Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA1708

Datum uitspraak2007-03-28
Datum gepubliceerd2007-03-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200606385/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 15 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel (hierna: het college) een aanvraag van onder meer appellanten om met een woonschip ligplaats in de gemeente Littenseradiel in te mogen nemen buiten behandeling gesteld.


Uitspraak

200606385/1. Datum uitspraak: 28 maart 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], tegen de uitspraak in zaak no. 05/2008 van de rechtbank Leeuwarden van 15 augustus 2006 in het geding tussen: appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel. 1.    Procesverloop Bij besluit van 15 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel (hierna: het college) een aanvraag van onder meer appellanten om met een woonschip ligplaats in de gemeente Littenseradiel in te mogen nemen buiten behandeling gesteld. Bij besluit van 5 oktober 2005 heeft het college het door onder meer appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 15 augustus 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door onder meer appellanten ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 augustus 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Het hoger beroepschrift is ingediend door "[appellanten]" Voor zover is gesteld dat het hoger beroep mede namens anderen dan [appellanten] is ingesteld, blijkt dit niet uit het hoger beroepschrift. De toevoeging "c.s." achter [appellant] is daarvoor onvoldoende. Bij brief van 13 november 2006 heeft het college van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door voornoemde Jansen, en het college, vertegenwoordigd door J. de Vries, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.        Ingevolge artikel 88 van de Huisvestingswet stelt de gemeenteraad geen regels die leiden tot een algeheel verbod van het in gebruik nemen of geven van een woonschip op een ligplaats.                            Ingevolge artikel 2 van de Woonschepenverordening Littenseradiel (hierna: de verordening) is het de eigenaar of gebruiker van een woonschip verboden binnen de gemeente met een woonschip ligplaats in te nemen op een andere plaats dan die in artikel 4 van deze verordening daarvoor is aangewezen, voor zover daar een vergunning volgens artikel 6 voor is verstrekt.                                            Ingevolge artikel 4 is als ligplaats voor één woonschip bij verblijf binnen de gemeente Littenseradiel voorlopig aangewezen de oever van de Bolswardertrekvaart ter hoogte van de Trekwei, grenzend aan het perceel gemeente Wommels, sectie […], nr. […], zoals is aangegeven op de bij die bepaling behorende situatietekening.    Ingevolge artikel 5, eerste lid, voor zover thans van belang, kan het bestuursorgaan voor een daarbij aangegeven plaats ontheffing verlenen van het verbod, vervat in artikel 2.    Ingevolge artikel 6, eerste lid, is het de eigenaar of gebruiker van een woonschip verboden, zonder vergunning van het bestuursorgaan, ligplaats in te nemen met een woonschip op de ligplaats als bedoeld in artikel 4. 2.2.    Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de verordening onverbindend is, voor zover deze, in elk geval wat betreft de plaatsbepaling en de beperking van het aantal ligplaatsen, niet is vastgesteld krachtens de Huisvestingswet.    Voorts heeft zij volgens hen miskend dat de verordening in strijd is met artikel 88 van de Huisvestingswet, nu in feite sprake is van een algeheel verbod om in de gemeente ligplaats in te nemen.     2.3.    Dit betoog faalt. Uit de tekst van artikel 88 van de Huisvestingswet en de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling (MvT II, 1996/97, 25 333, nr. 3, blz. 8 en 10) moet worden afgeleid dat de gemeenteraad in beginsel vrij is regels te stellen ten aanzien van woonschepen en ligplaatsen. Hij kan dit doen bij verordening of bij bestemmingsplan. Artikel 88 van de Huisvestingswet beperkt die bevoegdheid slechts in zoverre, dat in gemeentelijke verordeningen geen algeheel verbod kan worden opgenomen om met woonschepen ligplaats in te nemen. 2.3.1.    Van een zodanig algeheel verbod is in Littenseradiel geen sprake, nu ingevolge de verordening in de gemeente voor één woonschip ligplaats beschikbaar is en krachtens artikel 5, eerste lid, ontheffing kan worden verleend van het verbod om ligplaats in te nemen buiten de ene aangewezen plaats. Gelet hierop bestaat, zoals de Afdeling eerder (uitspraak van 22 februari 2006 in zaak no. 200505130/1) heeft overwogen, geen grond voor het oordeel dat  de verordening zich niet met artikel 88 van de Huisvestingswet verdraagt. Voor zover appellanten stellen dat in feite het innemen van ligplaats in de gemeente niet wordt toegestaan, wordt overwogen dat dat, wat van die stelling overigens zij, niet meebrengt dat de verordening onverbindend is. 2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb      w.g. De Leeuw-van Zanten Lid van de enkelvoudige kamer   ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2007 97-546.