Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA2961

Datum uitspraak2006-12-05
Datum gepubliceerd2007-04-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers06/1594
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toepassing schuldsaneringsregeling toegewezen. Schulden aan CJIB, GVB en NS niet te goeder trouw ontstaan; meerdere schulden echter gemaakt door familieleden. Bestendige keer ten goede. Begeleiding door maatschappelijk werker, onder bewind gesteld, geen nieuwe schulden.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER ARREST van 5 december 2006 in de zaak met rekestnummer 06/1594 van: X, APPELLANTE, procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer. 1. Het geding in hoger beroep 1.1 Appellante – X – is bij op 18 oktober 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 11 oktober 2006 met rekestnummer 89523/FT-EA 06.344, waarbij het verzoek van X tot van toepassing verklaring van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen. 1.2 Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 21 november 2006. Ter zitting is X verschenen, bijgestaan door mr. F. Hoppe, advocaat te Alkmaar. Voorts zijn verschenen de heer E, maatschappelijk werker en tolk van X, en mevrouw W, civiel bewindvoerder over X. 2. De gronden van de beslissing 2.1 De rechtbank heeft op de in de beslissing waarvan beroep vermelde gronden het verzoek van X om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling afgewezen, daar naar het oordeel van de rechtbank – kort gezegd – zij ten aanzien van het ontstaan van de schulden aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB), het Gemeentelijk Vervoer Bedrijf Amsterdam (GVB) en het Bureau Nabetalingen van de Nederlandse Spoorwegen (NS) niet te goeder trouw is geweest. De rechtbank heeft overwogen dat X wel een keer ten goede heeft gemaakt, maar dat zij moet laten zien dat zij dit gedurende een langere periode kan volhouden. 2.2 In hoger beroep is het volgende gebleken. 2.2.1 X is 61 jaar en alleenstaand. Zij heeft afwisselend in Nederland en op Curaçao gewoond. Zij heeft tien volwassen kinderen, van wie er negen in Nederland wonen. Halverwege de jaren negentig heeft zij zich op verzoek van haar kinderen in Nederland gevestigd. X is analfabeet en is de Nederlandse taal niet machtig. X heeft een uitkering. 2.2.2 De schuldenlast van X bedroeg volgens de verklaring ex artikel 285 van de Faillissementswet (Fw) op 7 juli 2006 in totaal € 19.975,85. Uit de stukken blijkt een schuld aan het CJIB van in totaal € 567,--, aan het GVB een bedrag van € 70,31 en een schuld aan de NS van € 1.273,12. Aangaande haar schulden heeft X gesteld dat deze grotendeels zijn veroorzaakt door haar familieleden, onder meer door haar destijds inwonende zoon en kleindochter en daaromtrent het volgende aangevoerd. Haar zoon die inwonend was, heeft de meeste schulden bij het openbaar vervoer veroorzaakt. X zelf heeft naar eigen zeggen drie keer gebruik gemaakt van het openbaar vervoer zonder in het bezit te zijn van een kaartje. De laatste keer was in 2004. Haar familie maakte echter misbruik van haar analfabetisme en haar makkelijk te falsificeren handtekening. Zo hebben de (klein)kinderen zonder medeweten van X goederen besteld bij Otto, Wehkamp en ECI. De kinderen beheerden haar (financiële) administratie en geld en maakten ondertussen aanzienlijke schulden. Slechts als de nood hoog was en het essentiële faciliteiten betrof, zoals de belastingen of NUON, betaalde de familie een deel van de schulden. 2.2.3 In 2005 is de ommekeer voor X gekomen. De heer E is als maatschappelijk werker betrokken geraakt en op 10 oktober 2005 is mevrouw W benoemd tot civiel bewindvoerder van X. Samen hebben zij zich ingezet de situatie van X te verbeteren en de invloed van de familie te verminderen. De zoon en de kleindochter en overige familieleden hebben de woning verlaten en de financiën van X worden thans beheerd door de bewindvoerder. Sindsdien kan de familie geen misbruik meer van haar maken. X heeft, omdat er geen familieleden meer bij haar inwonen, thans recht op een volledige uitkering en zij komt nu voor diverse subsidies en kwijtscheldingen in aanmerking. Daarnaast is het voor de familieleden sinds de invoering van de identificatieplicht niet meer mogelijk op naam van X te reizen. X heeft sinds de bewindvoering geen nieuwe schulden en boetes laten ontstaan. Voor zover er nu nog nieuwe vorderingen binnenkomen, zien zij op oude feiten. X heeft ter adstructie een aanmaning van het CJIB overgelegd van 12 mei 2006, die een boete betreft van een feit met pleegdatum 25 november 2004. X is zich thans bewust van het misbruik door haar familie en als er zich ongeregeldheden voordoen, zal zij dit direct bij mevrouw W of de heer E melden. X heeft het hof verzocht in zijn beslissing rekening te houden met de vermelde persoonlijke) omstandigheden. 2.2.4 De bewindvoerder acht het aannemelijk dat een groot deel van de schulden door de familie van X is gemaakt. Zij heeft ter zitting in hoger beroep bevestigd dat de situatie van X thans is verbeterd. X krijgt € 50,-- leefgeld per week en de bewindvoerder betaalt de vaste lasten. Sinds de bewindvoering in oktober 2005 zijn er geen nieuwe schulden meer ontstaan. 2.3 Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de schulden aan het CJIB, het GVB en de NS niet te goeder trouw zijn ontstaan en in beginsel in de weg staan aan toelating van X tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof acht het echter ook aannemelijk dat meerdere schulden niet door X zijn gemaakt, maar door haar familieleden. Voorts staat daartegenover dat X er blijk van heeft gegeven vastbesloten te zijn om haar problemen de baas te blijven. Het hof is er van overtuigd geraakt dat thans sprake is van een bestendige keer ten goede in het leven van X en dat zij mede gelet op de in 2.2.3 genoemde omstandigheden, in het bijzonder de omstandigheid dat zij thans begeleid wordt door een maatschappelijk werker, reeds in oktober 2005 onder bewind is gesteld in de zin van artikel 1:431 BW en sindsdien geen nieuwe schulden meer heeft laten ontstaan, nog een kans moet krijgen. Het hof zal de beslissing van de rechtbank dan ook vernietigen en het verzoek van X alsnog toewijzen, nu ook overigens aan de wettelijke vereisten is voldaan. 3. De beslissing Het hof: - vernietigt de uitspraak waarvan beroep; - verklaart alsnog op X van toepassing de wettelijke schuldsaneringsregeling; - verwijst de zaak naar de rechtbank Alkmaar om te worden voortgezet met inachtneming van het in dit arrest overwogene. Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, A. Bockwinkel en J.E. Molenaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 5 december 2006 in tegenwoordigheid van de griffier. Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.