Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA3459

Datum uitspraak2007-02-16
Datum gepubliceerd2007-04-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers131608
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) heeft in verband met sluiting van het asielzoekerscentrum (AZC) te Heemskerk gedaagde overgeplaatst naar het AZC te Schagen. Gedaagde heeft aan deze overplaatsingsbeschikking geen gevolg gegeven. Het COA vordert gedaagde te veroordelen het AZC Heemskerk te ontruimen. De voorzieningenrechter dient in kort geding uit te gaan van de rechtmatigheid van het overplaatsingsbesluit. Indien beroep is ingesteld tegen het overplaatsingsbesluit dient de rechter in kort geding bij zijn beslissing in aanmerking te nemen welke uitspraak op het beroep bij de administratieve rechter mag worden verwacht, en zal hij na deze prognose de belangen van partijen bij toewijzing, respectievelijk weigering van de gevraagde voorziening in zijn beoordeling kunnen betrekken. Het is aan gedaagde om aannemelijk te maken dat het overplaatsingsbesluit niet in stand kan blijven, omdat hij niet op een afstand van meer dan 20 kilometer van het ziekenhuis waar hij behandeld wordt kan wonen. Gedaagde is hier niet in geslaagd. Evenmin is hij erin geslaagd aannemelijk te maken dat het ziekenhuis niet op een voor hem bereisbare afstand van AZC Schagen ligt. Hetgeen gedaagde overigens in zijn beroepschrift tegen het overplaatsingsbesluit heeft gesteld, is vooralsnog onvoldoende geconcretiseerd en niet onderbouwd. Het tegen het overplaatsingsbesluit ingestelde beroep heeft – voor zover dit al is ingediend en ontvankelijk is – vooralsnog geen kans van slagen. Niet gebleken is dat er sprake is van een situatie waarbij de belangen van gedaagde in vergelijking met de andere betrokken belangen, zo zwaar wegen dat de uitslag van een eventueel beroep dient te worden afgewacht en de gevraagde voorziening op die grond dient te worden geweigerd. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK HAARLEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 131608 / KG ZA 07-26 Vonnis in kort geding van 16 februari 2007 in de zaak van de rechtspersoon volgens artikel 2 van de Wet centraal orgaan opvang asielzoekers CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS (COA), gevestigd te Rijswijk, eiseres, procureur mr. M. Middeldorp, advocaat mr. C. Frijlink te 's-Gravenhage, tegen [gedaagde], wonende te Heemskerk, gedaagde, verschenen in persoon. Partijen zullen hierna het COA en [gedaagde] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling - de pleitnota van het COA. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. [gedaagde] is vreemdeling in de zin van artikel 1, aanhef en onder m, Vreemdelingenwet 2000 en verblijft thans in het asielzoekerscentrum (AZC) Heemskerk te Heemskerk. [gedaagde] lijdt aan longsarcoidose stadium 4. 2.2. Bij algemene brief van 12 oktober 2006 gericht aan de bewoners van het AZC Heemskerk heeft het COA de bewoners geïnformeerd over de sluiting van dit AZC op 21 februari 2007 en over de gevolgen hiervan voor de bewoners, te weten een verhuizing naar een ander AZC. 2.3. Bij brief van 12 december 2006, op 13 december 2006 door [gedaagde] ontvangen, heeft het COA [gedaagde] onder meer bericht dat hij zal verhuizen naar het AZC Schagen te Schagen, welke verhuizing gepland stond op 19 december 2006 om 10.30 uur. In die brief heeft het COA voorts onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht: “(…) Tenslotte wil ik op het volgende wijzen: Indien u op de bovengenoemde datum niet meewerkt aan uw verhuizing of indien u zonder meer kenbaar maakt hieraan geen gevolg te zullen geven, is het COA voornemens u over te plaatsen op de voet van artikel 11 Rva 2005. Alvorens het COA het besluit tot overplaatsing neemt, zal met u een zienswijzegesprek worden gehouden, zoals bedoeld in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.” [gedaagde] heeft niet meegewerkt aan de verhuizing. 