Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA4055

Datum uitspraak2007-04-19
Datum gepubliceerd2007-05-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 06/2384
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aan de orde is de vraag of het besluit van 23 maart 2006, waarbij verweerder het bezwaar tegen de weigering handhavend op te treden tegen de nieuwe c.q. gewijzigde uitwegsituaties bij de St. Lucasschool en de St. Petrusschool aan de Burgakker te Boxtel ongegrond heeft verklaard, in rechte kan worden gehandhaafd.


Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 06/2384 Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2007 inzake [eiser A en A-B], te [woonplaats], eisers, gemachtigde mr. R.E. Wannink. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel, verweerder, gemachtigde T.G.M. Driessen. Procesverloop Bij besluit van 23 augustus 2005 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van eisers van 8 augustus 2005 om handhavend op te treden tegen de nieuwe c.q. gewijzigde uitwegsituaties bij de St. Lucasschool en de St. Petrusschool aan de Burgakker te Boxtel. Het hiertegen door eisers gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 23 maart 2006 ongegrond verklaard. Het tegen dit besluit door eisers ingestelde beroep is behandeld ter zitting van 28 februari 2007, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Overwegingen 1. Aan de orde is de vraag of het besluit van 23 maart 2006, waarbij verweerder het bezwaar tegen de weigering handhavend op te treden tegen de nieuwe c.q. gewijzigde uitwegsituaties bij de St. Lucasschool en de St. Petrusschool aan de Burgakker te Boxtel ongegrond heeft verklaard, in rechte kan worden gehandhaafd. 2. Alvorens toe te komen aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil, ziet de rechtbank zich ambtshalve geplaatst voor de vraag of verweerder eisers terecht hebben aangemerkt als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Naar het oordeel van de rechtbank moet deze vraag bevestigend worden beantwoord. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat eisers eigenaren zijn van het bedrijfspand aan de [adres] te Boxtel welk pand wordt bevoorraad via de Burgakker en eisers erop hebben gewezen dat door de nieuwe c.q. gewijzigde uitwegsituaties aan de Burgakker het pand moeilijker bereikbaar is en ook moeilijker verhuurd zal kunnen worden. Verweerder heeft eisers verzoek om handhaving derhalve terecht aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. 3. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet, gelezen in samenhang met artikel 5:21 en 5:32, eerste lid, van de Awb, is het gemeentebestuur bevoegd handhavend op te treden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. 4. Ingevolge artikel 2.1.5.3, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Boxtel 2004 (hierna: de APV) is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders: a. een uitweg te maken naar de weg; b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg; c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. Blijkens het tweede lid wordt voor de toepassing van het eerste lid onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat. In het derde lid van voormeld artikel is een limitatieve opsomming van de weigeringsgronden opgenomen. 5. Het handhavingsverzoek van eisers ziet op de plaatsing van één nieuwe schoolpoort en op wijziging van vier bestaande schoolpoorten aan de Burgakker. Deze wijziging bestaat volgens eisers uit vernieuwing van de hekwerken, verbreding van de poortopeningen en intensivering van het gebruik. Zij stellen dat deze activiteiten vergunningplichtig zijn op grond van artikel 2.1.5.3 van de APV. Nu hiervoor geen vergunning is gevraagd respectievelijk verleend, dient verweerder hiertegen handhavend op te treden, aldus eisers. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij niet bevoegd is handhavend op te treden tegen de door eisers bestreden uitwegsituaties omdat geen sprake is van illegale situaties. 6. