Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA3155

Datum uitspraak2007-04-18
Datum gepubliceerd2007-04-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/800322-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Langdurig ontucht met kleinkind leidt tot een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf en immateriële schadevergoeding


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/800322-06 Uitspraak d.d.: 18 april 2007 tegenspraak / dip - oip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [datum], wonende te [postcode, plaats], [adres], thans verblijvende in GGZ Meerkanten te Ermelo. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 april 2007. De tenlastelegging Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat: hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1997 tot en met 6 januari 2004 in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Voorthuizen en/of (elders) in Nederland, (telkens) met [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) - zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of - (aan/over) de vagina en/of borst(en) van die [slachtoffer] gelikt en/of gestreeld en/of betast en/of - zijn, verdachtes, penis getoond aan en/of laten betasten door die [slachtoffer] en/of - zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of - zichzelf afgetrokken in het bijzijn van die [slachtoffer]; art 244 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1997 tot en met 6 januari 2004 in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Voorthuizen en/of (elders) in Nederland met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het - (aan/over) de vagina en/of borst(en) van die [slachtoffer] likken en/of strelen en/of betasten en/of - zijn, verdachtes, penis tonen aan en/of laten betasten door die [slachtoffer] en/of - zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of - zichzelf aftrekken in het bijzijn van die [slachtoffer]; art 247 lid 1 Wetboek van Strafrecht. Overwegingen inzake het bewijs De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, aangezien niet bewezen kan worden dat er sprake is geweest van “binnendringen” in de zin van artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank verwerpt dat verweer. Door [slachtoffer] is op 12 december 2005 zonder enig voorbehoud een duidelijke en gedetailleerde verklaring afgelegd. Uit die verklaring blijkt dat er op verschillende momenten sprake is geweest van binnendringen (“toen ging hij mij vingeren ....” - pag. 20 -, “Daarna deed hij zijn vinger in mijn vagina”- pag. 20 -, “Ik voelde dan dat hij met zijn vinger in mijn vagina ging” - pag. 22 -). Ook heeft zij uitleg gegeven over verschillende termen (zoals het Disneyspelletje) die werden gebezigd. Daarnaast heeft verdachte op 13 december 2005 een verklaring afgelegd, waaruit kan worden opgemaakt dat er met de vinger(s) wel degelijk, zij het niet ver, is binnengedrongen - pagina 80 -. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 1997 tot en met 6 januari 2004 in de gemeenten Apeldoorn en Voorthuizen telkens met [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte - zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of - (aan/over) de vagina en/of borst(en) van die [slachtoffer] gelikt en/of gestreeld en/of betast en/of - zijn, verdachtes, penis getoond aan en/of laten betasten door die [slachtoffer] en/of - zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of - zichzelf afgetrokken in het bijzijn van die [slachtoffer]. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Over verdachte is een rapport opgemaakt door de psycholoog drs. Van Nunen, gedateerd 19 februari 2007. De psycholoog komt tot de conclusie dat bij betrokkene sprake is van een ziekelijke stoornis / gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en dat, in het geval het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, hij als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over. Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 1. De officier van justitie heeft, het primair ten laste gelegde bewezen achtend, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan een gedeelte van vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, ook als dit inhoudt een behandeling bij de kliniek Kairos of een soortgelijke instelling. Voorts heeft de officier gevorderd toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. 2. De raadsman van verdachte heeft, voor het geval de rechtbank toch tot enige bewezenverklaring mocht komen, een geheel voorwaardelijke strafoplegging bepleit. 3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. 