Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA6129

Datum uitspraak2007-05-23
Datum gepubliceerd2007-05-31
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers65711 FA RK 06-8026
Statusgepubliceerd


Indicatie

De Sociale Dienst verzoekt vast te stellen dat de man ingaande 1 maart 2005 een maandelijks bedrag van € 384,-- wegens bijstandsverhaal aan de gemeente zal zijn verschuldigd, zolang de bijstandsverlening aan de belanghebbende voortduurt en onder toepassing verklaring van artikel 105 van de Algemene bijstandswet (oud). De man voert daartoe aan dat partijen direct na het huwelijk met de vrouw, na drie weken, uit elkaar zijn gegaan nadat de vrouw had verteld dat zij reeds geruime tijd een relatie met een ander had. De man verzoekt gelet op de korte duur van het huwelijk de verhaalsbijdrage te matigen (hooguit drie weken). Subsidiair stelt de man dat de vrouw geen behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer: 65711 / FA RK 06-8026 beschikking van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2007 in de zaak van Gemeente Dordrecht, Sociale Dienst, gevestigd te (3300 AA) Dordrecht, Postbus 8, gemachtigde W.M.M. Duvivier, tegen [verweerder], wonende te [adres] Dordrecht, [adres], procureur mr. M.A. Bos, heeft zich onttrokken. Partijen worden hieronder aangeduid als de Sociale Dienst respectievelijk de man. 1. Het procesverloop 1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken: - het verzoekschrift van de Sociale Dienst, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 10 juli 2006; - het verweerschrift van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 5 september 2006; - de brief, met bijlagen, van de gemachtigde van de Sociale Dienst, ingekomen ter griffie op 29 september 2006; - het faxbericht van de procureur van de man, ingekomen ter griffie op 12 april 2007; - de brief van de man, ingekomen ter griffie op 17 april 2007. De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op de terechtzitting met gesloten deuren van 20 april 2007. Ter terechtzitting zijn verschenen: - de heer W.M.M. Duvivier, als gemachtigde van de Sociale Dienst. De man is -ondanks dat hij daartoe behoorlijk is opgeroepen- niet verschenen. Namens de gemeente zijn ter zitting nog stukken overgelegd, onder meer een verhaalsrapport. 2. De vaststaande feiten 2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen par-tijen vast. 2.2 De man en mevrouw [de vrouw] zijn op 3 augustus 2004 te Dordrecht met elkaar gehuwd. 2.3 Bij beschikking van deze rechtbank van 16 maart 2005 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. 2.4 De echtscheidingsbeschikking is op 18 augustus 2005 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. 2.5 Bij besluit van 23 februari 2005 heeft de Sociale Dienst een verhaalsbijdrage van € 384,-- per maand opgelegd, ingaande 1 maart 2005. 2.6 Bij brief van 30 maart 2005 heeft de man verzocht dit besluit te herzien. 2.7 Bij brief van 20 juni 2005 heeft de Sociale Dienst de man verzocht bewijsstukken toe te sturen om de vastgestelde verhaalsbijdrage te kunnen herbeoordelen. De man heeft niet voldaan aan dit verzoek. 3. Het verzoek en het verweer 3.1 De Sociale Dienst verzoekt op grond van artikel 103 van de Algemene bijstandswet (oud) vast te stellen dat de man ingaande 1 maart 2005 een maandelijks bedrag van € 384,-- wegens bijstandsverhaal aan de gemeente zal zijn verschuldigd, zolang de bijstandsverlening aan de belanghebbende voortduurt en onder toepassing verklaring van artikel 105 van de Algemene bijstandswet (oud). Het verweer 3.2 De man de gemeente in haar verzoek niet ontvankelijk te verklaren, althans dit verzoek af te wijzen. 3.3 De man voert daartoe aan dat partijen direct na het huwelijk met mevrouw [de vrouw], na drie weken, uit elkaar zijn gegaan nadat de vrouw had verteld dat zij reeds geruime tijd een relatie met een ander had. Met dit gedrag en stilzwijgen heeft de vrouw de man zeer gekwetst. Gelet op dit gedrag en de werkelijke duur van het huwelijk c.q. de huwelijkse samenleving kan de vrouw jegens de man in redelijkheid geen aanspraak maken op enige bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. 