Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA6376

Datum uitspraak2007-05-03
Datum gepubliceerd2007-06-05
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1848/06 GDW
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

Het hof kan dan ook tot geen andere conclusie komen dan dat de gerechtsdeurwaarder de belangen van klager met betrekking tot de procedure bij de kantonrechter onvoldoende heeft behartigd.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 3 mei 2007 in de zaak onder rekestnummer 1848/06 GDW van: [gerechtsdeurwaarder], gerechtsdeurwaarder te [plaats], APPELLANT, t e g e n [klager], wonende te [plaats], GEÏNTIMEERDE. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 14 december 2006 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - van de zijde van appellant, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, waarbij hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 14 november 2006, verzonden op 20 november 2006, waarbij het door geïntimeerde, verder te noemen klager, gedane verzet tegen de eerdere beschikking van de voorzitter van de kamer van 9 juni 2006, waarbij de klacht van klager als kennelijk ongegrond is afgewezen, gegrond is verklaard, de klacht van klager gegrond is verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping is opgelegd. 1.2. Van de zijde van klager is een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen op 9 januari 2007. 1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 maart 2007. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie, alsmede van de hiervoor genoemde stukken. 3. De feiten De gerechtsdeurwaarder heeft klager bijgestaan in een procedure voor de kantonrechter inzake een (bedrijfs)huurzaak. Nadat het vonnis was gewezen is door de wederpartij in dat geding een verzoek tot verbetering van het vonnis gedaan. De kantonrechter was van oordeel dat er sprake was van een kennelijke vergissing die zich leende voor verbetering in de zin van artikel 31 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Bij brief van 29 november 2004 heeft de griffier de gerechtsdeurwaarder van het voornemen van de kantonrechter op de hoogte gesteld en medegedeeld dat tot uiterlijk 8 december 2004 bezwaar tegen deze verbetering kon worden gemaakt. 4. De beoordeling van de bestreden beslissing Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer, behoudens de daarin in 4.1. vervatte vaststelling van de feiten, en zal deze beslissing derhalve in zoverre vernietigen. 5. Het standpunt van klager 5.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder het volgende. 5.2. De gerechtsdeurwaarder is zowel voor klager als de wederpartij opgetreden in een procedure bij de kantonrechter en heeft de belangen van klager ondergeschikt gemaakt aan die van de wederpartij; 5.3. De gerechtsdeurwaarder heeft klager niet geïnformeerd dat hij zijn bezwaren tegen een voorgenomen verbetering van het vonnis van de kantonrechter kenbaar kon maken. Klager bestrijdt een brief van de gerechtsdeurwaarder te hebben ontvangen. Aan de gerechtsdeurwaarder is verzocht het bewuste Worddocument beschikbaar te stellen om zodoende de datum waarop het document is aangemaakt zichtbaar te maken. De gerechtsdeurwaarder heeft dit geweigerd. Ook bestrijdt klager dat de gerechtsdeurwaarder klagers echtgenote op 6 december 2006 telefonisch heeft gesproken. Op deze dag gaf zijn echtgenote cursus en was klager zelf als enige thuis. De gerechtsdeurwaarder heeft nooit de telefoonnota overgelegd waaruit zou blijken dat hij inderdaad contact heeft opgenomen met klager. 5.4. De gerechtsdeurwaarder heeft de kantonrechter er niet op gewezen dat er geen sprake was van een kennelijke verschrijving in het vonnis en dat herziening van het vonnis dus niet legitiem was; 5.5. De gerechtsdeurwaarder heeft klager geen afschrift van het verbeterde vonnis gezonden en heeft het instellen van hoger beroep tegen dit vonnis getraineerd. Omdat de gerechtsdeurwaarder tevens rolgemachtigde van de wederpartij was beschikte hij reeds veel eerder over het vonnis dan, zoals de gerechtsdeurwaarder zelf stelt, medio februari 2005. 6. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder 6.1. De gerechtsdeurwaarder bestrijdt de klacht als volgt. 6.2. De gerechtsdeurwaarder is nooit voor twee partijen tegelijk opgetreden. Voor de gemachtigde van de wederpartij van klager was de gerechtsdeurwaarder slechts rolgemachtigde en verrichtte hij aldus administratieve werkzaamheden bij de rolzittingen. 6.3. Nadat de gerechtsdeurwaarder van de kantonrechter het bericht omtrent de voorgenomen herziening ontving heeft hij klager ingelicht per brief van 30 november 2004. Op 6 december 2004 constateerde de gerechtsdeurwaarder dat klager nog niets van zich had laten horen. De gerechtsdeurwaarder heeft daarop telefonisch contact opgenomen met klager, en toen diens echtgenote gesproken. De gerechtsdeurwaarder heeft haar gevraagd om klager uiterlijk op 7 december 2004 te laten reageren indien hij bezwaar zou hebben tegen de voorgenomen herziening. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder niets van klager vernomen. De gerechtsdeurwaarder is er toen vanuit gegaan dat klager zich had neergelegd bij de herziening van het vonnis. 6.4. De gerechtsdeurwaarder erkent dat hem kan worden verweten dat hij na 8 december 2004 nooit een afschrift van het vonnis heeft opgevraagd, nadat hem dit niet was toegezonden. Pas medio februari 2005, toen de gerechtsdeurwaarder contact had met klager, heeft hij een afschrift van het herziene vonnis bij de griffie opgevraagd. De gerechtsdeurwaarder stelt nooit te hebben overwogen om de roladministratie op dit vonnis na te slaan. Tijdens een telefonisch gesprek met klager, medio februari 2005, heeft de gerechtsdeurwaarder aangeboden contact op te nemen met zijn vaste advocaat teneinde beroep in te stellen. Klager heeft hiervan afgezien en is in eerste instantie zelfstandig tot actie overgegaan en later met een andere advocaat. 6.5. In hoger beroep beklaagt de gerechtsdeurwaarder zich over de gang van zaken in eerste aanleg. De gerechtsdeurwaarder heeft nimmer een oproep voor de zitting van de kamer van 3 oktober 2006 ontvangen. De gerechtsdeurwaarder benadrukt bovendien dat hij, in tegenstelling tot hetgeen in rubriek 4.4. van de bestreden beslissing is vermeld, wel degelijk schriftelijk verweer heeft gevoerd in eerste aanleg. 7. De beoordeling 7.1. Voor zover de gerechtsdeurwaarder bezwaar heeft gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg behoeven deze bezwaren geen nadere bespreking nu deze door hem gestelde tekortkomingen tengevolge van de behandeling in hoger beroep zijn hersteld. 7.2. Ten aanzien van onderdeel 5.2. van de klacht overweegt het hof dat het niet ongeoorloofd is en het geen ongeoorloofde verstrengeling van tegenstrijdige belangen oplevert dat de gerechtsdeurwaarder optrad voor klager en tevens als louter rolgemachtigde van de wederpartij van klager. Zoals met juistheid opgemerkt door de gerechtsdeurwaarder betreffen de werkzaamheden als rolwaarnemer uitsluitend administratieve werkzaamheden. Het hof zal dit onderdeel van de klacht ongegrond verklaren. 7.3. Onderdelen 5.3. en 5.4. van de klacht betreffen de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder de belangen van klager heeft behartigd in de procedure bij de kantonrechter. Het hof is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder weliswaar de stellingen van klager, dat hij geen brief heeft ontvangen en dat zijn echtgenote geen telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder heeft gehad, heeft betwist, doch dat hij dit, gelet op het materiaal waarover hij kan beschikken, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Ter zitting van het hof heeft de gerechtsdeurwaarder bevestigd dat klager reeds in 2005 heeft gevraagd het Worddocument aan hem ter beschikking te stellen. De gerechtsdeurwaarder is het met klager eens dat het mogelijk is om aan de hand van dit document vast te stellen wanneer het document is aangemaakt. Het hof is van oordeel dat deze gang van zaken de gerechtsdeurwaarder zwaar valt aan te rekenen, te meer daar de gerechtsdeurwaarder ook ter zitting van dit hof geen blijk ervan heeft gegeven het belang van het overleggen van dit document in te zien. Het hof kan dan ook tot geen andere conclusie komen dan dat de gerechtsdeurwaarder de belangen van klager met betrekking tot de procedure bij de kantonrechter onvoldoende heeft behartigd. 7.4. Ten aanzien van onderdeel 5.5. van de klacht heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat hij heeft nagelaten eerder een afschrift van het herziene vonnis van de kantonrechter op te vragen. Het hof tekent hierbij aan dat de gerechtsdeurwaarder voorts heeft miskend dat hij via de in eigen beheer uitgevoerde roladministratie reeds over een afschrift van het vonnis beschikte, nu de wederpartij van klager via de gerechtsdeurwaarder in het bezit van dat afschrift is gekomen. Het hof is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht eveneens gegrond is. 7.5. Het hof komt tot de slotsom dat de gerechtsdeurwaarder op een aantal punten in zijn rol als gemachtigde van klager ernstig heeft gefaald. Gelet op hetgeen hiervoor onder 7.3 is komen vast te staan heeft de gerechtsdeurwaarder na de fout te hebben geconstateerd, nadien een geantedateerde brief opgesteld. Bovendien heeft hij in strijd met de waarheid verklaard dat hij nog telefonisch contact met de echtgenote heeft gehad, voorafgaande aan de rectificatie van het vonnis door de kantonrechter. Op deze wijze heeft de gerechtsdeurwaarder het vertrouwen beschaamd, dat in gerechtsdeurwaarders gesteld moet kunnen worden. Gezien de aard en de ernst van deze gedragingen is het hof van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing voor de duur van veertien dagen, ingaande op 1 juni 2007 moet worden opgelegd. 7.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven. 7.7. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing. 8. De beslissing Het hof: - vernietigt de bestreden beslissing en opnieuw rechtdoende: - verklaart de onderdelen 5.2., 5.3. en 5.4. van de klacht gegrond; - legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing op voor de duur van veertien dagen, ingaande op 1 juni 2007 te 0.00 uur. - verklaart de klacht voor het overige ongegrond; Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, P.J.N. van Os en L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 3 mei 2007 door de rolraadsheer. Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam Beschikking van 14 november 2006 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 230.2006 ingesteld door: [ ], wonende te [ ], klager, tegen: [ ], gerechtsdeurwaarder te [ ], beklaagde. 1. Verloop van de procedure Bij beschikking van 9 mei 2006 (zaaknummer 36.2006) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 10 mei 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 11 mei 2006 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2006 alwaar klager is verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 14 november 2006. 2. De gronden van het verzet In verzet heeft klager aangevoerd dat ten onrechte onderaan de beschikking is vermeld dat deze is uitgesproken op 9 juni 2006, terwijl de beschikking bij brief van 10 mei 2006 is verstuurd en door hem ontvangen op 11 mei 2006. Voorts is het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder niet met de beschikking meegezonden. Volgens klager is in de beschikking ten onrechte overwogen dat het aannemelijk is dat klager van het verzoek tot herstel van het vonnis op de hoogte is gesteld. De brief d.d. 30 november 2004 van de gerechtsdeurwaarder is niet op 30 november 2004 geschreven en verzonden. In het dossier dat klagers advocaat uiteindelijk van de gerechtsdeurwaarder heeft ontvangen, ontbreekt deze brief. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder niet op 6 december 2004 met klagers vrouw gesproken, omdat zijn vrouw die dag niet aanwezig en klager zelf de gehele dag thuis was. 3. De ontvankelijkheid van het verzet Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen. 4. De beoordeling van de gronden van het verzet 4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft klager bijgestaan in een procedure voor de kantonrechter. Nadat het vonnis was gewezen is door de tegenpartij een verzoek tot verbetering van het vonnis gedaan. De kantonrechter was van oordeel dat er sprake was van een kennelijke vergissing die zich leende voor verbetering. Bij brief van 29 november 2004 heeft de griffier de gerechtsdeurwaarder tot 8 december 2004 in de gelegenheid gesteld te reageren op de voorgenomen verbetering. Er is niet gereageerd en vervolgens is een verbetervonnis gewezen. 4.2 In zijn inleidende klacht heeft klager de gerechtsdeurwaarder onder meer verweten dat hij hem er niet van op de hoogte heeft gesteld dat hij zijn bezwaren tegen de voorgenomen verbetering van het vonnis kenbaar kon maken. 4.3 De voorzitter heeft in zijn beslissing overwogen dat de gerechtsdeurwaarder een brief van 30 november 2004 heeft overgelegd volgens welke brief de stukken van het kantongerecht aan klager zijn doorgezonden met het verzoek uiterlijk 8 december 2004 op het verzoek tot verbetering te reageren. Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft hij op 6 december 2004 ook nog met de vrouw van klager hierover gesproken. De voorzitter achtte het daardoor niet erg aannemelijk dat klager niet van het verzoek op de hoogte zou zijn gesteld en dat hij juist deze brief niet ontvangen heeft. 4.4 De gerechtsdeurwaarder heeft de stellingen van klager niet weersproken. Daardoor staat vast dat de gerechtsdeurwaarder klager niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om te reageren op het voorstel tot verbetering van het vonnis en dat er niet is gereageerd. Volgens klager is het vonnis vervolgens in zijn nadeel gewijzigd. De gerechtsdeurwaarder was de gemachtigde van klager. Klager mocht er daarom van uit gaan dat de gerechtsdeurwaarder zijn belangen zou waarnemen. Dat dit niet is gebeurd, is tuchtrechtelijk laakbaar. 4.5 In de beschikking van de voorzitter is inderdaad kennelijk per abuis een verkeerde datum opgenomen onderaan de beschikking. De beschikking is immers, zoals is vermeld in de aanhef, gewezen op 9 mei 2006 en niet op 9 juni 2006. 5. Het voorgaande leidt tot de beslissing dat het verzet gegrond is en de beslissing van de voorzitter dient te worden vernietigd. Er is naar het oordeel van de kamer grond om tot het opleggen van een maatregel over te gaan hetgeen leidt tot de navolgende beslissing. BESLISSING: De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders: ? verklaart het verzet gegrond; ? verklaart de klacht gegrond; ? vernietigt de beslissing van de voorzitter van 9 mei 2006; ? legt de maatregel van berisping op. Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen, en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2006 in tegenwoordigheid van de secretaris. Coll.: Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.