Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA3616

Datum uitspraak2007-04-18
Datum gepubliceerd2007-05-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/660114-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak terzake van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (verkeersongeval met 2 doden); medicatie met kans op onverwachte plotselinge slaapaanvallen: Gelet op de vorenstaande omstandigheden, in het bijzonder het ontbreken voor andere verklaringen voor het ongeval, acht de rechtbank het aannemelijk dat de rijvaardigheid van verdachte negatief beïnvloed was door de pramipexol en dat verdachte ten gevolge van dit medicijn door een plotselinge slaapaanval is overvallen, een slaapaanval waaraan hij geen weerstand kon bieden en die hij niet kon voelen aankomen. Gelet op de informatie in de preparaattekst en gelet op de mededeling van de neuroloog heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zich niet verwijtbaar als automobilist in het verkeer begeven na het innemen van het medicijn Sifrol. Daaraan doet niet af dat verdachte naar eigen zeggen de bijsluiter (die in vergelijking met de preparaattekst minder informatie bevat) niet heeft gelezen. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte derhalve niet worden verweten dat hij had moeten weten dat hij niet in staat was om een auto te besturen. De rechtbank acht gelet op het vorenoverwogene niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/660114-06 Uitspraak d.d. : 18 april 2007 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [voornamen] geboren op : [datum] te [plaats] adres : [straatnaam] plaats : [plaatsnaam] 1. Het onderzoek van de zaak. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 december 2006 en 4 april 2007. 2. De tenlastelegging. De verdachte staat terecht ter zake dat: 1. hij op of omstreeks 12 juli 2006 in de gemeente Sevenum als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Horsterweg (komende uit de richting Sevenum en gaande in de richting Horst), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, twee, althans een, op dezelfde rijstrook van de Horsterweg (aan de gezien zijn, verdachtes, rijrichting rechter zijde van die rijstrook) (naast elkaar) rijdende fiets(en) (in een gezien zijn, verdachtes, rijrichting naar links voerende [zeer flauwe] bocht) van achteren te naderen en niet voldoende en/of niet behoorlijk naar links te rijden, althans uit te wijken, en/of de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet tijdig en/of niet voldoende te verminderen, zodat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en die fiets(en), althans de bestuurder en/of de bestuurster van die fiets(en), waardoor de bestuurder en/of de bestuurster van die fiets(en) ten val zijn gekomen en/of hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig over de bestuurster van de fiets en/of de bestuurder van de fiets is gereden, door welk verkeersongeval - [slachtoffer 1] (zijnde de bestuurder van een fiets) en/of - [slachtoffer 2] (zijnde de bestuurster van een fiets) werd(en) gedood; (Art. 6 van de Wegenverkeerswet 1994) Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen: hij op of omstreeks 12 juli 2006 in de gemeente Sevenum als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Horsterweg (komende uit de richting Sevenum en gaande in de richting Horst), en toen aldaar twee, althans een, op dezelfde rijstrook van de Horsterweg (aan de gezien zijn, verdachtes, rijrichting rechter zijde van die rijstrook) (naast elkaar) rijdende fiets(en) (in een gezien zijn, verdachtes, rijrichting naar links voerende [zeer flauwe] bocht) van achteren heeft genaderd en niet voldoende en/of niet behoorlijk naar links is gereden, althans is uitgeweken, en/of de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet tijdig en/of niet voldoende heeft verminderd, zodat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en die fiets(en), althans de bestuurder en/of de bestuurster van die fiets(en), waardoor de bestuurder en/of de bestuurster van die fiets(en) ten val zijn gekomen en/of hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig over de bestuurster van de fiets en/of de bestuurder van de fiets is gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; (Art. 5 van de Wegenverkeerswet 1994) De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Overwegingen. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 4 april 2007 gevorderd dat het primair ten laste gelegde feit zal worden bewezen verklaard en dat verdachte voor dit feit wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren met aftrek ex artikel 179 Wegenverkeerswet 1994. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte van het primair en het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, met de motivering dat zijn schuld aan het ongeval niet wettig en overtuigend is bewezen, nu er sprake kan zijn van een bijwerking van het bestanddeel pramipexol van het medicijn Sifrol. 7.1 Met betrekking tot het primair ten laste gelegde. Blijkens de stukken in het dossier heeft verdachte op 12 juli 2006 als bestuurder van een personenauto gereden over de Horsterweg te Sevenum. Aldaar heeft verdachte twee fietsers, te weten dhr. [slachtoffer 1] en mevr. [slachtoffer 2], met zijn auto van achteren aangereden. Vervolgens heeft hij -met nog een van de slachtoffers op zijn motorkap- op het trottoir een lichtmast omver gereden, waarna hij weer de rijbaan is opgereden, over dhr. [slachtoffer 1] is gereden en ten slotte tot stilstand is gekomen. Beide fietsers zijn tengevolge van het ongeval overleden. In het proces-verbaal van verhoor (blz 36 t/m 38) van verdachte d.d. 4 augustus 2006 heeft verdachte verklaard dat hij vanaf het moment dat hij de Horsterweg richting Horst is opgereden tot het moment dat hij tot stilstand kwam na de aanrijding, niets meer weet en dat hij geen fietsers heeft gezien. Voorts heeft hij verklaard niet te hebben gevoeld dat hij over een van de slachtoffers is gereden. De raadsvrouw heeft ter zitting van 4 april 2007 aangevoerd dat het aannemelijk is dat verdachte een plotselinge slaapaanval heeft gehad tengevolge van het medicijn pramipexol (merknaam Sifrol) dat verdachte dagelijks gebruikt voor de ziekte van Parkinson. De rechtbank acht deze verklaring voor het ontstaan van het ongeval aannemelijk en overweegt daartoe het navolgende. Blijkens het Technisch Onderzoek, reed verdachte in een zeer overzichtelijke verkeerssituatie in een zeer flauwe bocht naar links rechtdoor en schepte daarbij van achteren twee fietsers op het visueel afgescheiden fietspad. Ten tijde van het ongeval was het daglicht, droog en zonnig weer. De zon had geen invloed op de aanrijding. Het uitzicht op de rijrichting van de beide fietsers was voor verdachte goed en onbelemmerd. Niet is gebleken dat verdachte harder reed dan de ter plaatse geldende 50 km/uur. Voorts wordt in het Technisch Onderzoek vermeld dat op het wegdek en het trottoir geen zichtbare remsporen werden waargenomen. Enkel op de plaats waar verdachte tot stilstand was gekomen, zijn remsporen aangetroffen. Met de auto werden rij- en remproeven gehouden en er werden geen gebreken vastgesteld die van invloed waren op de aanrijding. Uit het Technisch Onderzoek blijkt gelet op het vorenstaande niet van enige verklaring voor de oorzaak van dit ongeval. Verdachte is lijdende aan de ziekte van Parkinson en gebruikt daarvoor reeds geruime tijd op voorschrift van een arts het medicijn Sifrol. Dat verdachte ten tijde van het ongeval inderdaad het medicijn Sifrol had ingenomen, blijkt uit het deskundigenrapport van dr. K.J. Lusthof, waarin wordt vermeld dat in het bloed en de urine van verdachte pramipexol werd aangetoond. De conclusie van het rapport is, dat op grond van de pramipexol concentratie in het bloed van verdachte kan worden geconcludeerd dat ten tijde van de bloedafname de rijvaardigheid waarschijnlijk negatief beïnvloed was. In de toelichting van het deskundigenrapport staat vermeld dat pramipexol (merknaam Sifrol) een geneesmiddel is bij de ziekte van Parkinson. De preparaattekst van Sifrol vermeldt onder andere het navolgende: "het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen door hallucinaties, slaperigheid en plotselinge slaapaanvallen. Bij last van slaperigheid of plotselinge slaapaanvallen de dosering verminderen en afzien van autorijden en het bedienen van machines totdat de slaapaanvallen en de slaperigheid zijn verdwenen." In de door de raadsvrouw ter zitting overgelegde preparaattekst van pramipexol staat tevens vermeld dat de patiënt de plotselinge slaapaanvallen niet voelt aankomen. Deze informatie staat niet op de bijsluiter van het medicijn vermeld. Gelet op de vorenstaande omstandigheden, in het bijzonder het ontbreken voor andere verklaringen voor het ongeval, acht de rechtbank het aannemelijk dat de rijvaardigheid van verdachte negatief beïnvloed was door de pramipexol en dat verdachte ten gevolge van dit medicijn door een plotselinge slaapaanval is overvallen, een slaapaanval waaraan hij geen weerstand kon bieden en die hij niet kon voelen aankomen. De officier van justitie heeft ter zitting van 4 april 2007 aangevoerd dat indien van het standpunt wordt uitgegaan dat verdachte een plotselinge slaapaanval had, verdachte