Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA2113

Datum uitspraak2007-03-28
Datum gepubliceerd2007-04-03
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers78883 ha za 06-636
Statusgepubliceerd


Indicatie

Nietigheid Sprintplan-overeenkomst? Heeft Spaarbeleg haar zorgplicht geschonden?


Uitspraak

ECHTBANK ALMELO Sector Civiel Zaaknummer: 78883 ha za 06-636 Datum vonnis: 28 maart 2007 Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van: [Eiseres], wonende te Enschede, eiseres, verder te noemen [Eiseres], procureur: mr. E.H. Hoeksma, tegen de naamloze vennootschap AEGON BANK N.V., gevestigd te Utrecht, gedaagde, verder te noemen Spaarbeleg, procureur: mr. T.J. van Drooge, advocaten: mr. B.W.G. van der Velden en mr. M. Löwenberg. Procesverloop Middels inleidende dagvaarding van 27 mei 2006 heeft [Eiseres] Spaarbeleg gedagvaard. Spaarbeleg heeft vervolgens van antwoord geconcludeerd, [Eiseres] heeft een conclusie van repliek tevens houdende akte vermeerdering van eis tevens houdende akte wijziging van eis en nog een akte houdende inbreng productie genomen. Na conclusie van dupliek zijdens Spaarbeleg en een akte houdende uitlating producties bij conclusie van dupliek hebben partijen vonnis gevraagd. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing Feiten 1. [Eiseres] heeft op 10 juli 1999 een inschrijfformulier SprintPlan ingevuld en vervolgens aan Spaarbeleg opgestuurd. Op basis daarvan is een SprintPlan-overeenkomst tot stand gekomen, ingaande 2 augustus 1999. Bij dagvaarding heeft [Eiseres] de brochure, de overeenkomst en de algemene voorwaarden overgelegd. Gedurende de looptijd van de overeenkomst tot 2 augustus 2004 betaalde [Eiseres] maandelijks een bedrag van € 181,51 (f 400,--) aan rente, op basis waarvan door Spaarbeleg een bedrag van € 27.226,81 (f 60.000,--) is belegd in participaties in het Spaarbeleg Garantiefonds. 2. Na het eindigen van de overeenkomst per 2 augustus 2004 was ingevolge de overeengekomen garantiewaarde de -door [Eiseres] geleende- aankoopsom van de participaties volledig afgedekt voor zover de verkoopopbrengst ervan onvoldoende was. Dienvolgens had [Eiseres] op de einddatum van de overeenkomst geen restschuld, noch kon zij deze hebben. Bij brief van 13 augustus 2004 heeft Spaarbeleg aan [Eiseres] laten weten dat in voornoemde zin een (zodanig) negatief resultaat was bereikt, dat haar evenmin enige uitkering zou worden gedaan. Vordering [Eiseres] (kort samengevat) 3. Bij brief van 4 juli 2005 heeft [Eiseres] Spaarbeleg aansprakelijk gesteld voor het verloren gaan van de door haar gedurende de looptijd van de overeenkomst betaalde termijnen van totaal € 10.890,72 (f 24.000,--), de overeenkomst (buitengerechtelijk) ontbonden en Spaarbeleg gesommeerd tot restitutie van haar inleg. Bij dagvaarding grondt [Eiseres] dienovereenkomstig vorderingen op (strijd met) de Wck (Wet Consumenten Krediet), met name het ontbreken van een vergunning in de zin van artikel 9 Wck aan Spaarbeleg en daaruit voortvloeiende nietigheid van de gesloten Sprintplan-overeenkomst. Bij conclusie van repliek grondt [Eiseres] deze vorderingen, genoemd wijziging van eis, subsidiair op de tekortkoming van Spaarbeleg in de ten opzichte van haar in acht te nemen zorgplicht respectievelijk de te haren aanzien door Spaarbeleg gepleegde onrechtmatige daad. Verweer Spaarbeleg (kort samengevat) 4. Spaarbeleg ontkent dat op de SprintPlan-overeenkomst de Wck van toepassing is, omdat geen kredietverlening in de zin van die wet aan de orde is (geweest). Vanwege de overeengekomen