Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA5083

Datum uitspraak2007-05-08
Datum gepubliceerd2007-05-15
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/55922
Statusgepubliceerd


Indicatie

Terugwijzing / omvang geschil De asielaanvraag van eiseres is binnen het AC afgedaan. De voorzieningenrechter heeft in een uitspraak van 18 september 2006 geoordeeld dat verweerder het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid en aanleiding had moeten zien om de onderhavige zaak buiten het AC af te doen. De Afdeling heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter vernietigd en overwogen dat gelet op een door een GGD-arts uitgebrachte advies geen grond bestaat voor het oordeel dat verweerder zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat tegen het horen van eiseres geen medische bezwaren bestonden en dat voor het oordeel dat verweerder de verslagen van de gehoren niet aan de beoordeling van de asielaanvraag ten grondslag heeft mogen leggen, geen grond bestaat. Eiseres heeft na terugwijzing van de zaak haar eerder naar voren gebrachte asielrelaas gedeeltelijk gewijzigd en aangevuld en heeft een aantal medische stukken in het geding gebracht, die nader zouden moeten onderbouwen waarom eiseres hierover niet eerder heeft kunnen verklaren. De rechtbank oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat van eiseres niet kon worden gevergd de wijziging van en aanvulling op haar asielrelaas eerder naar voren te brengen, en dat in dit geval niet is gebleken van enige reden om dit niet aan eiseres toe te rekenen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat niet valt in te zien waarom de nader ingebrachte medische stukken tot een ander oordeel over eiseres' vermogen om te verklaren zouden leiden dan voornoemd oordeel van de Afdeling. Er is dan ook geen sprake is van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 83, eerste lid, van de Vw 2000. De rechtbank deelt voorts het standpunt van verweerder dat de wijziging in het asielrelaas van eiseres die zich thans heeft voorgedaan zodanig substantieel is te achten dat reeds op grond daarvan voldoende grond bestaat voor het oordeel dat verweerder in het bestreden besluit in redelijkheid tot ongeloofwaardigheid van het relaas van eiseres heeft mogen concluderen.


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage zittinghoudende te Amsterdam enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken Uitspraak artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) reg. nr.: AWB 06/55922 V.nr.: 270.808.7390 inzake: [eiseres], geboren op [geboortedatum] 1980, van Ghanese nationaliteit, eiseres, gemachtigde: mr. F.M. Holwerda, advocaat te Amsterdam, tegen: de Staatssecretaris van Justitie, voorheen de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde: mr. W.A. Kleingeld, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie. I. PROCESVERLOOP 1. Eiseres heeft op 24 augustus 2006 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van dezelfde datum waarbij de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 is afgewezen. Eveneens op 24 augustus 2006 heeft eiseres een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van 18 september 2006 (AWB 06/41115 en AWB 06/41116) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats het beroep gegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. 2. Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft verweerder op 6 oktober 2006 hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). De Afdeling heeft bij uitspraak van 6 november 2006 (200607316/1) het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak naar de rechtbank teruggewezen. Bij brief van 4 januari 2007 heeft eiseres het beroep aangevuld. Verweerder heeft bij brief van 7 maart 2007 een verweerschrift ingediend. Bij brief van 12 maart 2007 heeft eiseres haar standpunt nader onderbouwd. 3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2007. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig A.J. Glass, tolk in de Engelse taal. 4. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. II. ASIELRELAAS Eiseres heeft - samengevat - aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij vreest voor vervolging in haar land van herkomst vanwege de maatschappelijke activiteiten (welzijnswerk) die zij aldaar heeft verricht. In juni 1999 is eiseres via school betrokken geraakt bij de organisatie World Vision International (WVI). Eiseres heeft voor deze organisatie voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd over onder meer HIV en AIDS en heeft als leider studenten aangemoedigd om de informatie door te geven. In 2003 is de oom van eiseres tijdens een conflict over zijn land met een dorpshoofd tijdens een gevecht met een aantal jongeren doodgestoken. Eiseres was hierbij betrokken doordat zij voor haar oom bewijs verzamelde om aan te tonen dat het land zijn bezit was. Na de dood van haar oom in 2003 besloot eiseres om op scholen en in plaatselijke kerken jongeren voor te gaan lichten over (de gevolgen van) het gebruik van geweld. In het land van herkomst van eiseres huurden rivaliserende dorpshoofden namelijk jongeren in ruil voor onderdak in om voor hen te vechten, onder meer om op die wijze meer land in bezit te krijgen. Tevens is eiseres een project gestart om werkloze jongeren aan geld te helpen. Daartoe is ze op het land van haar vader begonnen met de bouw van een pluimveeboerderij. In september 2004 is eiseres hierom bedreigd door een paar jongens die het huis van haar vader binnen waren gedrongen. Ze hebben eiseres bedreigd, haar opgedragen te stoppen met haar activiteiten en haar seksueel lastig gevallen door (gedeeltelijk) haar kleding uit te trekken. In mei 2005 zijn opnieuw twee jongens het huis van de vader van eiseres binnengedrongen en ze hebben haar bedreigd. Eén van de jongens vertelde eiseres dat hem was opgedragen haar te doden, maar dat hij dat niet zou doen. Eiseres is vervolgens eind juli 2005 naar Accra gereisd, waar zij tot augustus 2005 heeft verbleven. Daarna is zij naar Nederland gereisd voor een cursus. In september 2005 is eiseres in Nederland lid geworden van het United Network of Young Peacebuilders (UNOY), een organisatie die zich bezighoudt met jongeren en vrede. Daarna is zij teruggekeerd naar Ghana. In augustus 2006 heeft eiseres in Roemenië deelgenomen aan een training van de organisatie Youth for Positive Change, die onder meer werd gesponsord door het UNOY. Tijdens haar verblijf in Roemenië heeft eiseres telefonisch van een vriend vernomen dat haar vader, die veel land bezat en daarom regelmatig werd bedreigd door een dorpshoofd, was neergeschoten en dat haar boerderij in aanbouw was vernield. Haar moeder en twee broers zijn gevlucht. Eiseres is vervolgens naar Nederland gereisd en heeft hier asiel aangevraagd. Bij brief van 4 januari 2007 heeft eiseres haar relaas als volgt gewijzigd en aangevuld. Eiseres is tijdens haar verblijf in Nederland in september 2005 in contact is gekomen met een man, genaamd [naam], die heeft gepoogd haar tot prostitutie te dwingen. De man heeft eiseres bedreigd, maar eiseres heeft geweigerd. Na haar terugkeer in Ghana is eiseres, toen zij op weg was naar de hoofdstad, door drie mannen ontvoerd en vier weken in een huis in de bush vastgehouden. Zij is door de mannen bedreigd en meerdere malen verkracht. De mannen gaven haar de keuze met [naam] te trouwen dan wel jonge meisjes als prostituee te rekruteren. De mannen hebben haar ook naar een fetisj priester gebracht voor een ritueel. Uiteindelijk heeft eiseres met het mes waarmee zij steeds werd bedreigd één van de mannen kunnen neersteken, waarna zij is ontsnapt. Een man van wie zij een lift kreeg heeft haar verteld dat eiseres slachtoffer was van een grote bende en dat zij niet langer veilig was in Ghana. Hij heeft haar naar Benin gebracht. Eiseres heeft vervolgens de conferentie in Roemenië gebruikt om een visum te verkrijgen. Pas toen zij voor de tweede keer in Amsterdam kwam, heeft iemand haar uitgelegd dat zij asiel kon aanvragen. De problemen vanwege het project heeft eiseres verzonnen. Eiseres heeft niet eerder over haar traumatische ervaringen kunnen verklaren omdat ze bang en in de war was. In Ghana is zij niet naar de politie gegaan, omdat deze verkrachtingszaken niet serieus nemen, en zij bang was dat de bende ook leden onder de politie heeft. III. FEITEN In dit geding gaat de rechtbank uit van het volgende. 1. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft in de uitspraak van 18 september 2006 geoordeeld dat verweerder het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid en aanleiding had moeten zien om de onderhavige zaak buiten het aanmeldcentrum (AC) af te doen. Daartoe heeft de voorzieningenrechter - onder meer en voor zover hier van belang - overwogen dat, gelet op hetgeen uit de gedingstukken naar voren is gekomen, er een sterke indicatie bestaat dat het eerste en het nader gehoor zijn afgenomen terwijl eiseres met (dusdanige) psychische problemen kampte, dat deze invloed op de inhoud van de gehoren konden hebben. De omstandigheid dat eiseres in de gehoren desgevraagd heeft aangegeven dat zij in staat was om te worden gehoord, alsmede verweerders argumenten dat het nader gehoor zeer uitgebreid is en daar geenszins uit is gebleken dat communicatie met eiseres niet mogelijk was, kan niet zonder meer de conclusie dragen dat geen rekening hoefde te worden gehouden met de mogelijkheid dat een psychische stoornis er aan in de weg heeft gestaan dat eiseres haar asielrelaas op adequate en consistente wijze heeft kunnen vertellen. Verweerders standpunt dat uit de conclusie van de GGD-arts blijkt dat eiseres in staat was om te worden gehoord, doet aan het voorgaande niet af, aldus de voorzieningenrechter. 2. De Afdeling heeft in de uitspraak van 6 november 2006 - voor zover hier van belang - overwogen dat de voorzieningenrechter, door op grond van het in beroep overgelegde rapport van het Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen (MAPP) van 1 september 2006 te overwegen dat, nu er een sterke aanwijzing bestaat dat eiseres ten tijde van de gehoren met zodanige psychische problemen kampte dat zij haar asielrelaas niet adequaat en consistent heeft kunnen vertellen, een besluit niet op de verslagen van die gehoren kon worden gebaseerd, onvoldoende belang heeft gehecht aan het feit dat verweerder op passende wijze vóórafgaand aan het nader gehoor heeft geverifieerd of eiseres omtrent haar asielmotieven kon worden gehoord, door op 22 augustus 2006 advies bij een GGD-arts in te winnen. Gelet op dat door een ter zake deskundige uitgebrachte advies bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat tegen het horen geen medische bezwaren bestonden. Voorts heeft de voorzieningenrechter met zijn oordeel miskend dat de verslagen van de gehoren, hoewel daaruit blijkt dat eiseres een aantal malen emotioneel is geworden, geen grond bieden voor het oordeel dat eiseres de haar gestelde vragen niet heeft begrepen of om medische redenen niet in staat was deze te beantwoorden. Voor het oordeel dat verweerder die verslagen niet aan de beoordeling van de asielaanvraag ten grondslag heeft mogen leggen, bestaat volgens de Afdeling in de genoemde uitspraak dan ook geen grond. 3. Bij brief van 4 januari 2007 heeft eiseres een brief van 14 november 2006, waarin de onder II genoemde wijziging van en aanvulling op haar asielrelaas is opgenomen, alsmede een brief van de Stichting Medische Opvang Asielzoekers (MOA) Brabant en Zeeland van 13 november 2006 en een ongedateerde medische rapportage in het geding gebracht. IV. OVERWEGINGEN 1.1. Verweerder heeft in het bestreden besluit de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen. Daaraan heeft verweerder - kort samengevat - primair ten grondslag gelegd dat eiseres toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd die haar asielrelaas onderbouwen. Voorts gaat van het asielrelaas van eiseres geen positieve overtuigingskracht uit, nu eiseres dusdanig tegenstrijdige, vage en niet geconcretiseerde verklaringen heeft afgelegd dat zij in haar verklaringen niet kan worden gevolgd. Bovendien valt niet in te zien waarom eiseres haar land van herkomst niet eerder had kunnen verlaten en zich niet tijdens haar eerdere legale verblijf in Nederland met een asielaanvraag bij de Nederlandse autoriteiten heeft gemeld. Voor zover eiseres wel in haar verklaringen dient te worden gevolgd, heeft verweerder zich subsidiair op het standpunt gesteld dat eiseres de bescherming van de (hogere) autoriteiten in haar land van herkomst kan inroepen tegen eventuele problemen met de aanhangers van de rivaliserende dorpshoofden en dat voorts gesteld noch gebleken is dat eiseres zich niet elders in haar land aan de aandacht van deze personen zou kunnen onttrekken. 1.2. Eiseres heeft het standpunt van verweerder in beroep gemotiveerd bestreden en heeft in de eerste plaats aangevoerd dat verweerder, gezien de psychische klachten van eiseres, haar asielaanvraag ten onrechte de aanmeldcentrumprocedure heeft behandeld. Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder aan haar in redelijkheid niet het ontbreken van documenten, als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 heeft kunnen tegenwerpen en dat verweerder evenmin tot het ontbreken van positieve overtuigingskracht heeft kunnen concluderen. Ten slotte heeft verweerder, aldus eiseres, ten onrechte geconcludeerd dat haar asielrelaas onvoldoende zwaarwegend is en bestaat er voor haar geen vestigingsalternatief in Ghana. 2.1. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag naar de omvang van het onderhavige geding en in dat kader in het bijzonder voor de vraag naar de betekenis van hetgeen eiseres in haar brief van 4 januari 2007 naar voren heeft gebracht. 2.2. Ingevolge artikel 8:69, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting. 2.3. Ingevolge artikel 42 van de Wet op de Raad van State (hierna: de Wet RvS) bevestigt de Afdeling de uitspraak van de rechtbank, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden, of doet, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak, hetgeen de rechtbank zou behoren te doen. 2.4. Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Wet RvS - voor zover thans van belang - wijst de Afdeling de zaak terug naar de rechtbank die deze in eerste aanleg heeft behandeld, indien zij van oordeel is dat de zaak opnieuw door de rechtbank moet worden behandeld. 2.5. Voorop gesteld wordt dat uit het bepaalde in artikel 44 van de Wet RvS voortvloeit dat een door de Afdeling teruggewezen zaak moet worden beoordeeld en beslist binnen de grenzen van het geding, zoals dat was afgebakend in eerste aanleg, eventueel gecorrigeerd in hoger beroep en met inachtneming van de oordelen van de Afdeling aangaande de aangevoerde beroepsgronden en omtrent de te verrichten ambtshalve toetsing. Dit houdt onder meer in dat het na terugwijzing van een zaak naar de rechtbank niet mogelijk is nieuwe beroepsgronden aan te voeren. 2.6. Ingevolge artikel 8:58 van de Awb kunnen partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen. 2.7. Eiseres heeft na terugwijzing van de onderhavige zaak naar de rechtbank bij brief van 4 januari 2007 haar eerder naar voren gebrachte asielrelaas gedeeltelijk gewijzigd en aangevuld en heeft voorts de onder III.3 genoemde medische stukken in het geding gebracht. Verweerder heeft zich, onder verwijzing naar artikel 44 van de Wet RvS alsmede naar artikel 8:58 van de Awb, op het standpunt gesteld dat de aanvullende verklaringen van eiseres buiten de beoordeling van het beroep dienen te worden gelaten nu het nieuwe beroepsgronden betreft en dat de overgelegde medische stukken niet tot een ander oordeel kunnen leiden. 2.8. De rechtbank is, anders dan verweerder, van oordeel dat de wijziging van en de aanvulling op het asielrelaas die eiseres bij brief van 4 januari 2007 naar voren heeft gebracht niet kan worden aangemerkt als nieuwe beroepsgronden als hierboven bedoeld, maar dat hiermee sprake is van nieuwe feiten die eiseres aan haar asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd. Het bepaalde in artikel 44 van de Wet RvS verzet zich dan ook niet tegen het betrekken van deze feiten bij de beoordeling. Nu de betreffende feiten eerst in beroep naar voren zijn gebracht, dient evenwel te worden bezien of sprake is van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 83 van de Vw 2000. Ingevolge artikel 83, eerste lid, van de Vw 2000, houdt de rechtbank immers bij de beoordeling van het beroep rekening met feiten en omstandigheden die na het nemen van het bestreden besluit zijn opgekomen, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd. Met deze bepaling is, blijkens de geschiedenis van de totstandkoming hiervan, beoogd herhaalde aanvragen te voorkomen in geval van nova tussen de bestreden beschikking en de uitspraak. Dit brengt met zich dat de vraag of sprake is van feiten en omstandigheden, als in die bepaling bedoeld, dient te worden beantwoord aan de hand van dezelfde criteria als die welke gelden bij de toepassing van artikel 4:6, eerste lid, van de Awb. 2.9. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die zijn voorgevallen na het nemen van het eerdere besluit of die niet vóór het nemen van dat besluit konden en behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder aangevoerde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en behoorden te worden overgelegd. 2.10. De gebeurtenissen die eiseres naar voren heeft gebracht in de wijziging van en aanvulling op haar asielrelaas hebben plaatsgevonden vóór het nemen van het bestreden besluit en waren eiseres reeds ten tijde van de besluitvorming bekend. Eiseres heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat van haar niet kon worden gevergd dat zij reeds eerder, met name tijdens het nader gehoor, gewag maakte van deze gebeurtenissen en heeft - onder verwijzing naar het eerder overgelegde rapport van het MAPP en de thans overgelegde medische stukken - gesteld dat zij niet eerder in staat was om hierover te verklaren. 