2.4. Het COA heeft [gedaagde] bij brief van 20 december 2006 in de gelegenheid gesteld om zich uiterlijk op 22 december 2006 om 11.00 uur bij het AZC Schagen te melden. In de brief is tevens opgenomen dat het COA voornemens is gebruik te maken van de bevoegdheid in artikel 11, lid 1 Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005), om hem naar deze opvanglocatie over te plaatsen indien hij zich niet tijdig meldt bij het AZC Schagen. Tevens staat in de brief vermeld: “(…) Vooruitlopens op het eventueel te nemen besluit tot overplaatsing naar AZC Schagen tl op grond van artikel 11, eerste lid van de Rva 2005, stel ik u hierbij in de gelegenheid uw zienswijze hierop kenbaar te maken. Dit is een zienswijze conform artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht. U kunt uw zienswijze binnen één werkdag, na uitreiking van deze brief, schriftelijk of telefonisch (mondeling) mededelen. Indien u kiest voor een mondelinge mededeling, dan kunt u hiervoor contact opnemen met Mevr. Hazeleger telefoonnummer: 0251-203101. Van het eventuele gesprek wordt een verslag gemaakt. Voor zover u zich wilt beroepen op uw medische situatie, verzoek ik u hiervan ondersteunende stukken over te leggen.” 2.5. Op 21 december 2006 heeft een zienswijzegesprek plaatsgevonden tussen mevrouw Hazeleger van het COA en [gedaagde]. Blijkens het verslag van dit gesprek heeft [gedaagde]– voor zover hier van belang –het volgende naar voren gebracht: “(…) 1. Medische redenen. Mijnheer staat op een wachtlijst voor een dubbele longtransplantatie, en moet dagelijks naar het AMC voor controle. 2. Het wonen in een caravan is niet bevordelijk voor mijnheers gezondheid, naast zijn longproblemen heeft mijnheer ook botontkalking. 3. Mijnheer mag maximaal 20 kilometer van een ziekenhuis wonen. 4. Mijnheer heeft aangegeven dat hij als laatste van het centrum wil vertrekken, Dit in verband met de genoemde medische redenen en omdat hij elk moment een (positieve) uitkomst van de IND verwacht. 5. (…) 6. Mijnheer heeft nog een aantal medische behandelingen openstaan bij zijn tandarts in Beverwijk. (…) Mevrouw Hazeleger vraagt om medische stukken in verband met de bezwaren op medische grond. Mijnheer vraagt om een ondertekend bewijsstuk voor inzage van het dossier. Mevrouw Hazeleger geeft aan dat inzage alleen met zijn toestemming zal geschieden. Mijnheer geeft toestemming om het dossier in te zien, maar wil niet dat er copieën gemaakt worden.” 2.6. Bij brief van 22 december 2006 heeft het COA [gedaagde] onder meer het volgende bericht: “(…) Op het zienswijzegesprek van 21 december 2006 heeft u aangegeven dat u niet wilt verhuizen naar naam AZC Schagen om de volgende redenen: (…) Het COA wijst uw argumenten om de volgende redenen af: 1. U kunt vanuit AZC Schagen met het openbaar vervoer naar het AMC reizen. Vanuit het AMC weten wij dat u daar 30 augustus 2006 voor het laatst geweest bent en dat u uw afspraak voor januari 2007 heeft afgezegd. U gaat derhalve niet dagelijks ter controle naar het AMC; 2. Er is geen medische verklaring overgelegd waaruit blijkt dat u niet in een caravan zou kunnen wonen; 3. Er is geen medische verklaring overgelegd waaruit blijkt dat u op maximaal 20 kilometer van een ziekenhuis geplaatst dient te worden; 4. Antwoord op de procedure van de IND kan in elk centrum in Nederland afgewacht worden; 5. (…) 6. U kunt vanuit AZC Schagen naar uw tandarts reizen met het openbaar vervoer. Het staat u overigens vrij om een tandarts in Schagen te bezoeken. (…) Tot op heden weigert u naar AZC Schagen te vertrekken. Daardoor ben ik genoodzaakt u op grond van artikel 11, eerste lid Rva 2005 over te plaatsen naar AZC Schagen. Met onmiddellijke ingang zullen aan u geen verstrekkingen in het kader van de Rva 2005 meer worden toegekend op uw huidige locatie. U ontvangt deze verstrekkingen alleen nog op AZC Schagen. Indien u niet binnen 48 uur na uitreiking van deze beschikking arriveert op AZC Schagen eindigt uw recht op Rva-verstrekkingen ingevolge artikel 7, eerste lid sub i Rva 2005 na het verstrijken van deze termijn. Ik wijs u er tevens op dat, indien u binnen de u gestelde termijn AZC Heemskerk niet verlaten heeft, u daarmee jegens het COA onrechtmatig handelt. U verblijft vanaf