garantiewaarde kan geen restschuld ontstaan en is uit dien hoofde al niet van kredietverlening sprake. Kort gezegd komt de SprintPlan-overeenkomst er immers op neer dat [Eiseres] na afloop van de overeenkomst aanspraak maakt op de (potentiële) stijging die de index (van het Spaarbeleg Garantiefonds) in de looptijd van vijf jaar heeft gemaakt. Spaarbeleg voegt daaraan toe dat een belegger als [Eiseres] bij een jaarlijkse stijging van de index van 6,73% de betaalde rentetermijnen terugverdient en bijvoorbeeld bij een jaarlijkse koersstijging van 8% een rendement van 8,2% op haar rentebetalingen zou maken, zomede dat ten tijde van het aanbieden/aangaan van de SprintPlan-overeenkomst de jaarlijkse stijging van de index al geruime tijd hoger lag. 5. Spaarbeleg acht -ten aanzien van het subsidiair door [Eiseres] gevorderde- aan haar zorgplicht tegenover [Eiseres] te hebben voldaan door voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst in voldoende mate transparante informatie over de productkenmerken als de daaraan verbonden risico’s aan haar verstrekt te hebben. Uit de brochure blijkt dat het beleggingsresultaat kan fluctueren en ook kan tegenvallen en dat de garantie enkel ziet op het voorgeschoten bedrag, niet op de rentebetalingen, die mogelijkerwijs niet kunnen worden terugverdiend. Spaarbeleg beroept zich op eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat het informatiemateriaal betreffende het SprintPlan niet misleidend is te achten en [Eiseres] derhalve voldoende inzicht heeft (kunnen) hebben in (ook de nadelige) eigenschappen ervan. 6. Spaarbeleg betwist dat zij een aanvulling op dit informatiemateriaal ook nog eens specifiek gewaarschuwd zou moeten hebben ten aanzien van de risico’s van het SprintPlan. De Hoge Raad heeft volgens Spaarbeleg uitgemaakt dat een dergelijke algemene waarschuwingsplicht zelfs niet voor riskante transacties bestaat. 7. Specifieke waarschuwing van [Eiseres] acht Spaarbeleg evenmin aan de orde omdat [Eiseres] de maandtermijnen van € 181,51 (f 400,--) zelf is aangegaan, die gedurende de looptijd van de overeenkomst telkens heeft voldaan en noch gedurende noch na de overeenkomst heeft geklaagd dat zij termijnen niet kon voldoen. 8. De door [Eiseres] ingeroepen bepalingen Bte en NR 99 acht Spaarbeleg voor zover al in werking getreden, als zodanig niet van toepassing op de SprintPlan-overeenkomst en kunnen derhalve evenmin de grondslag vormen voor de daarop door [Eiseres] geformuleerde onrechtmatige daad. 9. Tot slot stelt Spaarbeleg dat schade als gevolg van enig onrechtmatig handelen niet kan zijn geleden door [Eiseres] omdat uitsluitend de contractueel verschuldigde rentetermijnen in de vorderingen zijn betrokken. Voor zover vastgesteld zou worden dat de overeenkomst nietig is, verzet Spaarbeleg zich tegen de restitutieverplichting van de betaalde termijnen, zeker als door [Eiseres] gevorderd naar analogie van aandelenleasejurisprudentie (van onder meer de rechtbank Almelo). De beoordeling 10. De rechtbank kan zich verenigen met de kwalificatie van de SprintPlan-overeenkomst (als hiervoor onder (4) weergegeven) van Spaarbeleg erop neerkomende dat [Eiseres] na afloop van de overeenkomst aanspraak maakt op het verschil ten opzichte van het voor haar ingelegde bedrag van € 27.226,81 (f 60.000,--) en het bedrag waartoe dat gedurende de looptijd van de overeenkomst is gestegen op basis van de index van het Spaarbeleg garantiefonds, waartegenover staat haar verplichting om gedurende de looptijd van de overeenkomst (van vijf jaar) maandelijkse rentetermijnen