Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0907

Datum uitspraak2007-01-31
Datum gepubliceerd2007-03-16
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers246324 / HA ZA 05-2659
Statusgepubliceerd


Indicatie

WCK, overschrijding kredietlimiet, (tenminste) twee maanden een vervallen termijnbedrag onbetaald laten, wijziging gronden van eis ter comparitie van partijen.


Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 246324 / HA ZA 05-2659 Uitspraak: 31 januari 2007 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: De naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V., gevestigd te Amsterdam, eiseres, procureur mr. D.L.A. van Voskuilen, advocaat mr. A.M. van Heest te Rotterdam, - tegen - Lilian Georgette TJEN-A-TAK, wonende te Capelle aan den IJssel, gedaagde, procureur mr. A.T. Bol. Partijen worden hierna aangeduid als "ABN AMRO" respectievelijk "Tjen-a-Tak". 1. Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 1 september 2005 en de door ABN AMRO overgelegde productie; - conclusie van antwoord; - tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 30 november 2005, waarbij een comparitie van partijen is gelast; - proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 27 februari 2006; - de ter gelegenheid van de comparitie van partijen bij brief van de zijde van ABN AMRO d.d. 15 februari 2006 overgelegde producties. 2. De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast: 2.1 Tussen partijen is een overeenkomst gesloten met betrekking tot een rekening-courant verhouding betreffende bankrekeningnummer 57.02.35.944. 2.2 In de daarvan opgemaakte, door ABN AMRO op 6 juni 2001 en door Tjen-a-Tak op 5 juni 2001 ondertekende akte is, voor zover thans van belang, het volgende bepaald: “1 De Bank stelt Kredietnemer op bovengenoemd bankrekeningnummer ter beschikking een Privelimiet Plus tot een maximum van NLG 40.000,00 in letters: veertigduizend gulden. 3 a (…) b Kredietnemer is gehouden tot een maandelijkse betaling aan de Bank van een bedrag van 2,5 % van de kredietlimiet (de “maandtermijn”). (…) 6 Zowel de Bank als de Kredietnemer zijn bevoegd deze kredietfaciliteit ten alle tijde te beëindigen. (…) De Bank zal hiertoe met name overgaan als gedurende een onafgebroken periode van twee maanden de kredietlimiet, zonder toestemming van de Bank met minimaal een bedrag gelijk aan 5 % van de kredietlimiet wordt overschreden. (…) 10 Alle op grond van deze overeenkomst nog aan de Bank verschuldigde bedragen zullen ineens opeisbaar zijn indien: a Kredietnemer gedurende meer dan twee maanden achterstallig is in de betaling van een maandtermijn, en na in gebreke te zijn gesteld nalatig blijft in de volledige nakoming van zijn verplichtingen (…). 12 Ingeval de Privelimiet Plus is overeengekomen in guldens zal deze limiet uiterlijk 1 januari 2002 worden vervangen door een limiet luidende in Euro, welke gelijk is aan 50 % van de nominale limiet in guldens (…)” 2.3 Op het onderhavige bankrekeningnummer heeft Tjen-a-Tak de kredietlimiet, € 20.000,- met een bedrag groter dan 5 % van de kredietlimiet overschreden. 2.4 ABN AMRO heeft Tjen-a-Tak bij schrijven d.d. 22 augustus 2003 geattendeerd op de limietoverschrijding die is ontstaan op het bankrekeningnummer. Voorts heeft ABN AMRO Tjen-a-Tak op het rekeningafschrift d.d. 30 september 2003 geattendeerd op de limietoverschrijding. 2.5 Bij brief van 22 oktober 2003 heeft ABN AMRO Tjen-a-Tak in gebreke gesteld. 2.6 Tjen-a-Tak heeft de limietoverschrijding niet aangezuiverd. 3. De vordering De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Tjen-a-Tak te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 31.893,83 met de overeengekomen kredietvergoeding en kosten. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft ABN AMRO aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd: 3.1 Tjen-a-Tak heeft gedurende tenminste twee maanden een vervallen termijnbedrag onbetaald gelaten. Ondanks aanmaning en ingebrekestelling is Tjen-a-Tak nalatig gebleven om de achterstand aan te zuiveren. Krachtens de voorwaarden van de overeenkomst is het totale krediet ineens opeisbaar geworden als gevolg van de wanbetaling aan de zijde van Tjen-a-Tak. ABN AMRO heeft ter zake van de verschuldigde som inclusief kredietvergoeding van Tjen-a-Tak te vorderen de somma van € 31.893,93. 3.2 Op het onderhavige bankrekeningnummer is de kredietlimiet overschreden met een bedrag groter dan 5 % van de kredietlimiet. Op grond van artikel 6 van de kredietovereenkomst heeft ABN AMRO de kredietovereenkomst met Tjen-a-Tak opgezegd. 3.3 Tjen-a-Tak is ingevolge de overeenkomst een kredietvergoeding over het bedrag van € 31.893,93 verschuldigd op basis van samengestelde interest zoals die met inachtneming van de Wet op het Consumentenkrediet (hierna: WCK) en het Besluit Kredietvergoedingen maximaal is toegestaan vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening. 3.4 Aangezien ABN AMRO geen ondernemer is in de zin van de Wet op de Omzetbelasting wordt aanspraak gemaakt op vergoeding van de over de toe te kennen gerechtelijke kosten verschuldigde omzetbelasting. 