dat moment immers zonder recht of titel op dit centrum. Het COA ziet zich dan genoodzaakt u middels een gerechtelijke procedure te doen ontruimen. Het COA stelt u reeds nu aansprakelijk voor alle schade die het ten gevolge van uw onrechtmatig handelen lijdt en nog zal lijden. (…) U kunt tegen deze beslissing binnen 4 weken na de dag van uitreiking beroep aantekenen bij de rechtbank 's-Gravenhage. (…)” 2.7. [gedaagde] heeft ter zitting overgelegd een niet ondertekende brief van 8 januari 2006 gericht aan de rechtbank te Haarlem (sector bestuursrecht), t.a.v. Centraal inschrijfbureau Vreemdelingenzaken, waarmee hij stelt beroep te hebben ingesteld tegen voornoemde beslissing van het COA van 22 december 2006. 2.8. Bij brief van 30 januari 2007 heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, Vreemdelingenkamer, aan [gedaagde] onder meer het volgende geschreven: “(…) Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw beroepschrift. (…) Voorts verzoek ik u mij toe te sturen: (…) het besluit van 22 december 2006 waarop het beroep betrekking heeft. (…) Ik stel u in de gelegenheid dit (deze) verzuim(en) binnen vier weken na dagtekening van deze brief te herstellen. Maakt u van deze gelegenheid geen gebruik dan kan de rechtbank uw beroep niet-ontvankelijk verklaren.” 2.9. Bij brief van 16 januari 2007 heeft mr. C. Frijlink namens het COA [gedaagde] onder meer het volgende bericht: “(…) Thans verzoek, en voor zover nodig sommeer, ik u voor de laatste maal het AZC Heemskerk binnen drie dagen na dagtekening van deze brief te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden en mij dit schriftelijk te bevestigen. Tot slot stel ik u reeds nu voor alsdan aansprakelijk voor alle schade die het COA ten gevolge van uw onrechtmatig handelen lijdt en nog zal lijden. Voorshands vertrouw ik er evenwel gaarne op dat u het zover niet zult laten komen.” 2.10. Ter zitting heeft [gedaagde] overgelegd een brief van 7 juli 2005 van dr. R.E. Jonkers, longarts verbonden aan het Academisch Medisch Centrum (AMC) te Amsterdam, waarin onder meer het volgende is vermeld: (…) Hoewel de begeleiding van patiënt bemoeilijkt wordt doordat hij zich regelmatig gedurende langere periodes aan poliklinische controles onttrekt, is er over de afgelopen jaren wel sprake geweest van een stabiele situatie. Hierbij is er gezien de ernstig gestoorde longfunctie nog sprake van een acceptabele algehele conditie. Desondanks is onverminderd sprake van een zeer ernstige longsarcoidose met belangrijke verstoring van de architectuur door fibrotische afwijkingen, waarbij patiënt onveranderd in principe een kandidaat zou zijn voor een dubbelzijdige longtransplantatie. Hiervoor komt hij echter, zoals ik ook in mijn schrijven van 10 februari 2003 reeds vermeldde, niet in aanmerking omdat hij het Nederlanderschap nog steeds niet heeft. (…)Gezien de complexe onderliggende problematiek zou het de voorkeur verdienen indien patiënt verder door mij poliklinisch begeleid zou kunnen worden. Gesteld kan echter niet worden dat dit niet in een ander academisch ziekenhuis zou kunnen plaatsvinden, indien daar voldoende kennis en ervaring over het onderhavige ziektebeeld aanwezig zou zijn.” 2.11. Voorts heeft [gedaagde] ter zitting overgelegd een medisch advies uitplaatsing van de Medische Opvang Asielzoekers (MOA) van 13 juli 2005. Hierin is onder meer het volgende vermeld: “(…) De heer heeft een zeer ernstige aandoening van een inwendig orgaan. Hij is i.v.m. deze aandoening onder behandeling in een academisch ziekenhuis in Amsterdam. Continuïteit van de behandeling/controles is aangewezen. Er is een zeer frequent contact. De aandoening handicapt de heer. (…) Het volgende acht ik noodzakelijk: - De heer plaatsen in een locatie op een met behulp van openbaar vervoer bereisbare afstand van Amsterdam-Zuidoost. Gezien de totale frequentie van behandelcontacten in Amsterdam en de ernst van de aandoening de afstand tot Amsterdam zo kort mogelijk laten zijn. - Aandachtpunten bij plaatsing: maximaal één trap, nabijheid opstappunt openbaar vervoer. Opmerkingen: De heer zo mogelijk plaatsen in een één-persoonskamer. (…)” 3. Wettelijk kader 3.1. Ingevolge artikel 11 lid 1 Rva 2005 bepaalt het COA in welke opvangvoorziening een asielzoeker wordt geplaatst en is het COA bevoegd een asielzoeker naar een andere voorziening over te plaatsen. Ingevolge het tweede lid van artikel 11 Rva 2005 worden, na overplaatsing van een asielzoeker naar een andere opvangvoorziening, de in artikel 9 lid 1 Rva 2005 bedoelde verstrekkingen in deze andere voorziening aangeboden. 4. Het geschil 4.1. Het COA vordert - samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] zal veroordelen het AZC Heemskerk binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het zijne en de zijnen, met machtiging van het COA om dit vonnis, na betekening, ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien [gedaagde] aan deze veroordeling niet voldoet en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding. 4.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 5. De beoordeling 5.1. Vooraleerst is van belang wat de betekenis is van genoemd besluit van het COA van 22 december 2006. Gegeven artikel 11 lid 1 Rva 2005 is het COA gerechtigd een dergelijk besluit tot overplaatsing te nemen. De voorzieningenrechter volgt dan ook het COA in haar standpunt dat de voorzieningenrechter in kort geding dient uit te gaan van de rechtmatigheid van dit besluit. [gedaagde] stelt dat hij bij brief van 8 januari 2006, zoals hiervoor onder 2.7. genoemd, beroep heeft ingesteld tegen het overplaatsingsbesluit van het COA. Het COA heeft dit weliswaar betwist, maar de voorzieningenrechter gaat er bij de beoordeling van het onderhavige kort geding vooralsnog vanuit dat het beroepschrift van [gedaagde] tegen het besluit van 22 december 2006 is ingediend en ontvankelijk is. Dit doet echter niet af aan het feit dat de voorzieningenrechter in kort geding dient uit te gaan van de rechtmatigheid van het overplaatsingsbesluit, omdat het instellen van beroep geen schorsende werking heeft (artikel 6:16 Algemene wet bestuursrecht). Voor het toetsingskader is van belang dat de Hoge Raad in zijn arrest van 18 februari 1994, NJ 1995, 718 het volgende heeft overwogen: “(…) In een zodanig geval dient de rechter in kort geding bij zijn beslissing omtrent de gevraagde voorziening in aanmerking te nemen welke uitspraak op het beroep bij de administratieve rechter mag worden verwacht, en zal hij na deze prognose de belangen van partijen bij toewijzing, respectievelijk weigering van de gevraagde voorziening in zijn beoordeling kunnen betrekken (…)” 5.2. In het onderhavige geval leidt toepassing van dit criterium tot het volgende. 5.3. [gedaagde] heeft zich in het voornoemde beroepschrift van 8 januari 2006 onder meer op het standpunt gesteld dat het overplaatsingsbesluit niet in stand kan blijven, omdat het COA opzettelijk geen rekening heeft gehouden met zijn medische achtergrond. Ter zitting heeft [gedaagde] dit standpunt nader toegelicht, stellende dat hij niet op een afstand van meer dan 20 kilometer van het AMC kan wonen en dat het aan het COA is om het tegendeel te bewijzen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aan [gedaagde] is om aannemelijk te maken dat hij niet op een afstand van meer dan 20 kilometer van het AMC kan wonen. Tot op heden is dit standpunt door [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft in dit kader verwezen naar de door hem overgelegde brief van 7 juli 2005 van zijn longarts, zoals hiervoor genoemd onder 2.10., alsmede het medisch advies uitplaatsing van de MOA van 13 juli 2005, zoals hiervoor genoemd onder 2.11. Deze stukken zijn echter ruim anderhalf jaar geleden opgesteld, zodat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de inhoud van deze stukken geen informatie verstrekt over de huidige medische situatie van [gedaagde]. De voorzieningenrechter merkt overigens op dat uit de inhoud van genoemde stukken ook niet blijkt dat de medische situatie van [gedaagde] in de weg staat aan een overplaatsing naar het AZC Schagen, nu niet aannemelijk is geworden dat dit niet op een bereisbare afstand van het AMC ligt. [gedaagde] heeft ter zitting weliswaar gesteld dat er geen openbaar vervoer van en naar het AZC Schagen rijdt, maar dit is door hem, na betwisting door het COA, niet onderbouwd. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft het tegen het overplaatsingsbesluit ingestelde beroep voor zover dit ziet op de medische omstandigheden van [gedaagde] naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog geen kans van slagen. 5.4. [gedaagde] heeft zich in zijn beroepschrift van 8 januari 2006– kort samengevat – op het standpunt gesteld dat het overplaatsingsbesluit van 22 december 2006 ook om de volgende redenen niet in stand kan blijven. Het COA saboteert het recht van [gedaagde] op een eerlijk proces en het COA handelt vooringenomen en onrechtmatig. Het COA schendt het contract van rechten en plichten dat het met [gedaagde] heeft. Voorts handelt het COA in strijd met het fair play beginsel en op onjuiste gronden. Ook discrimineert het COA de juridische grondrechten van [gedaagde] en handelt het in strijd met de internationale rechten tot bescherming van de mens, de artikelen 1 en 1a van de Algemene wet gelijke behandeling, de artikelen 3:2, 3:3, 3:4 lid 1 en 2 en 1:3 lid 4 Awb. Voorts heeft het COA gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, aldus nog steeds [gedaagde]. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] zijn in het beroepschrift aangevoerde stellingen vooralsnog onvoldoende heeft geconcretiseerd. [gedaagde] heeft bovendien tot op heden nagelaten zijn stellingen nader te onderbouwen. Het tegen het overplaatsingsbesluit ingestelde beroep heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog evenmin kans van slagen voor zover dit ziet op de door [gedaagde] aangevoerde niet-medische gronden. 5.5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het door [gedaagde] ingediende beroepschrift tegen de overplaatsingsbeschikking – voor zover dit al is ingediend en ontvankelijk is – vooralsnog geen kans van slagen heeft 5.6. Niet gebleken is dat er sprake is van een situatie waarbij de belangen van [gedaagde] in vergelijking met de andere betrokken belangen, zo zwaar wegen dat de uitslag van het beroep – voor zover dit al is ingediend en ontvankelijk is – dient te worden afgewacht en de gevraagde voorziening op die grond dient te worden geweigerd. Weliswaar heeft [gedaagde] er belang bij dat hij na overplaatsing een beperkte reisafstand van zijn woonplaats naar het AMC heeft, maar dit weegt naar oordeel van de voorzieningenrechter niet op tegen de belangen van het COA bij ontruiming. Het COA heeft in dit kader aangevoerd dat het haar taak, de centrale opvang van asielzoekers, op een doelmatige en deskundige wijze dient uit te voeren. De overheidsgelden die het COA ontvangt dienen op een zorgvuldige wijze te worden besteed. In het kader hiervan kan het gewenst zijn dat bepaalde opvanglocaties worden gesloten als gevolg van de gedwongen inkrimping van het COA wegens een lagere instroom aan asielzoekers. Bovendien loopt de bestuursovereenkomst met de gemeente Heemskerk en de door de gemeente verleende tijdelijke ontheffing van het bestemmingsplan op grond van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening af. Gelet hierop heeft het COA naar het oordeel van de voorzieningenrechter een zwaarwegend belang bij ontruiming. 5.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering zal worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 Rv overbodig is. 5.8. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het COA worden begroot op: - dagvaarding EUR 84,31 - vast recht 251,00 - salaris procureur 816,00 Totaal EUR 1.151,31 6. De beslissing De voorzieningenrechter 6.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na de betekening van dit vonnis met al het zijne en de zijnen het AZC Heemskerk aan de Communicatieweg 5A te (1967 PR) Heemskerk te ontruimen en ontruimd te houden, 6.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van het COA tot op heden begroot op EUR 1.151,31, 6.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 6.4. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2007.?