2.11. De rechtbank stelt vast dat de thans overgelegde medische rapportages een nadere onderbouwing vormen van het reeds eerder door eiseres ingenomen en met het rapport van het MAPP onderbouwde standpunt dat zij, gezien haar psychische problemen, tijdens het nader gehoor niet in staat was om haar relaas op adequate en consistente wijze naar voren te brengen, welke nadere onderbouwing niet eerder kon worden overgelegd. Gelet hierop bestaat geen beletsel om deze medische rapportages bij de beoordeling te betrekken. De betreffende rapportages leiden evenwel niet tot het oordeel dat eiseres niet in staat kon worden geacht om de wijziging van en aanvulling op haar asielrelaas reeds gedurende de besluitvorming naar voren te brengen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. 2.12. De Afdeling heeft in de uitspraak van 6 november 2006, waarvan de inhoud samengevat hierboven onder III.2 is weergegeven, het eerder door eiseres overgelegde rapport van het MAPP, waarbij niet is getwijfeld aan de onafhankelijkheid en deskundigheid van deze instelling, zonder enig voorbehoud terzijde geschoven en heeft onder meer geoordeeld dat de verslagen van de afgenomen gehoren geen grond bieden voor het oordeel dat eiseres de haar gestelde vragen niet heeft begrepen of om medische redenen niet in staat was deze te beantwoorden. De inhoud van de thans overgelegde medische rapportages strekt niet verder dan de inhoud van het betreffende MAPP-rapport. Met name vermelden deze rapportages geen nieuwe feiten over het vermogen van eiseres om, in het licht van haar psychische gesteldheid, op adequate en consistente wijze te verklaren. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien waarom de betreffende rapportages van nieuwe deskundigen tot een ander oordeel over eiseres' vermogen te verklaren zou leiden dan het oordeel van de Afdeling in voornoemde uitspraak. De rechtbank ziet dan ook geen ruimte op basis van de nieuwe medische rapportages te oordelen dat eiseres niet in staat kon worden geacht om reeds eerder haar verhaal op adequate en consistente wijze naar voren te brengen. 2.13. Nu niet aannemelijk is geworden dat van eiseres niet kon worden gevergd de wijziging van en aanvulling op haar asielrelaas eerder naar voren te brengen, en in dit geval niet is gebleken van enige reden om dit niet aan eiseres toe te rekenen, is geen sprake van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 83, eerste lid, van de Vw 2000. In de bij brief van 4 januari 2007 naar voren gebrachte gebeurtenissen alsmede de daarbij gevoegde medische onderbouwing is dan ook geen grond gelegen voor het oordeel dat het bestreden besluit de rechterlijke toets niet kan doorstaan. 3.1. Aan de orde is voorts de vraag of het bestreden besluit, in het licht van de daartegen aangevoerde beroepsgronden, in rechte stand kan houden. 3.2. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat met de bij brief van 4 januari 2007 aangevoerde wijziging en aanvulling de kern van het asielrelaas van eiseres wezenlijk is veranderd. Reeds op grond van deze omstandigheid kan volgens verweerder worden geconcludeerd dat het aanvankelijk door eiseres naar voren gebrachte asielrelaas terecht ongeloofwaardig is bevonden en dat het bestreden besluit om die reden stand kan houden. 3.3. De rechtbank deelt het hiervoor weergegeven standpunt van verweerder, dat niet eerder dan in de beroepsfase naar voren kon worden gebracht. Hoewel een aantal van de onder IV.1.2 weergegeven aanvankelijk tegen het bestreden besluit ingebrachte beroepsgronden mogelijk kans van slagen zou hebben, acht de rechtbank het onder de huidige omstandigheden niet zinvol om de kans van slagen hiervan inhoudelijk te beoordelen. De wijziging in het asielrelaas van eiseres die zich thans heeft voorgedaan is zodanig substantieel te achten dat reeds op grond daarvan voldoende grond bestaat voor het oordeel dat verweerder in het bestreden besluit in redelijkheid tot ongeloofwaardigheid van het relaas van eiseres heeft mogen concluderen. 4. Het vorenstaande leidt derhalve tot het oordeel dat het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan. Het beroep dient mitsdien ongegrond te worden verklaard. 5. Van omstandigheden op grond waarvan één van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken. V. BESLISSING De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2007 door mr. C.I.H. Fockens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Slijkhuis, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. De griffier De voorzitter Afschrift verzonden op: Conc.: SaS Coll: LFF D: B Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.