Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA5301

Datum uitspraak2007-05-04
Datum gepubliceerd2007-05-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/630826-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Poging zware mishandeling, meermalen gepleegd; oplegging maatregel ex 37 SR, plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis. De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 gesteld dat niet wettig bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het trappen tegen de rug van [slachtoffer 1]. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu het slachtoffer heeft verklaard niet alleen te hebben gevoeld maar ook te hebben gezien dat verdachte hem een trap in zijn rug gaf en voorts dat hij daardoor dubbel klapte en behoorlijke pijn voelde. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig en bruikbaar voor het bewijs dat het slachtoffer door verdachte ook tegen zijn rug is getrapt. Verdachte heeft, zonder dat daarvoor enige aanleiding was, op klaarlichte dag drie willekeurige personen, onder wie een kind, op ernstig agressieve wijze mishandeld. (...) De rechtbank neemt in aanmerking dat uit eerdergenoemde rapporten naar voren komt, dat verdachte lijdt aan een chronische ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van paranoïde schizofrenie. Ondanks langdurige psychiatrische behandeling en verblijf is er bij verdachte nog steeds sprake van geringe tot afwezige behandelmotivatie, zeer gebrekkig ziektebesef en afhankelijkheid van cannabis, waarvan bekend is dat het een psychose kan uitlokken en/of verergeren. Verdachte had ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten het contact met de realiteit verloren en verkeerde in een psychotische toestand. Gelet op de chronische aard van de psychiatrische stoornis en het zeer gebrekkige ziektebesef van verdachte, achten de deskundigen de kans op herhaling groot wanneer zijn stoornis onbehandeld blijft. Omdat verdachte vanuit zijn stoornis onvoldoende is gemotiveerd voor behandeling, dient een verplichte behandeling te worden opgelegd. Deze behandeling zal moeten bestaan uit een psychiatrische en medicamenteuze behandeling en sociaal psychiatrische begeleiding, welke kan plaatsvinden in een FPK of soortgelijke instelling, in het kader van een maatregel ex artikel 37 van het wetboek van Strafrecht.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/630826-06 Uitspraakdatum: 4 mei 2007 Tegenspraak VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 april 2007 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, thans gedetineerd in P.I. Amsterdam, HvB Het Schouw te Amsterdam. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd – zoals die tenlastelegging na wijziging daarvan ter terechtzitting is komen te luiden – dat: 1. primair: hij op of omstreeks 24 oktober 2006 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (telkens) met een (groot model) schroevendraaier een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt naar het bovenlijf van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] heeft gestoken in de linkerzijde van diens rug en/of die [slachtoffer 1] tegen diens rug heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair: hij op of omstreeks 24 oktober 2006 te Haarlem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) met een (groot model) schroevendraaier in de (linkerzijde van zijn) rug heeft gestoken en/of tegen diens rug heeft getrapt, waardoor deze [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of heeft ondervonden; 2. primair: hij op of omstreeks 24 oktober 2006 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] een of meer malen (met gebalde vuisten) tegen diens rug en/of diens lichaam en/of diens hoofd heeft geslagen en/of (met grote kracht) in diens rug heeft gestoken met een schroevendraaier of een beitel, in ieder geval met een scherp en/of puntig voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair: hij op of omstreeks 24 oktober 2006 te Haarlem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]) een of meermalen (met gebalde vuisten) tegen de rug, het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of (met grote kracht) met schroevendraaier of een beitel, in ieder geval met een scherp en/of puntig voorwerp in diens rug heeft gestoken, waardoor deze [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 3. primair: hij op of omstreeks 24 oktober 2006 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 3] (met kracht)(met fiets en al) op de grond gegooid (waardoor die [slachtoffer 3] met diens hoofd op de straat terecht is gekomen) en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft vastgegrepen/vastgepakt en/of (zijn, verdachtes, duimen op de ogen van die [slachtoffer 3] geplaatst en/of (vervolgens) met kracht op die ogen gedrukt/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair: hij op of omstreeks 24 oktober 2006 te Haarlem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]) (met kracht) (met fiets en al) op de grond heeft gegooid (waardoor die [slachtoffer 3] met diens hoofd op de straat terecht is gekomen) en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft vastgegrepen/vastgepakt en/of zijn, verdachtes, duimen op de ogen van die [slachtoffer 3] geplaatst en/of (vervolgens) met kracht op die ogen gedrukt/geduwd, waardoor deze [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 4. hij op of omstreeks 24 oktober 2006 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een een schroevendraaier en/of een beitel, in ieder geval, een of meer stukken gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging van feiten 1, 2 en 3 ter terechtzitting gewijzigd, in dier voege dat een subsidiair gedeelte is toegevoegd. Een kopie van die vordering is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewijs 3.1 Bewijsverweer ten aanzien van feit 1 De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 gesteld dat niet wettig bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het trappen tegen de rug van [slachtoffer 1]. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat alleen het slachtoffer stelt dat van een trap sprake is geweest, terwijl het slachtoffer blijkens zijn verklaring niet gezien zou kunnen hebben of hij getrapt of bijvoorbeeld geduwd is. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu het slachtoffer heeft verklaard niet alleen te hebben gevoeld maar ook te hebben gezien dat verdachte hem een trap in zijn rug gaf en voorts dat hij daardoor dubbel klapte en behoorlijke pijn voelde. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig en bruikbaar voor het bewijs dat het slachtoffer door verdachte ook tegen zijn rug is getrapt. 3.2 Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, primair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat 1. primair hij op 24 oktober 2006 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een groot model schroevendraaier een stekende beweging heeft gemaakt naar het bovenlijf van die [slachtoffer 1] en daarbij die [slachtoffer 1] heeft gestoken in de linkerzijde van diens rug en die [slachtoffer 1] tegen diens rug heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. primair hij op 24 oktober 2006 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] meer malen met gebalde vuisten tegen diens rug en diens hoofd heeft geslagen en met grote kracht in diens rug heeft gestoken met een schroevendraaier, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. primair hij op 24 oktober 2006 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 3] met kracht op de grond heeft gegooid waardoor die [slachtoffer 3] met diens hoofd op de straat terecht is gekomen en vervolgens het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en vervolgens met kracht op diens ogen heeft gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 4. hij op 24 oktober 2006 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een schroevendraaier en een beitel, toebehorende aan [slachtoffer 4]. Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte onder 1, primair, 2 primair, 3 primair en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. Strafbaarheid van de feiten Het bewezenverklaarde levert op: ten aanzien van feit 1: poging tot zware mishandeling; ten aanzien van feit 2: poging tot zware mishandeling; ten aanzien van feit 3: poging tot zware mishandeling; ten aanzien van feit 4: diefstal. 5. Strafbaarheid van verdachte De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten aan de verdachte niet kunnen worden toegerekend wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De rechtbank baseert dit oordeel op de inhoud van het omtrent verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport van 12 maart 2007, opgesteld door [psychiater], psychiater, en het Pro Justitia rapport van 16 maart 2007, opgesteld door [psycholoog], psycholoog. De uitgebreid onderbouwde conclusie van de voornoemde rapporteurs luidt – zakelijk weergegeven - dat sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van paranoïde schizofrenie en dat daarnaast sprake is van cannabisafhankelijkheid. Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten was sprake van een psychotisch toestandsbeeld in het kader van zijn paranoïde schizofrene stoornis. De gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten werden volledig bepaald door het psychotische toestandsbeeld van verdachte waardoor verdachte ten tijde van het plegen van deze feiten als ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank neemt het deskundigenoordeel, mede gelet op de onderbouwing ervan, over en maakt dit tot het hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de bewezen geachte feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van de hem tenlastegelegde feiten, zoals die hierboven bewezen zijn verklaard. 