op de hoogte had moeten zijn van deze mogelijke bijwerking van het medicijn pramipexol. Verdachte had dit immers in de bijsluiter van het medicijn kunnen lezen, maar verdachte heeft nagelaten om de bijsluiter te lezen. Omdat hij de bijsluiter niet heeft gelezen en is gaan autorijden, leidt deze nalatigheid er toe dat niet gezegd kan worden dat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt, aldus de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling van de officier van justitie niet kan slagen en overweegt daartoe als volgt. In de toelichting van het deskundigenrapport van dr. K.J. Lusthof staat dat door "The international Council of Alcohol, Drugs and Traffic Safety" (ICADTA) een classificatie systeem van geneesmiddelen is opgesteld gebaseerd op de ernst van de negatieve effecten op rijgedrag en rijvaardigheid. Pramipexol behoort tot de categorie II geneesmiddelen, te weten geneesmiddelen die waarschijnlijk lichte tot matige negatieve effecten veroorzaken. Het niet slikken van medicatie kan in geval van Parkinson ook nadelig zijn voor de rijvaardigheid. Pramipexol is derhalve geen medicijn waarbij autorijden als gevaarlijk wordt beschouwd (zoals bij categorie III). Deze informatie komt overeen met de verklaring van verdachte ter zitting d.d. 1 december 2006 waarin hij verklaart dat toen hij zijn neuroloog vroeg of hij met dit medicijn mocht autorijden, deze arts "waarom niet?" antwoordde. Voorts overweegt de rechtbank dat in de preparaattekst van het medicijn pramipexol staat dat van autorijden (tijdelijk) dient te worden afgezien indien sprake is van plotselinge slaapaanvallen. Echter, de rechtbank gaat uit van de verklaring van verdachte ter zitting dat hij nooit eerder een slaapaanval heeft gehad. Gelet op deze informatie in de preparaattekst en gelet op de mededeling van de neuroloog heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zich niet verwijtbaar als automobilist in het verkeer begeven na het innemen van het medicijn Sifrol. Daaraan doet niet af dat verdachte naar eigen zeggen de bijsluiter (die in vergelijking met de preparaattekst minder informatie bevat) niet heeft gelezen. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte derhalve niet worden verweten dat hij had moeten weten dat hij niet in staat was om een auto te besturen. De rechtbank acht gelet op het vorenoverwogene niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken. 7.2 Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 12 juli 2006 in de gemeente Sevenum als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Horsterweg (komende uit de richting Sevenum en gaande in de richting Horst), en toen aldaar twee, op dezelfde rijstrook van de Horsterweg (aan de gezien zijn, verdachtes, rijrichting rechter zijde van die rijstrook) (naast elkaar) rijdende fietsen (in een gezien zijn, verdachtes, rijrichting naar links voerende [zeer flauwe] bocht) van achteren heeft genaderd en niet voldoende en/of niet behoorlijk naar links is gereden, althans is uitgeweken, zodat een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en die fietsen, waardoor de bestuurder en de bestuurster van die fietsen ten val zijn gekomen en hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig over de bestuurder van de fiets is gereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt. 8. De kwalificatie van het bewezenverklaarde. Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende overtreding: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De overtreding is strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994. 9. De strafbaarheid van verdachte. Nu verdachte blijkens het overwogene onder het primair ten laste gelegde naar het oordeel van de rechtbank geen enkel verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot het ongeval, is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet strafbaar is. Verdachte wordt derhalve met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde ontslagen van alle rechtsvervolging. 10. Toepasselijke wetsartikelen. Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wegenverkeerswet 1994 art. 5, 177. BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart verdachte voor het onder subsidiair ten laste gelegde feit niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging. Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, N.J.M. Ruyters en C.H.M. Royakkers, rechters, van wie mr. N.J.M. Ruyters voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.E.A. Bronkhorst als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 18 april 2007. Mr. Royakkers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.