Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA2856

Datum uitspraak2007-04-12
Datum gepubliceerd2007-04-12
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers94454/KV RK 07-215
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Verzoekschrift onderhandse verkoop. Verzoekster vraagt verwijzing van de (behandeling van de) zaak naar de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam. Het verwijzingsverzoek wordt afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht FV/LJS[ 1] zaak- en rolnummer: 94454/KV RK 07-215 datum: 12 april 2007 Beschikking van de voorzieningenrechter, in de zaak van: de naamloze vennootschap ING BANK N.V., statutair gevestigd en kantoor houdende te Amsterdam, VERZOEKSTER, procureur mr. A.M. Mellema, advocaat mr. R. Lodewijk te Amsterdam, tegen: 1. [gerekwestreerde 1], 2. [gerekwestreerde 2], beiden woonplaats gekozen hebbende te Alkmaar, GEREKWESTREERDEN. 1. De gronden van de beslissing Op 6 april 2007 is bij het bureau voorzieningenrechter van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift van verzoekster, strekkende tot onderhandse verkoop van de onroerende zaak, staande en gelegen aan de [adres] te Graft, gemeente Graft-De Rijp. Bij brief van 10 april 2007 heeft verzoekster verzocht om (de behandeling van) het verzoekschrift te verwijzen naar de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam, dit met het oog op economische gronden alsmede het feit dat de veiling plaatsvindt in Amsterdam. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Voorop gesteld wordt dat het bepaalde in artikel 270 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) de mogelijkheid biedt om een zaak te verwijzen naar een andere rechtbank. Deze bepaling ziet echter alleen op situaties waarin de oorspronkelijk aangezochte voorzieningenrechter niet bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. De executoriaal te verkopen onroerende zaak is immers gelegen in Graft, gemeente Graft-De Rijp en daarmee dus in het arrondissement Alkmaar. Dit betekent dat de voorzieningenrechter van de rechtbank te Alkmaar bevoegd is van de zaak kennis te nemen en dat voormeld wetsartikel toepassing mist. Op 11 april 2007 heeft verzoekster haar verzoek telefonisch toegelicht, in die zin dat zij verwijst naar de toelichting op artikel 548 Rv, zoals dat in Tekst & Commentaar is opgenomen, en wel onder aantekening 2 onder d van die toelichting. Aantekening 2 onder d van de desbetreffende toelichting luidt als volgt: "Bevoegde rechter. Het verzoek moet worden ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank. Het gaat om de voorzieningenrechter van het arrondissement waar de zaken (grotendeels) zijn gelegen. Waarschijnlijk zal een voorzieningenrechter zich bevoegd achten indien verzoeker (zo nodig) aannemelijk maakt dat hetzij de meerderheid van de economische opbrengst wordt verkregen in het arrondissement hetzij de meerderheid van de oppervlakte van de onroerende zaken zich aldaar bevindt. Zie daarover art.520, aant. 3 onder b. (...)" Ingevolge artikel 546 Rv is artikel 520 Rv ook van toepassing bij executie door de hypotheekhouder. Verzoekster is in dit geval executerend hypotheekhouder. Artikel 520 Rv heeft betrekking op situaties waarin het gaat om de executoriale verkoop van onroerende zaken die in verschillende arrondissementen gelegen zijn. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. De onroerende zaak is immers uitsluitend gelegen in het arrondissement Alkmaar. Verzoekster betoogt verder dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam zich op grond van voormelde aantekening mogelijkerwijs bevoegd acht om van de zaak kennis te nemen, omdat de veiling gepland staat in Amsterdam en daardoor de meerderheid van de economische opbrengst wordt verkregen in het arrondissement Amsterdam. Dit standpunt van verzoekster berust op een onjuiste interpretatie van artikel 520 Rv. Indien een onroerende zaak zich grotendeels in het arrondissement Alkmaar bevindt en voor een klein deel in het arrondissement Amsterdam, dan is het denkbaar dat de voorzieningenrechter te Amsterdam zich -mede- bevoegd zou verklaren, indien de grootste economische opbrengst in Amsterdam te verwachten is. Dat leidt echter hoogstens tot medebevoegdheid van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam en niet tot onbevoegdheid van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Alkmaar. Op grond van al het voorgaande zal het verzoek tot verwijzing worden afgewezen. Het verzoek strekkende tot het verkrijgen van verlof tot onderhandse verkoop van de desbetreffende onroerende zaak zal op gebruikelijke wijze worden afgehandeld. 2. De beslissing De voorzieningenrechter: - wijst het verzoek tot verwijzing van de behandeling van het verzoekschrift d.d. 6 april 2007 naar de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam af. Gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar op 12 april 2007.