van € 181,51 (f 400,--) gerelateerd aan dat oorspronkelijk voor haar ingelegde bedrag van € 27.226,81 (f 60.000,--), te voldoen. Wet consumentenkrediet 11. Derhalve is in dit geval van een overeenkomst tot het verlenen van krediet geen sprake en de Wck dienvolgens niet van toepassing; hier is naar het oordeel van de rechtbank een kansovereenkomst aan de orde. Voor zover daar overigens anders over zou moeten worden gedacht, leidt zulks evenmin tot toepasselijkheid van de bepalingen van de door [Eiseres] ingeroepen Wck, omdat dan het in aanmerking komende kredietbedrag van f 60.000,-- de in 1999 geldende limiet van f 50.000,-voor toepasselijkheid ingevolge artikel 3 van de Wck, te boven gaat. Zorgplicht 12. Gezien het feit dat de (aangegane) verplichtingen van [Eiseres] uitsluitend de gedurende de looptijd van de overeenkomst te betalen rentetermijnen van €181,51 (f 400,--) beslaan en vanwege de garantiewaarde haar risico zich beperkt tot verspelen van die betaalde termijnen in geval van een gedurende de looptijd in onvoldoende mate gestegen index, acht de rechtbank een algemene noch een specifieke waarschuwingsplicht van Spaarbeleg ten opzichte van [Eiseres], die die maandelijkse verplichting eigener beweging is aangegaan, aanwezig. 13. De beoordeling van (de ingewikkeldheid van) de constructie van SprintPlan dient te geschieden ten opzichte van de bepalingen van een (klassieke) spaarrekening. Met name aan de hand van de brochure is dan voldoende duidelijk, dat het rendement van het SprintPlan samenhangt met een stijging van de index (met 10% of meer) en (het) risico gelopen wordt over de rentebetalingen ingeval de beurs onverwacht tegenvalt. Dat beurs(koersen) niet standaard en onveranderlijk met 10% of meer per jaar stijgen is algemeen bekend en de rechtbank ziet geen tekort aan zorg tegenover [Eiseres] zijdens Spaarbeleg in het kader van het aangaan van de SprintPlan-overeenkomst door daar niet nadrukkelijker op te wijzen (in de brochure) dan zij gedaan heeft. 14. Voor zover [Eiseres] erover klaagt dat zij op dat punt door Spaarbeleg onvoldoende is voorgelicht, had zij daar zelf nader naar moeten informeren. Onrechtmatige daad 15. De subsidiair door [Eiseres] geformuleerde onrechtmatige daad als grondslag voor haar vordering, die zij baseert op niet-inachtname door Spaarbeleg van het bepaalde artikel 24 Bte en artikel 25,28 en 33 NR99 wordt eveneens verworpen. Nog afgezien van het feit dat de NR99 niet van kracht was tijdens het sluiten van deze overeenkomst, zijn deze voorschriften gegeven voor financiële instrumenten waaruit toekomstige verplichtingen kunnen voortvloeien, zoals het schrijven van (ongedekte) opties die voor een belegger het risico meebrengen dat aandelen op expiratiedatum tegen onvoorzien hoge koers moeten worden ingekocht en daarmede gepaard gaande restschulden. Dergelijke risico’s spelen in deze in het geheel niet. Slotsom 16. De door [Eiseres] gestelde grondslagen van haar vordering -primair dan wel subsidiair-kunnen die niet dragen en haar vordering zal worden afgewezen. Als in het ongelijk gestelde partij zal zij in de proceskosten van Spaarbeleg worden verwezen. De beslissing De rechtbank: I. Wijst af de vordering van [Eiseres]. II. Veroordeelt [Eiseres] in de proceskosten aan de zijde van Spaarbeleg gevallen en tot op deze uitspraak begroot op € 296,-- aan griffierechten en € 768,-- aan salaris voor de procureur. III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. J.H. van der Veer en op 28 maart 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier