Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA4875

Datum uitspraak2007-05-09
Datum gepubliceerd2007-05-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers115052 / HA ZA 06-1090
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 178 Rv: veroordeling van de getuige die weigert de eed of zijn verklaring af te leggen in vergeefs aangewende kosten; verzet door de getuige tegen deze veroordeling', waarbij 178Rv en verzet in elk geval trefwoorden zijn. Vergeefs aangewende kosten.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Civiel Vonnis : 9 mei 2007 Zaaknummer : 115052 / HA ZA 06-1090 De rechtbank te Maastricht, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van: [Naam opposante], wonende te [woonplaats], opposante, procureur mr. J.J.M. Goltstein; tegen: [Naam geopposeerde], wonende te [woonplaats], geopposeerde, procureur mr. G.A.M.F. Spera. 1. Het verloop van de procedure Opposante, [naam], is bij exploot d.d. 31 oktober 2006 in verzet gekomen tegen de beschikking van deze rechtbank van 6 juni 2006, gegeven in de zaak met rolnummer 100198 / HA RK 05-15, door geopposeerde, [naam], te dagvaarden voor deze rechtbank, onder overlegging van één productie. [Geopposeerde] heeft vervolgens geantwoord in oppositie, onder overlegging van producties. Ten slotte heeft [Geopposeerde] vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden. 2. Het verloop van de procedure in het oorspronkelijk geding [Geopposeerde] heeft verzocht een bevel te geven tot een voorlopig getuigenverhoor. De rechtbank heeft dat verzoek toegewezen en dag en uur van het verhoor bepaald. Ten dienende dage is een aantal getuigen niet verschenen, waaronder [Opposante]. Daarop is een nieuwe datum bepaald voor het verhoor van de getuigen, op welke datum opnieuw een aantal getuigen, waaronder [Opposante], niet is verschenen. De rechter-commissaris heeft daarop bevolen dat de niet ter terechtzitting verschenen getuigen door de openbare macht voor hem worden gebracht op een door hem bepaalde dag en uur om aan de verplichting om te verschijnen te voldoen. Omdat de getuigen niet op dat door hem bepaalde dag en uur voor hem werden gebracht heeft de rechter-commissaris opnieuw een dag en uur bepaald. Op deze datum en dat uur is [Opposante] ter terechtzitting verschenen. Desgevraagd heeft [Opposante] geweigerd op de bij de wet bepaalde wijze de eed de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen. Vervolgens heeft [Opposante] medegedeeld geen getuigenis af te leggen. De rechtbank heeft bij beschikking van 2 mei 2006 [Geopposeerde] in de gelegenheid gesteld om een opgave te doen van de kosten in de zin van artikel 178 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Overeenkomstig het verzoek en de opgave van [Geopposeerde] heeft de rechtbank de door [Geopposeerde] vergeefs aangewende kosten begroot en [Opposante] veroordeeld tot vergoeding daarvan. 3. De vordering en het verweer in de verzetprocedure 3.1 [Opposante] vordert thans bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: 1. dat zij zal worden ontheven van de veroordeling tegen haar uitgesproken bij voornoemde beschikking, althans [Geopposeerde] niet-ontvankelijk te verklaren; 2. te verklaren voor recht dat [Geopposeerde] onrechtmatig heeft gehandeld door [Opposante], ondanks haar wettelijk verschoningsrecht, zoals bedoeld in artikel 165 lid 2 sub a Rv, tot het afleggen van een verklaring tegen haar vader te dwingen; 3. te verklaren voor recht dat de rechtbank een misslag heeft begaan door [Opposante], als verschoningsgerechtigde, zoals bedoeld in artikel 165 lid 2 sub a Rv, in de kosten te veroordelen wegens haar weigering een verklaring in de zaak tegen haar vader af te leggen tegenover de rechtbank c.q. de rechter-commissaris; 3.2 Als grondslag voor haar vorderingen stelt [Opposante], naast de hiervoor genoemde feiten - samengevat en voorzover thans van belang – dat [Opposante] aan [Geopposeerde] en/of