4. Verdachte heeft jarenlang ontucht gepleegd met zijn kleindochter [slachtoffer]. Aanvankelijk gebeurde dit onder het mom van een spelletje spelen, uitmondend in intiem contact met zijn kleindochtertje. Verdachte is tot dit handelen gekomen, louter en alleen ter bevrediging van zijn seksuele behoefte uit frustratie vanwege relationele problemen met zijn echtgenote. 5. Verdachte heeft de feiten gepleegd in een situatie waarin zijn kleindochter mocht vertrouwen op de geborgenheid van haar omgeving en in een levensfase waarin een meisje van die leeftijd bijzonder kwetsbaar is. Verdachte heeft met zijn handelwijze grove inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van zijn kleindochter. Hij heeft misbruik gemaakt van de positie die hij als opa had en heeft het in hem gestelde vertrouwen geschonden. Deze gedragingen kunnen, naar de ervaring leert, voor het slachtoffer ernstige psychische gevolgen hebben. Voor [slachtoffer] zijn de gevolgen nog steeds zeer ingrijpend, zoals ook blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. 6. Verdachte is, gezien zijn justitiële documentatie, niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. 7. Uit het rapport van de psycholoog drs. Van Nunen komt onder meer naar voren dat bij verdachte sprake is van een lichte persoonlijkheidsstoornis en een sluimerende pedofiele geneigdheid. Er was sprake van een seksueel en affectief tekort en in het speelse en intieme contact met zijn kinderdochtertje zijn er seksuele (pedofiele) behoeften naar het kleindochtertje naar boven gekomen, waaraan hij onvoldoende weerstand heeft kunnen bieden. De kans op recidive is zeer gering, maar kan niet helemaal uitgesloten worden geacht, als er sprake zou zijn van een alleen aan zijn zorg en verantwoordelijkheid toevertrouwde minderjarige. Verdachte is erg geschrokken van wat er allemaal nadien is gebeurd en de impact die dat voor hem tot gevolg heeft gehad. Om de kans op herhaling te voorkomen wordt begeleiding door en/of onder regie van de reclassering geadviseerd. Doel van de begeleiding is het vooralsnog zoeken naar een relatief beschermde woonstructuur, resocialisatie en het weer op poten zetten van zijn leven. Geadviseerd wordt een ambulante behandeling binnen een dwingend kader van reclasseringstoezicht (welk advies met de reclassering is besproken). 8. Geconstateerd is door de deskundige dat er bij verdachte is sprake van een met zijn leeftijd samenhangende cognitieve achteruitgang, alsmede met een psychisch wat afgetakelde toestand. Dat komt overeen met de indruk die de rechtbank van verdachte ter terechtzitting heeft verkregen. Verdachte verblijft thans op de ouderenafdeling van de GGZ Meerkanten te Ermelo. De impact van deze gebeurtenis binnen de familie is aanzienlijk geweest en hij voor verdachte ingrijpende gevolgen gehad. Hij is in een sociaal en maatschappelijk isolement terechtgekomen. 9. Als strafverzachtende omstandigheid heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat verdachte uiteindelijk uit eigen beweging is gestopt, dat hij een deels bekennende verklaring heeft afgelegd en hij zijn excuses daarvoor heeft betuigd aan het slachtoffer. 10. Het voorgaande afwegend ziet de rechtbank aanleiding om een groter voorwaardelijke strafdeel op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Zij acht het aangewezen om aan de aan het voorwaardelijk strafdeel verbonden bijzondere voorwaarde een proeftijd van drie jaar te verbinden, gelet op de problematiek van verdachte. Vordering tot schadevergoeding De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 10.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs-middelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Gelet op de lange duur van het seksueel misbruik en de verstrekkende gevolgen die dit voor het slachtoffer heeft gehad en nog heeft, kan deze schade naar redelijkheid en billijkheid worden begroot op het gevorderde bedrag. De vorde-ring is voor toewijzing vatbaar. Schadevergoedingsmaatregel Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van opgemeld bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 244 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; - de veroordeelde gedurende de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft. Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij de Forensisch Psychiatrisch Polikliniek Kairos te Arnhem of een soortgelijke instelling. Geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen. Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], [postcode, plaats] (bankrekeningnr. [cijfers]), van een bedrag van € 10.000,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1997. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 10.000,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 80 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mrs. Krijger, voorzitter, Van Harreveld en Lucassen, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2007.