Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0892

Datum uitspraak2007-03-13
Datum gepubliceerd2007-03-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830283-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hoewel sprake is van een voltooide poging, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zijn (tijdige) melding aan de arrestantenverzorger de beoogde ontploffing alsnog heeft voorkomen en derhalve vrijwillig is teruggetreden.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1956, thans verblijvende in [verblijfplaats verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 27 februari 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr R.J.J. Bosma, advocaat te Spier. De officier van justitie M.C. Hartman acht hetgeen onder 1 en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: - een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, hetgeen mede inhoudt een behandeling bij het AFPN en het wonen in het [naam instelling] met begeleiding van de stichting [naam stichting]. - een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 7 maanden. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 15 november 2006 te Eext, gemeente Aa en Hunze, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen in een woning aan/nabij [adres], terwijl daarvan - gemeen gevaar voor goederen ((een) belendende woning(en) en/of de inboedel daarvan) en/of - levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) ((een) personen/persoon, die aanwezig waren in die belendende woning(en)) te duchten was, met dat opzet in de keuken in/van die woning (een) gaskranen/gaskraan van een gasfornuis/kookplaat open heeft gedraaid en/of (daarbij) in die keuken een kaars heeft aangestoken, althans een kaars heeft laten branden en/of (vervolgens) die woning heeft verlaten en/of afgesloten, in elk geval in die woning op enigerlei wijze voorwaarden heeft geschapen die (op termijn) moesten/konden leiden tot brand en/of een ontploffing, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 15 november 2006 in de gemeente Aa en Hunze als bestuurder van een voertuig, (motorrijtuig), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 690 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op of omstreeks 15 november 2006 te Eext, gemeente Aa en Hunze, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een woning aan de [adres], terwijl daarvan - gemeen gevaar voor belendende woningen en de inboedel daarvan en - levensgevaar voor personen, die aanwezig waren in die belendende woningen te duchten was, met dat opzet in de keuken van die woning gaskranen van een gasfornuis open heeft gedraaid en daarbij in die keuken een kaars heeft aangestoken, en vervolgens die woning heeft verlaten en afgesloten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 15 november 2006 in de gemeente Aa en Hunze als bestuurder van een voertuig, (motorrijtuig), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 690 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: Poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, en Poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 157, lid 2 van het Wetboek van Strafrecht: onder 2: Overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank is van oordeel dat verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij vrijwillig is teruggetreden, als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht luidt: "Voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk." Bewezen verklaard is dat verdachte heeft geprobeerd in zijn woning te Eext aan de [adres] een ontploffing teweeg te brengen door in de keuken van die woning gaskranen van een gasfornuis open te draaien en daarbij in die keuken een kaars aan te steken. Verdachte heeft verklaard dat hij op die wijze een einde aan zijn leven wilde maken, maar toen er na enige tijd niets gebeurde, besloot hij zich op andere wijze van het leven te beroven door met zijn auto tegen een boom te rijden. Hij verliet daartoe de woning en sloot die woning af. Hij is toen met zijn auto weggereden. Vervolgens werd de verdachte door de politie staande gehouden en vervolgens aangehouden als verdacht van het rijden onder invloed. Verdachte werd overgebracht naar het politiebureau te Assen en werd in afwachting van zijn verhoor geplaatst in een wachtruimte. In die wachtruimte kwam verdachte tot het besef dat dit niet de manier was om zijn problemen op te lossen. Verdachte heeft in die wachtruimte de arrestantenverzorger gealarmeerd door op een bel te drukken. Nadat de arrestantenwacht was gealarmeerd heeft verdachte gemeld dat hij met opzet gaskranen in zijn woning te Eext had opengezet. Verdachte heeft aangegeven dat de woning kon worden betreden met de sleutel van de achterdeur die aan de sleutelbos van zijn auto hing. Vervolgens zijn de politie en de brandweer ter plaatse gegaan, waarna deuren en ramen zijn opengezet. Hoewel sprake is van een voltooide poging, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zijn (tijdige) melding aan de arrestantenverzorger de beoogde ontploffing alsnog heeft voorkomen en derhalve vrijwillig is teruggetreden. Daarbij is ten aanzien van de 'vrijwilligheid' voor de rechtbank nog van belang dat in de periode na het staande houden tot het alarmeren van de arrestantenverzorger door verdachte, met verdachte niet gesproken is over zijn (geestelijke) toestand en waarom hij na het drinken van (zoveel) alcohol in zijn auto is gaan rijden. De rechtbank acht verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit wel strafbaar, omdat hier geen strafuitsluitingsgronden aanwezig geacht worden. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit; de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte; de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 november 2006, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld; de inhoud van een rapport van 12 januari 2007 van de gedragsdeskundige A.J. de Jong, psycholoog te Groningen, die de verdachte met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde feit heeft onderzocht, en concludeert dat verdachte lijdende is aan een vermijdende persoonlijkheidsstoornis met depressieve trekken, en adviseert tot een verplicht reclasseringscontact met een behandeling bij de AFPN en woonbegeleiding bij de Stichting [naam stichting]. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 91 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de artikelen 1, 2, 8 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld, verklaart de verdachte deswege echter niet strafbaar omdat hij vrijwillig is teruggetreden en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging. De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 2 tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, hetgeen mede kan inhouden een behandeling bij het AFPN, wonen in het [naam instelling] met begeleiding van de Stichting [naam stichting], met opdracht aan die reclasseringsinstelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zeven maanden. De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. N.R. Boonstra en mr. H.K. Elzinga, rechters in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 maart 2007, zijnde mr. H.K. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.