de raadsman van [Geopposeerde] had laten weten dat [Opposante] zich op het verschoningsrecht wenste te beroepen, maar dat [Geopposeerde] en/of de rechter-commissaris hebben geweigerd en/of nagelaten dat verschoningsrecht van [Opposante] te respecteren. Voorts heeft [Opposante] gesteld dat het verschoningsrecht van [Opposante] is geschonden door haar te dwingen tot het afleggen van een getuigenis in de zaak tegen haar vader door – zo begrijpt de rechtbank de stellingen van [Opposante] – gedurende enige uren voor het afleggen van haar verschijnen ter terechtzitting op onrechtmatige wijze te doen insluiten. 3.3 De vordering in oppositie wordt door [Geopposeerde] weersproken. [Geopposeerde] heeft primair ten verwere aangevoerd dat de wet geen mogelijkheid toelaat om tegen deze kostenveroordeling in verzet te komen, subsidiair dat [Opposante] de termijn van verzet ongebruikt heeft laten verstrijken en tenslotte meer subsidiair, dat [Opposante] – indien [Opposante] het niet eens was met de beslissing van de rechter-commissaris om het recht van verschoning van [Opposante] niet te erkennen – hoger beroep had dienen in te stellen tegen deze beslissing. 4. De beoordeling in oppositie en in reconventie 4.1 De wet voorziet niet in een procedure voor het tot stand komen van een veroordeling in de vergeefs aangewende kosten, zoals bedoeld in artikel 178 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In het onderhavige geval is de getuige veroordeeld tot betaling van die kosten zonder dat er in de procedure, die heeft geleid tot deze veroordeling, op enig moment aan [Opposante] de mogelijkheid is geboden de feiten, die aan het verzoek tot begroting en veroordeling tot betaling van deze kosten zijn ten grondslag gelegd, te weerspreken. 4.2 Bij gebreke van een aangewezen procedure moet worden geconstateerd dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid tot het weerspreken van het verzoek. Wederhoor is echter een fundamenteel beginsel van het procesrecht. Het recht daarop brengt met zich dat de mogelijkheid daartoe toch moet worden geboden. Het komt de rechtbank voor dat de door [Opposante] gekozen procedure, voor het doel van [Opposante], te weten: te worden gehoord ten einde de veroordeling te doen vervallen, in deze situatie de aangewezen procedure is. 4.3 Het rechtsmiddel van verzet tegen een verstekvonnis heeft de strekking dat het geding alsnog op tegenspraak wordt voortgezet. Dit rechtsmiddel biedt de gedaagde, die in het geding niet was verschenen en daardoor zijn belangen bij de rechter niet heeft kunnen verdedigen, daartoe alsnog de mogelijkheid, dit eveneens in overeenstemming met het meergenoemde, in ons recht verankerde beginsel van hoor en wederhoor. De positie van [Opposante] komt in zoverre overeen met de positie van een gedaagde, die bij verstek werd veroordeeld. De rechtbank zal de bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking tot de procedure in verzet zo veel als mogelijk analoog toepassen. 4.4 De stelling van [Geopposeerde], dat [Opposante] niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat de wet een verzet tegen een kostenveroordeling ex artikel 178 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet toelaat, is in zijn algemeenheid niet juist en dat verweer moet op grond van het voorgaande daarom worden verworpen. 4.5 Het verweer van [Geopposeerde], dat [Opposante] de termijn voor verzet ongebruikt heeft laten verstrijken, moet eveneens worden verworpen. Door aan [Opposante] de gewraakte beschikking over de post toe te zenden – zoals [Geopposeerde] stelt te hebben gedaan - doet de termijn voor het doen van verzet niet een aanvang nemen. Nu ook overigens niet is gebleken van enig feit waaruit voortvloeit dat de termijn voor het instellen van verzet een aanvang heeft genomen, moet worden vastgesteld dat niets aan de ontvankelijkheid van dat verzet in de weg staat. Tenslotte: het verweer van [Geopposeerde] dat [Opposante] hoger beroep had moeten instellen faalt eveneens, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.3 werd overwogen. 