3.5 ABN AMRO vordert wettelijke rente over de toegewezen proceskosten te rekenen vanaf 14 dagen na betekening en bevel van het ten deze te wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening van de in deze toegewezen proceskosten. 4. Het verweer Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van ABN AMRO in de kosten van het geding. Tjen-a-Tak heeft daartoe het volgende aangevoerd: 4.1 Tjen-a-Tak betwist dat de kredietfaciliteit door ABN AMRO rechtsgeldig is beëindigd en dat het totale krediet als gevolg van wanbetaling ineens en direct opeisbaar is, nu Tjen-a-Tak steeds heeft afgelost. De door haar betaalde aflossingen zijn echter aangewend ter voldoening van de rente ten aanzien van het boven het kredietplafond volgens ABN AMRO verschuldigde bedrag. 4.2 De verstrekking door ABN AMRO van een krediet boven het kredietplafond aan Tjen-a-Tak dient voor rekening van ABN AMRO te komen, nu ABN AMRO erop had moeten toezien dat geen krediet aan Tjen-a-Tak ter beschikking werd gesteld boven het kredietplafond en dus boven de financiële mogelijkheden van Tjen-a-Tak tot aflossing. Indien boven het kredietplafond krediet aan Tjen-a-Tak ter beschikking is gesteld, heeft ABN AMRO Tjen-a-Tak verleid tot het aangaan van te grote risico's in strijd met de WCK. Voorts is de overschrijding van de kredietlimiet mede te wijten aan ABN AMRO, nu er afschrijvingen van de onderhavige bankrekening zijn gedaan waarop Tjen-a-Tak geen invloed had. 4.3 Het bedrag dat boven het kredietplafond aan Tjen-a-Tak ter beschikking is gesteld door ABN AMRO is in strijd met artikel 35 van de Wet op het Consumentenkrediet. Tjen-a-Tak roept derhalve de nietigheid, althans de vernietiging in van de overeenkomst. Als gevolg hiervan is de renteclausule niet van toepassing en dient ABN AMRO voor de verschuldigde rente terug te vallen op de wettelijke rentevoet. 4.4 Het door ABN AMRO aan Tjen-a-Tak in rekening gebrachte rentepercentage is in strijd met het bepaalde in de Wet op het Consumentenkrediet. 5. De beoordeling 5.1 ABN AMRO vordert van Tjen-a-Tak betaling van een het bedrag van € 31.893,83, vermeerderd met de overeengekomen kredietvergoeding. Hieraan heeft zij in haar dagvaarding ten grondslag gelegd dat Tjen-a-Tak gedurende tenminste twee maanden een vervallen termijnbedrag onbetaald heeft gelaten en dat zij deze achterstand ondanks aanmaning en ingebrekestelling niet heeft aangezuiverd. ABN AMRO heeft zich derhalve beroepen op artikel 10 van de onder 2.2 weergegeven akte. 5.2 Ter comparitie van partijen heeft ABN AMRO zich (tevens) op artikel 6 van de onder 2.2 weergegeven akte beroepen. Daartoe heeft zij gesteld dat Tjen-a-Tak de kredietlimiet op het onderhavige bankrekeningnummer heeft overschreden met een bedrag groter dan 5 % van de kredietlimiet, waarna ABN AMRO de kredietovereenkomst op grond van artikel 6 heeft opgezegd. 5.3 De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Ingevolge artikel 130 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geldt als uitgangspunt dat ABN AMRO bevoegd is de gronden van haar eis te wijzigen zolang nog geen eindvonnis is gewezen. Nu in dit artikel verder is bepaald dat dit bij conclusie of akte ter rolle dient te geschieden, zal de zaak naar de rol worden verwezen teneinde ABN AMRO in de gelegenheid te stellen zich bij conclusie uit te laten omtrent de gronden van haar eis. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat Tjen-a-Tak ter comparitie van partijen weliswaar is verschenen, maar niet werd bijgestaan door haar raadsman. Tjen-a-Tak zal op genoemde conclusie vervolgens bij antwoordconclusie kunnen reageren. 5.4 De rechtbank overweegt voorts dat door ABN AMRO bij brief van 15 februari 2006 weliswaar enkele stukken in het geding zijn gebracht, maar dat een specificatie van de vordering naar hoofdsom en rente, waaronder naar de (omvang van de) overschrijding van het kredietplafond en de daarop in rekening gebrachte rente ontbreekt. Voorts is op basis van de thans beschikbare stukken niet duidelijk welke termijnbedragen Tjen-a-Tak onbetaald heeft gelaten en gedurende welke periode. De rechtbank stelt ABN AMRO in de gelegenheid bij voornoemde conclusie haar vordering ter zake te specificeren. Daarbij kan zij tevens reageren op de stelling van Tjen-a-Tak dat zij de termijnbedragen steeds heeft voldaan, doch dat deze zijn aangewend ter voldoening van de rente ten aanzien van het boven het kredietplafond verstrekte bedrag. 5.5 De rechtbank wenst bij voornoemde conclusie tevens van ABN AMRO te vernemen of ABN AMRO de overschrijding van het kredietlimiet met een achterstandscodering bij het BKR is aangemeld. Tjen-a-Tak zal in de gelegenheid worden gesteld bij antwoordconclusie te reageren. 5.6 In afwachting van de conclusiewisseling houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan. 6. De beslissing De rechtbank, alvorens verder te beslissen, verwijst de zaak naar de rol van woensdag 28 februari 2007 voor het nemen van een conclusie door ABN AMRO als vemeld onder 5.3, 5.4 en 5.5. Dit vonnis is gewezen door mr. L.A. Pit. Uitgesproken ter openbare terechtzitting. 1835/344