6. Motivering van de maatregel 6.1 Eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot: - bewezenverklaring van feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 primair en feit 4; - ontslag van alle rechtsvervolging van verdachte; - plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van een jaar. 6.2 Maatregel Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de hiervoor genoemde rapportages van 12 maart 2007, opgesteld door [psychiater], psychiater, en van 16 maart 2007, opgesteld door [psycholoog], psycholoog. Verdachte heeft, zonder dat daarvoor enige aanleiding was, op klaarlichte dag drie willekeurige personen, onder wie een kind, op ernstig agressieve wijze mishandeld. Verdachte heeft onder meer twee van de drie slachtoffers gestoken met een grote schroevendraaier die hij kort daarvoor had weggenomen. Het is een geluk dat deze slachtoffers geen blijvend of zelfs dodelijk letsel hebben opgelopen. Het derde slachtoffer, een kind van slechts acht jaar oud, is door verdachte op straat gegooid en vervolgens heeft verdachte zijn gezicht beetgepakt en op zijn ogen geduwd. Verdachte heeft door aldus te handelen niet alleen letsel, maar ook hevige angstgevoelens veroorzaakt bij de slachtoffers van deze ernstige mishandelingen, alsmede de getuigen daarvan. Feiten als de thans bewezen geachte veroorzaken grote onrust in de samenleving. De rechtbank neemt in aanmerking dat uit eerdergenoemde rapporten naar voren komt, dat verdachte lijdt aan een chronische ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van paranoïde schizofrenie. Ondanks langdurige psychiatrische behandeling en verblijf is er bij verdachte nog steeds sprake van geringe tot afwezige behandelmotivatie, zeer gebrekkig ziektebesef en afhankelijkheid van cannabis, waarvan bekend is dat het een psychose kan uitlokken en/of verergeren. Verdachte had ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten het contact met de realiteit verloren en verkeerde in een psychotische toestand. Gelet op de chronische aard van de psychiatrische stoornis en het zeer gebrekkige ziektebesef van verdachte, achten de deskundigen de kans op herhaling groot wanneer zijn stoornis onbehandeld blijft. Omdat verdachte vanuit zijn stoornis onvoldoende is gemotiveerd voor behandeling, dient een verplichte behandeling te worden opgelegd. Deze behandeling zal moeten bestaan uit een psychiatrische en medicamenteuze behandeling en sociaal psychiatrische begeleiding, welke kan plaatsvinden in een FPK of soortgelijke instelling, in het kader van een maatregel ex artikel 37 van het wetboek van Strafrecht. De rechtbank kan zich met de conclusies en het advies in voornoemde rapportages verenigen. Zij neemt deze over en maakt ze tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat, gelet op alle voornoemde feiten en omstandigheden, verdachte een gevaar vormt voor zichzelf en anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen zodat het opleggen van na te melden maatregel is vereist. 6.3 Vordering benadeelde partij De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.844,93 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde feit zou hebben geleden aan zijn (bedrijfs-)kleding en gederfde inkomsten. De rechtbank is van oordeel dat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 361, tweede lid Sv, de benadeelde partij in beginsel ontvankelijk is in haar vordering nu aan verdachte de maatregel van artikel 37 Sr zal worden opgelegd. De rechtbank is evenwel van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de opgevoerde kosten voor rekening van het slachtoffer komen en niet voor rekening van Connexxion, zijnde zijn werkgever. De benadeelde partij zal in haar vordering dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: Wetboek van Strafrecht: artikel 37, 45, 302, 310. 8. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hiervoor onder 3. van dit vonnis vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, primair, 2 primair, 3 primair en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar en ontslaat hem deswege van alle rechtsvervolging. Gelast dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van een (1) jaar. Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in haar vordering. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Vos-de Greeve, voorzitter, mrs. Toeter en Mateman, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mrs. Blijleven en Van den Berg, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 mei 2007. Mr. Vos-de Greeve is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.