Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA4625

Datum uitspraak2007-05-08
Datum gepubliceerd2007-05-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830025-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij de man die zo vriendelijk was hem en zijn vrienden na een avondje stappen thuis te brengen, heeft gedwongen zijn portemonnee met inhoud af te geven. Nota bene in de auto van het slachtoffer zegt verdachte tegen zijn vriendin: "Ik ga die man klaren". Hij bedoelt daarmee dat hij die man wil beroven. Verdachte gebruikt daarbij buitensporig veel geweld en stompt het slachtoffer verschillende malen zo hard tegen zijn voorhoofd dat het bloed over zijn gezicht stroomt en de wond met vier hechtingen moet worden gehecht. Het vertrouwen dat het slachtoffer in zijn medemens had, heeft, naar zijn zeggen, een flinke deuk opgelopen en hij zal het in het vervolg wel uit zijn hoofd laten een onbekende een lift te geven.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1981, wonende te [adres verdachte], thans gedetineerd in [plaats van detentie verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 24 april 2007. De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden. De officier van justitie, mr. E.H.G. Kwakman, acht hetgeen onder 1. primair en 2. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: 30 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk met aftrek van voorarrest en integrale toewijzing van de civiele vordering, tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 05 januari 2007 in de gemeente Emmen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, op de openbare weg, Roldebrink, door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer/benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen stompen/slaan tegen het hoofd en/of gezicht van die [naam slachtoffer]; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 05 januari 2007 in de gemeente Emmen op de openbare weg, Roldebrink, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam benadeelde/slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen stompen/ slaan tegen het hoofd en/of gezicht van die [naam slachtoffer]; althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 05 januari 2007 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet hem meermalen tegen het gezicht en/of het hoofd heeft gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 12 januari 2007 in de gemeente Emmen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), met zijn vingers in de ogen heeft gestroken en/of met kracht aan het haar heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. Tengevolge van kennelijke vergissingen staat in de tenlastelegging onder feit 1. primair in de derde regel en onder feit 1. subsidiair in de tweede regel telkens "Roldebrink" in plaats van "Rolderbrink" en onder feit 1. primair in de vijfde regel "[verkeerd gespelde naam slachtoffer]" in plaats van "[juist gespelde naam slachtoffer]". De rechtbank herstelt deze vergissingen door telkens het laatste te lezen in plaats van het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. primair en 2. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 05 januari 2007 in de gemeente Emmen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, op de openbare weg, Rolderbrink, door geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [naam benadeelde/slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen stompen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer]; 2. hij op of omstreeks 12 januari 2007 in de gemeente Emmen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), met kracht aan het haar heeft getrokken, waardoor deze pijn heeft ondervonden. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1. primair en 2. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, strafbaar gesteld bij artikel 317 in verbinding met artikel 312, tweede lid onder 1e van het Wetboek van Strafrecht; onder 2: mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. BEROEP OP NOODWEER De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot het onder 2. bewezen verklaarde aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij zich noodzakelijkerwijs had te verdedigen tegen de ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn persoon door [naam slachtoffer]. De rechtbank overweegt het volgende. Er is in de stukken geen enkele onderbouwing te vinden voor de stelling dat [naam slachtoffer] verdachte heeft aangevallen. Slechts de bedrijfsleider van "De Brasserie", Jantienus Greveling, verklaart dat [naam slachtoffer] gigantisch opgefokt was maar hij constateert dat pas als hij ziet dat verdachte [naam slachtoffer] bij de haren heeft. Verder heeft hij niets gezien. Zijn opmerking dat [naam slachtoffer] schuldig was aan het gebeurde is zuiver gevoelsmatig en niet op enige waarneming gebaseerd. Verdachte, op 19 januari 2007 gehoord naar aanleiding van de aangifte van [naam slachtoffer], doet er het zwijgen toe. Pas op de terechtzitting komt hij met het verweer dat [naam slachtoffer] hem zou hebben aangevallen. De rechtbank acht de door verdachte en diens raadsman geschetste gang van zaken dan ook niet aannemelijk geworden en verwerpt het beroep op noodweer. STRAFBAARHEID De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsman van de verdachte; - de oriëntatiepunten voor de straftoemeting met betrekking tot het onder 2. bewezen verklaarde feit (vier weken gevangenisstraf); - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 januari 2007 waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van geweldsmisdrijven is veroordeeld. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij de man die zo vriendelijk was hem en zijn vrienden na een avondje stappen thuis te brengen, heeft gedwongen zijn portemonnee met inhoud af te geven. Nota bene ìn de auto van [naam slachtoffer] zegt verdachte tegen mevrouw [naam betrokken vriendin]: "Ik ga die man klaren". Hij bedoelt daarmee dat hij die man wil beroven (verklaring van mevrouw [naam getuige] op pag. 126 van het proces-verbaal van politie). Verdachte gebruikt daarbij buitensporig veel geweld en stompt [naam slachtoffer] verschillende malen zo hard tegen zijn voorhoofd dat het bloed over zijn gezicht stroomt en de wond met vier hechtingen moet worden gehecht. Het vertrouwen dat [naam slachtoffer] in zijn medemens had, heeft, naar zijn zeggen, een flinke deuk opgelopen en hij zal het in het vervolg wel uit zijn hoofd laten een onbekende een lift te geven. Enkele dagen later mishandelt verdachte zijn vriendin [naam slachtoffer] omdat zij zegt dat zij in verband met de afpersing verdachtes voornaam bij de politie heeft genoemd. Verdachte trekt haar aan haar haren naar beneden. Twee uitsmijters grijpen in en weten erger te voorkomen. Verdachte heeft een uitgebreide documentatie waarop diverse mishandelingen en openlijke geweldplegingen prijken. Hij is zeer gewelddadig. De rechtbank acht, gelet op de aard en de ernst van de strafbare feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, zoals hierboven is overwogen, een forse vrijheidsstraf van na te noemen duur geheel op zijn plaats. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige, de kosten van psychologische hulp ten bedrage van € 450,--, acht de rechtbank [naam benadeelde partij] niet ontvankelijk in zijn vordering omdat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. [Naam benadeelde partij] is als benadeelde namelijk gehouden tot het treffen van redelijke maatregelen ter beperking van schade. Hij kon ter terechtzitting niet aangeven of de kosten van psychologische hulp voor vergoeding door zijn ziektekostenverzekering in aanmerking komen omdat hij dit niet heeft onderzocht. Voor dit deel kan [naam benadeelde partij] zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Met betrekking tot het onder 1. primair bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer, naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag, aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. primair en 2. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. primair en 2. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van € 1.288,40 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen en bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van € 1.288,40 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter, en mr. L.J. Hofstra en mr. M.R.M. Beaumont, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 8 mei 2007.