3.4 Mocht de rechtbank de door de gemeente verzochte verhaalsbijdrage niet van de hand wijzen, dan verzoekt de man deze bijdrage te matigen, zowel in omvang als in tijd (hooguit drie weken). De man verzoekt de verhaalsbijdrage in tijd te beperken, te weten tot de duur van de samenleving, derhalve drie weken, althans voor de duur van het huwelijk, zijnde één jaar en vijftien dagen. 3.5 Subsidiair stelt de man dat de vrouw geen behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. In de jaren voorafgaande aan het huwelijk en gedurende het huwelijk had de vrouw inkomsten. De vrouw heeft voldoende verdiencapaciteit om zelf in de kosten van haar levensonderhoud te voorzien. 3.6 Terzijde merkt de man op dat aan de vrouw bijstand wordt verleend voor een alleenstaande ouder. Uit de relatie met mevrouw [de vrouw] zijn echter geen kinderen geboren. 3.7 Ten slotte stelt de man niet in staat te zijn de verzochte bijdrage te kunnen voldoen. 3.8 Ten aanzien van de terugwerkende kracht stelt de man nimmer van de Sociale Dienst omtrent een door hem verschuldigde verhaalsbijdrage te hebben vernomen en derhalve hiermee nimmer rekening heeft hoeven houden. Bovendien zou de man in ernstige financiële moeilijkheden geraken, wanneer hij de bijdrage met terugwerkende kracht dient te voldoen. Zijn inkomen zou dan onder bijstandsniveau geraken. 4. De beoordeling De onderhoudsverplichting 4.1 De man stelt dat mevrouw [de vrouw] door haar wangedrag in redelijkheid geen aanspraak kan maken op enige bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud omdat zij drie weken na hun huwelijk uit elkaar zijn gegaan, nadat de vrouw verteld had reeds geruime tijd een relatie met een ander te hebben. 4.2 Het huwelijk schept een levensgemeenschap die een rechtsgrond vormt voor een onderhoudsverplichting tussen de echtgenoten. De stelling van de man is dus niet gegrond en hij is dus onderhoudsplichtig jegens mevrouw [de vrouw], nog daargelaten dat de door de man gestelde gang van zaken door de gemeente ter zitting is betwist en de man dit -niet verschenen zijnde- niet nader heeft onderbouwd. 4.3 De duur van de onderhoudverplichting is beperkt. Nu de duur van het huwelijk niet meer bedraagt dan 5 jaar en uit dit huwelijk geen kinderen zijn geboren, eindigt de verplichting tot levensonderhoud van rechtswege na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de duur van het huwelijk. De man en mevrouw [de vrouw] zijn op 3 augustus 2004 gehuwd en de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 18 augustus 2005. De duur van het huwelijk bedraagt 1 jaar en 15 dagen. De Sociale Dienst heeft verzocht een verhaalsbijdrage op te leggen ingaande 1 maart 2005 en zolang de bijstandsverlening aan mevrouw [de vrouw] voortduurt. De periode van de verhaalsbijdrage beperkt zich tot 1 jaar en 15 dagen, ingaande 1 maart 2005 tot en met 16 maart 2006. De behoefte van mevrouw [de vrouw] 4.4 De man betwist de behoefte van mevrouw [de vrouw] en stelt dat zij in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. 4.5 Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de vrouw een uitkering ontvangt krachtens de Wet Werk en Bijstand. Zij heeft een zeer beperkt arbeidsverleden en een laag opleidingsniveau. In september 2006 had zij een parttime contract. Haar verdiensten waren ongeveer € 300,-- à € 400,-- netto per maand. Deze verdiensten werden in mindering gebracht op haar uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand. Voorts heeft zij een tijd de zorg gehad voor haar inwonende dochter. 4.6 De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat de vrouw behoefte heeft aan een aanvullende uitkering voor haar levensonderhoud. 4.7 Volgens de man wordt aan de vrouw bijstand voor een alleenstaande ouder verleend. Echter, in het verzoekschrift staat dat aan de vrouw sedert 7 oktober 2004 bijstand op basis van de normering van een alleenstaande wordt verleend. De draagkracht van de man 4.8 Voor wat betreft de financiële omstandigheden van de man wordt verwezen naar de jaaropgaaf van het jaar 2005, welke is overgelegd bij het voormelde verweerschrift. Blijkens die specificatie bedraagt het belastbaar inkomen uit arbeid van de man € 28.790,--per jaar. De man is werkzaam bij [werkgever] te Papendrecht. 4.9 De in deze jaaropgave opgenomen premie ziektekosten bedraagt € 2.269,--. 4.10 Voor de berekening van het besteedbaar inkomen van de man houdt de rechtbank rekening met de navolgende fiscale aspecten: - algemene heffingskorting; - arbeidskorting. 4.11 De rechtbank brengt ter vaststelling van de draagkrachtruimte van de man de navolgende maandelijkse lasten op het besteedbaar inkomen in mindering: - het op de Wet Werk en Bijstand gebaseerde normbedrag, inclusief vakantiegeld, voor een alleenstaande van € 808,-- (de norm van de tweede helft van het jaar 2005); - de kale huur van € 525,--; - de premie ziektekostenverzekering (werknemers- en werkgeversgedeelte) van € 189,--; - de kosten omgangsregeling van € 65,-- laat de rechtbank buiten beschouwing omdat deze kosten, in het licht van de betwisting door de gemeente, onvoldoende aannemelijk zijn geworden; - de rente en de aflossing van de schulden uit het eerste huwelijk van de man van gemiddeld € 400,-- per maand laat de rechtbank buiten beschouwing. Uit de stukken is, in het licht van de betwisting door de gemeente, niet of onvoldoende gebleken dat de man daadwerkelijk op deze schuld aflost; - de rente en de aflossing van de schuld aan Primeline van 69,-- per maand laat de rechtbank buiten beschouwing. Uit de stukken is, in het licht van de betwisting door de gemeente, niet of onvoldoende gebleken dat de man daadwerkelijk op deze schuld aflost; - de werkelijke verwervingskosten van € 100,-- worden voor een deel meegenomen. Uit de overgelegde salarisspecificaties van de man blijkt onder de post "woon werk km" dat de werkgever van de man rekening houdt met 391 kilometers per maand. De rechtbank gaat er vanuit dat dit reëel gemaakte kosten voor woon-werkverkeer van de man zijn en houdt hiermee rekening. Er wordt gerekend met 12,5 eurocent per kilometer, dit komt neer op € 49,-- per maand; - de advocaatkosten van € 125,-- laat de rechtbank buiten beschouwing. De door de man in de onderhavige procedure gemaakte advocaatkosten gaan niet vóór de (reeds bestaande) alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw. Overigens zijn de gestelde advocaatkosten in het geheel niet onderbouwd; - de alimentatieverplichting jegens de twee kinderen uit het eerste huwelijk van in totaal € 260,-- per maand laat de rechtbank buiten beschouwing. De man is weliswaar een verhaalsbijdrage opgelegd door de Sociale Dienst van € 130,-- per kind per maand. Uit het verhandelde ter zitting is echter -als door de gemeente, onbestreden, gesteld- gebleken dat de man deze verhaalsbijdrage niet voldoet. 4.12 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de man in staat is een verhaalsbijdrage van € 384,-- per maand te betalen. De ingangsdatum 4.13 Uit het besluit van de gemeente van 23 februari 2005 en de door de gemeente overgelegde correspondentie -door de gemeente toegezonden aan het adres waarop de man volgens het uittreksel van de gemeentelijke basisadministratie woonde/woont- blijkt dat de man is gewezen op (voldoening aan) zijn verhaalsbijdrage. De man kan dus weten dat hij verplicht is tot betaling van de verhaalsbijdrage en kon vanaf dat moment reserveren. De rechtbank daarom ziet aanleiding te bepalen dat 1 maart 2005, zoals door de Sociale Dienst verzocht, de ingangsdatum van het voldoen van de verhaalsbijdrage zal zijn. Het verhaal van de kosten van bijstand 4.14 De Sociale Dienst heeft voorts verzocht de vast te stellen verhaalsbijdrage onder toepassing van artikel 105 van de Algemene bijstandswet (oud) te verklaren. Het staat de gemeente vrij om deze beschikking, nadat deze in kracht van gewijsde is gegaan, te executeren, rekening houdend met de wettelijke maatstaven. Dit verzoek zal derhalve worden toegewezen. 5. De beslissing 5.1 De rechtbank: bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad en onder toepassing van artikel 105 van de Algemene bijstandswet (oud), dat de man vanaf 1 maart 2005 tot en met 16 maart 2006, een bedrag aan bijstandsverhaal dient te voldoen van € 384,-- (driehonderdvierentachtig euro) per maand aan de gemeente te Dordrecht; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mr. I. Bouter en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 23 mei 2007.