Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA1408

Datum uitspraak2007-03-26
Datum gepubliceerd2007-03-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-001949-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schinveld-zaak: Verzet bij aanhouding ?


Uitspraak

Parketnummer: 20-001949-06 Uitspraak : 26 maart 2007 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht van 4 mei 2006 in de strafzaak met parketnummer 03/645017-06 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal bevestigen. Vonnis waarvan beroep Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de laatste alinea van pagina 2 en de eerste alinea van pagina 3 van het beroepen vonnis nu de rechter daarin een verweer met betrekking tot de rechtmatigheid van de ophouding van verdachte verwerpt, dat -blijkens het proces-verbaal van die terechtzitting alsook de mededeling van de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep- in eerste aanleg niet is gevoerd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van verdachte zijn in eerste aanleg gevoerde verweer herhaald dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in de strafvervolging omdat, kort gezegd, bij de aanhouding van verdachte een inbreuk werd gemaakt op de Duitse soevereiniteit. Daarnaast heeft de raadsman zijn in eerste aanleg gevoerde verweer herhaald dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat, kort gezegd, de noodverordening niet rechtsgeldig zou zijn. Het hof verwerpt beide verweren op dezelfde gronden als de rechter in eerste aanleg en voegt daar nog het volgende aan toe. De raadsman heeft in het kader van de rechtsgeldigheid van de noodverordening ondermeer aangevoerd dat deze in strijd zou zijn met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit omdat deze onevenredige belemmeringen voor het publiek zou opleveren. Volgens de raadsman had de burgemeester ter handhaving van de openbare orde gebruik moeten maken van het minder verstrekkende artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat artikel 461 Wetboek van Strafrecht niet ter handhaving van de openbare orde had kunnen dienen omdat dit wetsartikel alleen kan dienen ter bescherming van privedomeinen en niet van openbare wegen. Deze wegen vielen wel onder de noodverordening. Het hof verwerpt derhalve ook dit onderdeel van het verweer van de raadsman. Ten aanzien van het feit onder 2 heeft de raadsman in hoger beroep zijn in eerste aanleg gevoerde verweer herhaald dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken omdat hij zich, kort gezegd, niet heeft verzet bij zijn aanhouding. Dit verweer verwerpt het hof op dezelfde gronden als de rechter in eerste aanleg. BESLISSING Het hof: Bevestigt het vonnis, waarvan beroep. Aldus gewezen door mr. W. van Nierop, voorzitter, mr. C. Lo-Sin-Sjoe en mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier, en op 26 maart 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr. W. van Nierop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.