4.6 Naar het oordeel van de rechtbank dient het door [Opposante] onder 1, 2 en 3 gevorderde te worden afgewezen, omdat de aan haar vordering ten grondslag gelegde feiten onvoldoende of niet juist zijn. Niet is gebleken dat op [Opposante] dwang is uitgeoefend tot het afleggen van een verklaring en ook is niet gebleken dat [Geopposeerde] of de rechter-commissaris hebben geweigerd of nagelaten het verschoningsrecht van [Opposante] te respecteren. Uit het in artikel 165 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtvordering bepaalde vloeit voort dat een ieder, daartoe op de wettige wijze opgeroepen, verplicht is ter terechtzitting als getuige te verschijnen. De getuige, die ook na een oproeping bij exploot niet ter terechtzitting verschijnt, stelt zich bloot aan het risico dat het bevel wordt gegeven dat hij door de openbare macht voor de rechter wordt gebracht. Uit de aard der zaak brengt het gewapenderhand voor de rechter brengen van een getuige een vrijheidsbeneming met zich van een zekere duur. Dat in dit geval deze vrijheidsbeneming langer heeft geduurd dan voor het doel daarvan noodzakelijk, is gesteld noch gebleken. 4.7 Indien de getuige meent te voldoen aan de voorwaarden waaronder het recht op verschoning van lid 2 van het zojuist aangehaalde artikel 165 geldt en daarom niet te hoeven voldoen aan de onder 4.6 genoemde verplichting, dan kan de getuige – dadelijk na de ondervraging naar de naam, voornamen etc. – ten overstaan van de verhorende rechter een beroep doen op dat recht van verschoning. Het is vervolgens deze rechter die beslist of dat beroep daarop terecht wordt voorgedragen. Om die reden moet, uitzonderingen zoals in de beslissing Hoge Raad van 19 september 2003 (NJ 2005; 454) daargelaten, in beginsel dat beroep op dat recht ter terechtzitting worden gedaan. Uit het van het verhandelde ter terechtzitting van 19 april 2006 opgemaakte proces-verbaal blijkt niet dat door [Opposante] staande deze terechtzitting tegenover de rechter-commissaris een beroep is gedaan op het eventueel aan haar toekomende verschoningsrecht, zodat dien ten gevolge moet worden aangenomen dat zodanig beroep niet is gedaan. In beginsel kan zonder een uitdrukkelijk beroep op dat recht, een weigeren of nalaten van het respecteren van dat recht niet bestaan. 4.8 Het vorenstaande leidt ertoe dat de rechtbank het verzet ongegrond zal verklaren, de door deze rechtbank gewezen beschikking van 6 juni 2006 zal bekrachtigen en de beide verklaringen voor recht, zoals [Opposante] aan de rechtbank verzocht, niet zal geven. Voorts zal [Opposante], als de in het ongelijk gestelde partij, de kosten van dit geding dienen te dragen. 5. De beslissing De rechtbank: verklaart het verzet ongegrond; bekrachtigt de beschikking door deze rechtbank op 6 juni 2006 onder zaaknummer 100198 / HA RK 05-15 gewezen, waartegen verzet; wijst af de vordering tot het geven van een verklaring voor recht, dat [Geopposeerde] onrechtmatig heeft gehandeld door [Opposante], ondanks haar wettelijke verschoningsrecht als bedoeld in artikel 165 lid 2 sub a Rv tot het afleggen van een verklaring tegen haar vader te dwingen; wijst af het vordering tot het geven van een verklaring voor recht, dat de rechtbank een misslag heeft begaan door [Opposante] als verschoningsgerechtigde als bedoeld in artikel 165 lid 2 sub a Rv in de kosten te veroordelen wegens haar weigering een verklaring in de zaak tegen haar vader af te leggen tegenover de rechtbank c.q. de rechter-commissaris; veroordeelt [Opposante] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [Geopposeerde] gevallen en begroot die kosten tot op heden op een bedrag van € 452,= . Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. van Maanen Winters, rechter, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.