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende. 7. Blijkens de gedingstukken, het verhandelde ter zitting en het tijdens die zitting door eisers getoonde fotomateriaal beschikte de St. Petrusschool in het verleden over een ongeveer twee meter hoge schoolpoort aan de Burgakker 8. Tijdens de verbouwing van de school in 2004/2005 is deze poort vervangen door een nieuwe poort, een hekwerk van circa 1.20 meter hoog. De stalen poort aan de voorzijde van de voormalige Levensschool aan de Burgakker 88, welk pand thans als dependance van de St. Lucasschool in gebruik is, is eveneens vervangen door een nieuwe poort. Verder is de in de muur aan de rechterzijde van de St. Lucasschool, nabij de Grote Beemd aanwezige (voetgangers)poort vervangen door een nieuwe poort. Tussen partijen is niet in geschil dat de locatie van de hiervoor genoemde toegangspoorten niet is gewijzigd. De functie van deze poorten is evenmin gewijzigd. De poorten waren en zijn nog steeds bestemd voor voetgangers- en/of fietsverkeer. Dat de bestaande poortopeningen zijn verbreed, is naar het oordeel van de rechtbank door eisers onvoldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat het enkel vervangen van een oude poort door een nieuwe niet kan worden aangemerkt als "verandering in een bestaande uitweg naar de weg" als bedoeld in artikel 2.1.5.3, eerste lid, van de APV. Het feit dat het gebruik dat van de poorten wordt gemaakt in de loop der jaren is geïntensiveerd maakt dit - anders dan eisers menen - niet anders. Voor de vervanging van de hiervoor bedoelde poorten is dan ook geen uitwegvergunning vereist. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat in zoverre geen sprake is van handelen in strijd met een wettelijk voorschrift en hij dan ook niet bevoegd was ter zake handhavend op te treden. 8. Ter zitting is voorts gebleken dat in de muur aan de rechterzijde van de St. Lucasschool, recht tegenover de poort in de muur bij de voormalige Levensschool een geheel nieuwe poort is gerealiseerd, teneinde leerlingen de gelegenheid te geven recht over te steken van het ene naar het andere gebouw. Nu, zoals ter zitting is komen vast te staan, deze poort pas in november 2006 is gerealiseerd, was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit reeds om die reden geen sprake van het zonder vergunning verandering brengen in een bestaande uitweg naar de weg als bedoeld in artikel 2.1.5.3, eerste lid, van de APV. Verweerder was derhalve evenmin bevoegd handhavend tegen deze situatie op te treden. 9. Tenslotte stelt de rechtbank vast dat aan de linkerzijde van het pand Burgakker 17 eind 2005/begin 2006 de bestaande poort is vervangen door een nieuwe poort. Tevens is de functie van deze poort veranderd. Immers, na plaatsing van de nieuwe poort is deze als hoofdingang van de St. Lucasschool in gebruik genomen, terwijl voorheen de poort aan de zijde van de Grote Beemd als zodanig dienst deed. De nieuwe poort biedt toegang aan zowel voetgangers en fietsers als aan gemotoriseerd (bestemmings)verkeer. Tussen partijen is niet in geschil dat het hier gaat om een uitweg in de zin van artikel 2.1.5.3 van de APV. Gelet op het feit dat deze uitweg een functiewijziging heeft ondergaan, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een "verandering in een bestaande uitweg naar de weg" als bedoeld in het eerste lid van voornoemd artikel. Nu deze verandering heeft plaatsgevonden zonder dat de daarvoor vereiste vergunning was aangevraagd respectievelijk verleend, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een met artikel 2.1.5.3, eerste lid, van de APV strijdige situatie. Verweerder heeft zich derhalve ten onrechte onbevoegd geacht tegen deze situatie handhavend op te treden. In zoverre is het beroep van eisers derhalve gegrond. 10. Gelet op het voorgaande komt het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb voor vernietiging in aanmerking. 11. De rechtbank zal bepalen dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. 12. De rechtbank acht voorts termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand: • 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift; • 1 punt voor het verschijnen ter zitting; • waarde per punt € 322,00; • wegingsfactor 1. 13. Tevens zal de rechtbank bepalen dat door de gemeente Boxtel aan eisers het door hen gestorte griffierecht ad € 141,00 dient te worden vergoed. 14. Beslist wordt als volgt. Beslissing De rechtbank, - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; - veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00; - wijst de gemeente Boxtel aan als de rechtspersoon die het bedrag van de proceskosten dient te vergoeden. - gelast de gemeente Boxtel aan eisers te vergoeden het door hen gestorte griffierecht ad € 141,00. Aldus gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen als rechter en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. M.P.C. Anssems als griffier op 19 april 2007. Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. In deze uitspraak is uw beroep (deels) gegrond verklaard, met als gevolg dat het bestreden besluit (deels) is vernietigd. Tevens heeft de rechtbank echter bepaalde gronden van uw beroep uitdrukkelijk verworpen. Indien u wilt voorkomen dat deze verwerping in rechte komt vast te staan, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld. Afschriften verzonden: