Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA3568

Datum uitspraak2007-04-04
Datum gepubliceerd2007-04-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/008092-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ontnemingsvordering. Aan veroordeelde wordt de verplichting opgelegd tot betaling aan de staat van een geldbedrag van € 30.000,-. Dit bedrag is lager dan het vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel, in verband met het ontbreken van draagkracht bij de veroordeelde. Het wederrechtelijk verkregen voordeel had verdachte verkregen door het plegen van drugsgerelateerde feiten.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummer: 03/008092-03 (ontnemingsvordering) Datum uitspraak: 4 april 2007 Beslissing inzake de vordering van de officier van justitie in het arron¬dissement Maastricht onder voormeld parketnummer, gedateerd 9 januari 2006 en bij deze rechtbank ter terechtzitting van 27 januari 2006 aanhangig gemaakt, daartoe strekkende dat de rechtbank ten laste van [naam verdachte ], geboren te [geboorteplaats en datum verdachte], wonende te [woonadres verdachte], hierna te noemen: [naam verdachte], het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk ver¬kregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en [naam verdachte] de verplichting oplegt tot betaling aan de staat van het geschatte voordeel. De vordering is gericht op de ontneming van het voordeel verkregen uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden en soortgelijke feiten en/of feiten waarvoor een geldboete kan worden opgelegd van de vijfde categorie, ter zake waarvan voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door de verdachte zijn begaan. De officier van justitie heeft deze vordering ingesteld naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank van 16 maart 2004, gewezen in de door de officier van justitie tegen [naam verdachte] onder opgemeld parketnummer aangebrachte strafzaak, welk vonnis bij het Hof te ’s-Hertogenbosch d.d. 22 september 2004 is bevestigd. Bij dit vonnis is [naam verdachte] onder meer veroordeeld ter zake: 1. primair. hij op na te noemen tijdstippen in de periode van 1 juni 2002 tot en met 21 april 2003 in de gemeente Heerlen en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en cocaïne, zijnde amfetamine en cocaïne middelen vermeld op de bij die wet behorende lijst I, te weten: - op 30 juni 2002 ongeveer 9208 gram van een materiaal bevattende amfetamine en - op 5 maart 2003 (ongeveer) 50 gram van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 10 kilo van een materiaal bevattende amfetamine en - op 17 maart 2003 (ongeveer) 100 gram van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 1 kilo van een materiaal bevattende amfetamine, immers heeft verdachte toen aldaar (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, die hoeveelheid cocaïne en amfetamine in een auto over de grens van Nederland met België gebracht en via België naar Luxemburg gebracht en/of laten brengen; 2. primair. hij op na te noemen tijdstippen in de periode van 1 juni 2002 tot en met 21 april 2003 in de gemeente Heerlen en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hashish) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en een hoeveelheid hennep, zijnde hashish en hennep middelen vermeld op de bij die wet behorende lijst II, te weten: - op 30 juni 2002 (ongeveer) 1124 gram van een materiaal bevattende hennep en (ongeveer) 248 gram van een materiaal bevattende hashish en - op 5 maart 2003 (ongeveer) 10 kilo van een materiaal bevattende hashish en - op 17 maart 2003 (ongeveer) 4 kilo van een materiaal bevattende hashish, immers heeft verdachte toen aldaar (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, die hoeveelheid hennep en hashish in een auto over de grens van Nederland met België gebracht en via België naar Luxemburg gebracht en/of laten brengen; 3. hij op 22 april 2003 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad A. in de woning gelegen aan de [K-straat 3] (ongeveer) 4 kilo van een materiaal bevattende amfetamine en (ongeveer) 10 gram van een materiaal bevattende cocaïne en (ongeveer) 750 XTC-pillen bevattende MDMA, zijnde amfetamine, cocaïne en MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en B. in een woning gelegen aan de [K straat 11] (ongeveer) 22740 XTC-pillen bevattende MDMA en (ongeveer) 300 gram van een materiaal bevattende cocaïne en (ongeveer) 18,3 kilo van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA, cocaïne en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. De procesgang De vordering is op 12 januari 2006 aan [naam verdachte] betekend. De aan deze vordering ten grondslag liggende uitspraak is op 16 maart 2004 door de rechtbank gedaan en welk vonnis bij het Hof te ’s-Hertogenbosch d.d. 22 september 2004 is bevestigd. De officier van justitie heeft de vordering derhalve aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn. De rechtbank heeft gezien de inhoud van het aan voormeld vonnis ten grondslag liggend dossier en gelet op de behandeling van de vordering ter terechtzitting van 21 maart 2007, bij gelegenheid waarvan de officier van justitie, [naam verdachte] en zijn raadsman zijn gehoord. De officier van justitie heeft gevorderd vorenbedoeld voordeel vast te stellen op € 49.047,50. De bespreking van de feiten De raadsman heeft geconcludeerd -kort gezegd- primair dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de redelijke termijn is overschreden, waarbinnen de ontnemingsvordering dient te worden afgedaan. Meer subsidiair heeft de raadsman de in het financieel rapport gehanteerde prijzen en uitgangspunten betwist. De officier van justitie heeft bij zijn vordering gepersisteerd. De ontvankelijkheid van officier van justitie Van de zijde van [naam verdachte] is het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat aan [naam verdachte] het conservatoir beslag is teruggegeven, op basis waarvan [naam verdachte] ervan uit mocht gaan dat de ontnemingsvordering was ingetrokken. De rechtbank overweegt dat tot aan het moment van aanvang van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg in de ontnemingsprocedure de ontnemingsvordering kan worden ingetrokken, nu het vierde lid van artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering artikel 266 van het Wetboek van Strafvordering (intrekking dagvaarding) van overeenkomstige toepassing verklaart. Intrekking van de ontnemingsvordering was dus niet meer mogelijk. De officier van justitie heeft in zijn repliek voorts toegelicht dat het conservatoir beslag abusievelijk aan [naam verdachte] is teruggegeven. De conclusie dat [naam verdachte] ervan uit mocht gaan dat de ontnemingsvordering was ingetrokken, is in dezen niet gerechtvaardigd. De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in zijn vordering. De feiten De rechtbank stelt op grond van de uit het procesdossier geputte bewijsmiddelen vast dat [naam verdachte], naast de feiten hiervoren omschreven, soortgelijke feiten heeft begaan. De rechtbank neemt voor de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel de uitgangspunten van het financieel rapport en de herberekening van de officier van justitie zoals gedaan in zijn conclusie in repliek d.d. 23 augustus 2006. Ten aanzien van de zuiverheidsgraad amfetamine De officier van justitie is in zijn conclusie van repliek ten aanzien van de amfetamine bij verdachten aangetroffen uitgegaan van een zuiverheid van 70 %. Dit houdt in dat elke kilo ‘zuivere’ amfetamine 700 gram amfetamine bevat. 1 gram zuivere amfetamine kost dan € 3,14. In een kilo bij de afnemers aangetroffen amfetamine (uitgaand van 5,2 %) bevindt zich dan 52 gram zuivere amfetamine; de waarde daarvan is € 63,28. De officier van justitie concludeert dat de inkoopprijs afgerond € 260,00 bedraagt. De rechtbank acht zulks aannemelijk en zal van deze inkoopprijs uitgaan. Zaak dossier 1 Uit dit zakendossier blijkt dat [vdB] op zondag 30 juni 2002 een hoeveelheid verdovende middelen bestaande uit ongeveer 9208 gram amfetamine, 248 gram hash (bruto) en 1124 gram marihuana, Nederland uitgevoerd heeft. Uit deze transactie is voordeel ontstaan, derhalve kan hier voordeel over berekend worden: Het voordeel is als volgt bepaald: Hoeveelheid drugs verkoopprijs inkoopprijs voordeel 9,208 kg amfetamine 9,208 x 1750 = € 16.114 9,208 x 260 = € 2.394 € 13.720 0,248 hash 0,248 x 1200 = € 298 0,248 x 775 = € 192 € 106 1,124 kg marihuana 1,124 x 3250 = € 3.653 1,124 x 2.400 = € 2.698 € 955 Totaal € 20.065 € 5.284 Totaal voordeel € 14.781 Zaak dossier 3 Uit dit dossier blijkt dat betrokkene op donderdag 5 maart 2003 een hoeveelheid verdovende middelen, bestaande uit ongeveer 50 gram cocaïne, 10 kilogram amfetamine en 10 kilogram hash, Nederland uitgevoerd heeft. Uit deze transactie is voordeel ontstaan, derhalve kan hier voordeel over berekend worden. Het voordeel is bepaald aan de hand van de aangetroffen notitie met daarop de datum “5-3” en is derhalve als volgt bepaald: Hoeveelheid drugs verkoopprijs inkoopprijs voordeel 50 gram cocaïne € 2.000 50 x 23,25 € 1.163 837 10 kg amfetamine € 15.000 10 x 260,00 € 2.600 12.400 10 kg hash € 12.000 10 x 775,00 € 7.750 4.250 Totaal € 29.000 € 11.513 Totaal voordeel € 17.487 Zaak dossier 4 Uit dit zakendossier blijkt dat betrokkene op maandag 17 maart 2003 een hoeveelheid verdovende middelen, bestaande uit ongeveer 4 kilo hash, 100 gram cocaïne en 1 kilo amfetamine, Nederland uitgevoerd heeft. Het voordeel is bepaald aan de hand van de aangetroffen notitie met daarop de datum “17-3”en is derhalve als volgt bepaald: Hoeveelheid drugs verkoopprijs inkoopprijs voordeel 100 gram cocaïne € 4.000 100 x 23,25 € 2.325 1.675 1 kg amfetamine € 1.750 1 x 260,00 € 260 1.490 4 kg hash € 5.200 4 x 775,00 € 3.100 2.100 Totaal € 10.950 € 5.685 Totaal voordeel € 5.265 Soortgelijke feiten Zaak dossier 2 Uit dit zakendossier zou kunnen blijken dat [naam verdachte] in de periode van februari 2002 tot en met 30 juni 2002 diverse malen, verdovende middelen vanuit Nederland via België heeft uitgevoerd naar Luxemburg. Uit het onderzoek zijn de navolgende ritten vastgesteld; Rit 1 3 à 4 kilo marihuana 1 kilo amfetamine Rit 2 3 à 4 kilo marihuana 0,5 kilo amfetamine 1 kilo hash 100 gram cocaïne Rit 3 tot en met 8 6 x 3 à 4 kilo marihuana = ca. 21 kilo 3 x 1 kilo amfetamine = ca. 3 kilo 3 x 1 kilo hash = ca. 3 kilo 5 x 100 gram cocaïne = ca. 0,5 kilo Hoeveelheid drugs verkoopprijs inkoopprijs voordeel 3,5 kg marihuana 3,5 x3250 = € 11.375 3,5 x 2.400,00= € 8400 € 2.975 1 kg amfetamine 1 x 1750 = € 1.750 1 x 260,00 = € 260 € 1.490 3,5 kg marihuana 3,5 x 3250 = € 11.375 3,5 x 2.400,00= € 8.400 € 2.975 0,5 kg amfetamine 0,5 x 1750= € 875 0,5 x 260,00 = € 130 € 745 1 kg hash 1 x 1200 = € 1200 1 x 775,00 = € 775 € 425 100 gr. cocaïne 100 x 40 = € 4000 100 x 23,25 = € 2.325 € 1675 21 kg marihuana 21 x 3250 = € 68250 21 x 2.400,00 = € 50.400 € 17.850 3 kg amfetamine 3 x 1750 = € 5.250 3 x 260,00 = € 780 € 4.470 3 kg hash 3 x 1200 = € 3.600 3 x 775,00 = € 2.325 € 1.275 500 gr cocaïne 500 x 40 = € 20.000 500 x 23.25 = € 11.625 € 8.375 Totaal € 127.675 € 85.420 Totaal voordeel € 42.255 Tijdens de zoekingen en uit de fouilleringen van de verdachten zijn notities aangetroffen alwaar data en bedragen op vermeld stonden van diverse gecodeerde leveringen. Deze coderingen zijn aan de hand van de verklaringen van de getuige [Naam getuige 1] en [naam getuige 2] ontcijferd. Uit deze notities is gebleken wat voor een soort verdovende middelen er op de betreffende data voor leveringen zijn geweest met daarachter de vermelde bedragen van verkoop: Op 12 februari een bedrag van € 24.300 ( € 21.600,00 + € 2.700,00). Hierdoor is een voordeel ontstaan aan de hand van de volgende berekening: Hoeveelheid drugs verkoopprijs inkoopprijs voordeel 400 gram cocaïne € 16.000 400 x 23,25 € 9.300 6.700 2 kg hash € 2.600 2 x 775,00 € 1.550 1.050 1 kg polm(= hash) € 3.000 1 x 1.100,00 € 1.100 1.900 0,89 kg afgaan(= hash) € 2.700 0,89 x 1.100,00 € 979 1.721 Totaal € 24.300 € 12.929 Totaal voordeel € 11.371 Op 17 februari een bedrag van € 19.770,-. Hierdoor is een voordeel ontstaan aan de hand van de volgende berekening: Hoeveelheid drugs verkoopprijs inkoopprijs voordeel 1 kg amfetamine € 2.000 1 x 260 € 260 1.740 5 kg hash € 6.500 5 x 775 € 3.875 2.625 2 kg hash € 5.000 2 x 1100 € 2.200 2.800 2,08 kg marihuana € 6.270 2,09 x 1100 € 2.299 3.971 Totaal € 19.770 € 8.583 Totaal voordeel € 11.136 Het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel van [naam verdachte] kan aan de hand van de berekeningen als volgt worden vastgesteld: Zaakdossier 1 € 14.781 Zaakdossier 3 € 17.487 Zaakdossier 4 € 5.265 Soortgelijke feiten: Zaakdossier 2 € 42.255 Notitie 12 februari € 11.371 Notitie 17 februari € 11.136 € 102.295/2 = € 51.147,50 Minus € 1750,00- (dubbeltelling 17 februari 2003) € 49.397, 50 Het door [naam verdachte] op grond van het bovenstaande verkregen voordeel kan in deze worden geschat op een bedrag van € 49397,50. Verdeling De raadsman heeft gesteld dat de verdeelsleutel 1:1 niet juist is, doch dat uitgegaan dient te worden van een verdeelsleutel 1:3, zodat [naam verdachte] ¼ kan worden toegerekend. De rechtbank acht zulks op basis van de onderliggende stukken niet aannemelijk. Nu bovendien [naam verdachte] en zijn medeveroordeelde zelf geen inzicht hebben gegeven van het samenwerkingsverband, zal het voordeel pondspondsgewijze worden