaren, ook ten overstaan van de rechter-commissaris in bijzijn van de verdediging, met als thans reeds aannemelijk te achten gevolg dat het verloop van de strafzaak in niet geringe mate wordt vertraagd, acht het hof termen aanwezig het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen. Het hof zal aan die schorsing de algemene voorwaarden en bijzondere voorwaarden verbinden, zoals omschreven in de apart geminuteerde betreffende beslissing van dit hof, tot nakoming waarvan de verdachte zich bereid dient te verklaren. BESLISSING Het hof: Verwijst de zaak naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te ’s-Gravenhage, teneinde (zo mogelijk) de hierboven vermelde getuigen te horen. Verzoekt de rechter-commissaris te onderzoeken of de getuige: Charles Taylor, binnen een aanvaardbare termijn gehoord kan worden en daaromtrent het hof, de advocaat-generaal en de raadsvrouw zo spoedig mogelijk te berichten en (zo mogelijk) tot het verhoor over te gaan. Stelt de stukken hiertoe in handen van die rechter-commissaris. Verzoekt het openbaar ministerie een uitdraai te (laten) maken van de (beschreven) bestanden die op de in beslag genomen personal computer van de verdachte (merk Dell) zijn aangetroffen, zodat de verdachte na mededeling welk(e) bestand(en) hij wil inzien in de gelegenheid kan worden gesteld om daarvan kennis te nemen. Schorst het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 19 maart 2007 te 16.00 uur, zoals apart geminuteerd in de betreffende beslissing van dit hof. Stelt de stukken hiertoe in handen van de advocaat-generaal. Wijst de verzoeken van de verdediging voor het overige af. Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. G. Oosterhof en mr. J. Kramer, in bijzijn van de griffier mr. W.S. Korteling. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 maart 2007.