Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA2770

Datum uitspraak2007-01-16
Datum gepubliceerd2007-04-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK06/1717
Statusgepubliceerd


Indicatie

Klacht ex artikel 12 Sv.; internetoplichting; opsporingscapaciteit. Het thans beschikbare dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om de gedraging van beklaagde thans reeds aan te merken als oplichting. Nader onderzoek zou daarover mogelijk meer duidelijkheid kunnen verschaffen, maar een dergelijk onderzoek zou zich tevens tot Duitsland moeten uitstrekken. Gelet op het gemeenschapsbelang en de prioriteiten die gesteld moeten worden bij het vervolgingsbeleid, acht het hof dit erg belastend ten aanzien van de opsporings- en vervolgingscapaciteit.


Uitspraak

K06/1717 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 16 januari 2007 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van: [klager], wonende te Kerkrade, hierna te noemen: klager, over de beslissing van de officier van justitie te Maastricht tot het niet vervolgen van: [beklaagde], wonende te Moordorf (Duitsland), hierna te noemen: beklaagde, wegens oplichting. De feitelijke gang van zaken. Op 3 augustus 2006 heeft klager aangifte gedaan van oplichting, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde. Op 7 augustus 2006 is door [naam], namens de officier van justitie, aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat het feit waarvan klager aangifte deed, alsmede de omstandigheden waaronder dit is gepleegd, van zodanige aard zijn dat, mede gelet op de noodzaak tot het stellen van prioriteiten bij politie en justitie, is besloten om aan de aangifte geen vervolg te geven. Hierop heeft klager bij schrijven van 20 augustus 2006 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 24 augustus 2006, met het verzoek de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 12 oktober 2006 het hof geraden het beklag af te wijzen. Op 19 december 2006 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld. Klager heeft aan de griffie van het hof bericht geen gebruik te maken van de gelegenheid te worden gehoord op het door hem ingediende klaagschrift. De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag. De beoordeling. Klager stelt dat beklaagde zich jegens hem schuldig heeft gemaakt aan oplichting, doordat beklaagde een versterker, die door klager via de internetsite van eBay van beklaagde was gekocht en die door klager aan beklaagde was betaald, niet heeft geleverd. Klager geeft aan dat hij op 13 mei 2006 via www.ebay.nl een versterker van het merk Emphaser had gekocht voor EUR 382,65 inclusief porto. Op 16 mei 2006 is het afgesproken bedrag afgeschreven van de rekening van klager ten gunste van het door verkoper, [beklaagde], opgegeven bankrekeningnummer te Duitsland. Volgens klager liet de levering van de versterker op zich wachten en heeft hij diverse keren met beklaagde per e-mail contact gehad. Beklaagde vertelde aanvankelijk, aldus klager, dat er iets mis was gegaan bij de verzending. Levering bleef echter uit en op vragen van klager (per e-mail) werd door beklaagde niet meer gereageerd. Klager heeft nog geprobeerd van eBay.nl koopbescherming te krijgen, maar daar werd hem medegedeeld dat hij daarvoor te laat was, aangezien hij later dan 60 dagen na aankoop had gereclameerd. Beklaagde is niet door de politie gehoord in deze kwestie. Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Het thans beschikbare dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om de gedraging van beklaagde thans reeds aan te merken als oplichting. Nader onderzoek zou daarover mogelijk meer duidelijkheid kunnen verschaffen, maar een dergelijk onderzoek zou zich tevens tot Duitsland moeten uitstrekken. Gelet op het gemeenschapsbelang en de prioriteiten die gesteld moeten worden bij het vervolgingsbeleid, acht het hof dit erg belastend ten aanzien van de opsporings- en vervolgingscapaciteit. Daar komt dan nog bij dat het niet-voldoen van beklaagde aan de koopovereenkomst een overwegend civielrechtelijke problematiek is en dat het gemeenschapsbelang bij vervolging van beklaagde derhalve gering moet worden geacht. Daarbij is voorts in aanmerking genomen dat klager de koopbescherming van eBay verloren heeft laten gaan door later dan 60 dagen na de aankoop van de versterker te reclameren. Het Openbaar Ministerie kon dan ook in redelijkheid besluiten niet tot (verdere) vervolging van beklaagde over te gaan op de gronden als vermeld in de hiervoor bedoelde sepotbeslissing van 7 augustus 2006. Het beklag dient derhalve te worden afgewezen. De beslissing. Het hof wijst het beklag af. Aldus gegeven door mr. P.A.M. Hendriks, als voorzitter, mr. G.A.M. Stevens en mr. R.R. Everaars-Katerberg, als raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.J. Spijkers, als griffier, op 16 januari 2007.