Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA5093

Datum uitspraak2007-05-11
Datum gepubliceerd2007-05-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/1339 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering WAO-uitkering toe te kennen. Opleidingsniveau voldoende?


Uitspraak

05/1339 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 februari 2005, nr. 03/2633 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) Datum uitspraak: 11 mei 2007 I. PROCESVERLOOP Mr. F.T.I. Oey, advocaat te Helmond, heeft namens appellante hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het Uwv heeft een rapport van de bezwaararbeidsdeskundige T.E.A. de Groot, gedateerd 28 juni 2005, overgelegd. Mr. Oey heeft een rapport van de arbeidsdeskundige E.H.J.M. Spanjers, gedateerd 20 maart 2007, ingezonden, waarop door het Uwv is gereageerd met het inzenden van een rapport van de bezwaararbeidsdeskundige M. Prosée van 28 maart 2007. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2007. Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Oey. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. J.J.C. Röttjers. II. OVERWEGINGEN Bij besluit van 19 april 2002 heeft het Uwv geweigerd appellante met ingang van 10 april 2002 in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Bij besluit van 18 september 2003 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 19 april 2002 ongegrond verklaard. In beroep heeft appellante aangevoerd dat zij medisch meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen en dat zij niet voldoet aan de voor de geduide functies van schadecorrespondent, boekhouder en statistisch medewerker geldende opleidingseisen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien de vastgestelde medische beperkingen voor onjuist te houden. Zij heeft daarbij in aanmerking genomen dat appellante haar stelling dat zij meer beperkt is dan op de FML is aangegeven niet met medische stukken, noch met verklaringen van haar behandelend artsen heeft onderbouwd. Bovendien heeft de bezwaararbeidsdeskundige in haar rapportage uitvoerig aangegeven dat de geduide functies voldoen aan de door de bezwaarverzekeringsarts gestelde voorwaarde dat appellante haar linker knie tijdens het zitten moet kunnen strekken. De rechtbank heeft ook de arbeidskundige grief inzake het opleidingsniveau verworpen. In zijn aanvullend beroepschrift van 8 april 2005 heeft de gemachtigde van appellante herhaald dat zij zich als gevolg van haar linker knieklachten niet in staat acht de door de arbeidsdeskundige geduide functies te vervullen. Hij heeft voorts herhaald dat appellante voor de functie van schadecorrespondent en voor de functie van boekhouder geen opleiding heeft gehad en dat zij overigens slecht met cijfers kan omgaan. Ter zitting heeft appellante erop gewezen dat zij als gevolg van het bestreden besluit noodgedwongen werk heeft moeten aanvaarden, als gevolg waarvan nu ook haar andere knie door overbelasting beschadigd is. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat er geen aanleiding is om de vastgestelde medische beperkingen voor onjuist te houden. Appellante heeft ook in hoger beroep haar standpunt niet met enig medisch stuk gestaafd. De Raad ziet geen aanleiding voor een expertise door een onpartijdige deskundige gelijk bij aanvullend beroepschrift subsidiair is verzocht. De Raad onderschrijft eveneens het oordeel van de rechtbank dat de aan de schatting ten grondslag liggende functies voor appellante in medisch opzicht passend zijn te achten. De Raad verwijst hierbij voorts naar het rapport d.d. 28 juni 2005 van de bezwaararbeidsdeskundige De Groot, waarin nog eens uitvoerig is toegelicht waarom de functies van schadecorrespondent, boekhouder en elektronicamonteur geschikt zijn voor appellante. Het rapport d.d. 20 maart 2007 van de arbeidsdeskundige Spanjer, waarin overigens met geen woord wordt gerept van het rapport van 28 juni 2005, bevat geen aanknopingspunten om de geduide functies niet geschikt te achten. Het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige Prosée van 28 maart 2007 bevat een uitputtende motivering van de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag liggende functies. De Raad verwerpt voorts de arbeidskundige grief inzake de opleiding, benodigd voor de functie van schadecorrespondent en boekhouder/loonadministrateur (beginnend). De Raad verwijst met instemming naar hetgeen de rechtbank over het MAVO-diploma heeft overwogen. Het hoger beroep treft dan ook geen doel. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2007. (get.) J. Janssen. (get.) M.C.T.M. Sonderegger. TM