toegerekend. De redelijke termijn De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering weliswaar nipt binnen de wettelijke termijn van twee jaar is ingediend, doch dat het te ontnemen bedrag dient te worden gematigd op grond van overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Op het aan veroordeelde toegekende recht op beslissing op de ontnemingsvordering binnen een redelijke termijn kan inbreuk worden gemaakt door het tijdsverloop, te rekenen vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt. De rechtbank stelt als aanvangsdatum voor de redelijke termijn het in artikel 311, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering bedoelde moment waarop de officier van justitie uiterlijk bij gelegenheid van zijn requisitoir in de hoofdzaak in eerste aanleg zijn voornemen kenbaar heeft gemaakt een ontnemingsvordering aanhangig te zullen maken. In onderhavige casus heeft dit moment zich voorgedaan op 2 maart 2004. De redelijkheid van de duur van een ontnemingszaak is net als bij gewone strafzaken afhankelijk van bijzondere omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is het recht op een beslissing op de ontnemingsvordering binnen een redelijke termijn hier niet geschonden. Bij dit oordeel heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de ingewikkeldheid van de zaak en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De hoogte van het te ontnemen geldbedrag Draagkracht verweer De raadsman heeft ter zitting d.d. 21 maart 2007 aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de financiële draagkracht van [naam verdachte], nu [naam verdachte] zowel thans als in de toekomst niet in staat is het te ontnemen bedrag te voldoen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende: Ter zitting heeft [naam verdachte] verklaard dat hij thans een WAO-uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid ontvangt ten bedrage van € 975,00 per maand. [naam verdachte] slikt diverse medicatie ten behoeve van zijn psychische problematiek. In het verleden heeft [naam verdachte] een betrekkelijk gering inkomen genoten als lopende band-medewerker van Nedcar. [naam verdachte] heeft voorts geen opleiding genoten. De rechtbank acht op grond van het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk dat [naam verdachte] geen draagkracht heeft en naar redelijke verwachting ook niet in de toekomst zal hebben. Gelet op bovenstaande, acht de rechtbank termen aanwezig het door [naam verdachte] te betalen bedrag lager vast te stellen dan het geschatte voordeel. De rechtbank zal evenwel ook rekening houden met het feit dat aan [naam verdachte] kennelijk abusievelijk het conservatoir beslag, te weten een bedrag van € 15.000,00 in 2006 is teruggegeven en met het feit, dat [naam verdachte] eigenaar is van een onroerend goed, een woonhuis, dat hij doende is te verkopen en dat bij de aanschaf in 2002 een waarde had van € 120.000,00, gelijk aan de toen er op gevestigde hypotheek. Ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal aan [naam verdachte] de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de staat van een geldbedrag van € 30.000,00. DE BESLISSING De rechtbank - stelt het geschatte voordeel, dat [naam verdachte] vanwege voormelde strafbare feiten wederrechtelijk heeft verkregen, vast op een bedrag van € 49.397,50; - verplicht [naam verdachte], ter ontneming van voren¬bedoeld wederrechtelijk verkregen voordeel, tot betaling aan de staat van een bedrag van € 30.000,00. Aldus gegeven door mr. M.E. Kramer, voorzitter, mr. E.W.A. van den Berg en mr. Th.J.M. Oostdijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2007, zijnde mr. E.W.A. van den Berg buiten staat de beslissing mede te ondertekenen. RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummer: 03/008092-03 (ontnemingsvordering) Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare terechtzitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 4 april 2007 in de zaak tegen: [naam verdachte ], geboren te [geboorteplaats en datum verdachte], wonende te [woonadres verdachte]. Tegenwoordig: mr. , rechter, mr. , officier van justitie, dhr./mevr. , griffier. De rechter doet de zaak uitroepen. [naam verdachte] is in de zaal van de terechtzitting aanwezig. De rechter spreekt de beslissing uit en geeft [naam verdachte] kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen. Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier. Raadsman mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.