Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA6527

Datum uitspraak2004-10-19
Datum gepubliceerd2007-06-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/088029-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Douaneambtenareb zijn op grond van art. 17 Douanewet bevoegd tot lijfsvisitatie, maar niet bevoegd om onderzoek te plegen in het lichaam door de holtes van het onderlichaam te schouwen. OM niet-ontvankelijk.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM VESTIGING SCHIPHOL SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/088029-04 Uitspraakdatum: 19 oktober 2004 Tegenspraak VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de achter gesloten deuren gehouden terechtzitting van 19 oktober 2004 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat zij op of omstreeks 6 september 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak. 2.1 Ontvankelijkheid openbaar ministerie De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijkheid moet worden verklaard in zijn vervolging. Hij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat bij het onderzoek van verdachte, dat geheel in de controlesfeer plaatsvond aangezien er nog geen verdenking was, sprake is geweest van overschrijding van bevoegdheden door de douaneambtenaren. De douaneambtenaar heeft verdachte immers, door haar zich te laten uitkleden en bukken, in de holtes van haar onderlichaam gekeken. Aan de vereiste toestemming van de teamleider is niet voldaan. Voorts moet er rekening mee worden gehouden dat verdachte minderjarig is. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. Het onderzoek bij verdachte vond plaats door een douaneambtenaar, op het moment dat zij nog geen verdachte was in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering, zodat dat het onderzoek getoetst moet worden aan artikel 17 van de Douanewet. Dit artikel geeft de douaneambtenaar de bevoegdheid om onder andere op luchthavens bij personen over te gaan tot lijfsvisitatie. Daaronder kan echter naar het oordeel van de rechtbank niet worden begrepen hetgeen in casu heeft plaatsgevonden, te weten, dat de ambtenaar de verdachte heeft verzocht zich uit te kleden en zich te bukken, waarna de ambtenaar in de lichaamsholtes in haar onderlichaam heeft gekeken. Zoals blijkt uit de Memorie van Toelichting bij artikel 17 van de Douanewet 1995, evenals uit de Memorie van Toelichting op artikel 86 van de aan die wet voorafgaande Algemene Wet inzake douane en accijnsen van 1957, “is de mogelijkheid om lijfsvisitatie toe te passen geboden omdat artikelen van kleine omvang gemakkelijk in de kleding kunnen worden verborgen”. Daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid, dat de wetgever niet heeft beoogd aan douaneambtenaren ook de bevoegdheid toe te kennen om onderzoek te plegen in het lichaam door de holtes van het onderlichaam te schouwen, zoals hier is geschied. Het controle onderzoek aan verdachte in het onderhavige geval heeft plaatsgevonden zonder een daartoe uitdrukkelijk toegekende wettelijke bevoegdheid en is derhalve onrechtmatig. De rechtbank merkt voorts nog op dat de materie van onderzoek door opsporingsambtenaren aan en in het lichaam van een verdachte bij wet van 1 november 2001 nader is geregeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering. In de Memorie van Toelichting op genoemd artikel wordt het schouwen van openingen en holtes van het onderlichaam aangemerkt als onderzoek in het lichaam, welk onderzoek aan strikte voorwaarden is verbonden. De rechtbank is van oordeel, dat het onderhavige onderzoek een ernstige inbreuk vormt op de lichamelijke integriteit van verdachte. Deze overschrijding van de controlebevoegdheden heeft plaats gevonden voordat er sprake was van een voorbereidend onderzoek in de zin van 359 a Sv. De rechtbank rekent deze overschrijding het O.M. echter wel aan omdat de bescherming van de lichamelijke integriteit van personen, in het bijzonder voor wat betreft de intieme delen, van groot algemeen belang is. Bovendien is de douane als overheidsinstantie door het Openbaar Ministerie nauw betrokken bij de opsporing van met name opiumdelicten op de luchthaven en is deze vorm van onderzoek kennelijk mede met het oog daarop verricht. Op die grond is de rechtbank van oordeel, dat sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, hetgeen moet leiden tot de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging van verdachte. 8. Beslissing De rechtbank: Verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in zijn vervolging. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Tielenius Kruijthoff, voorzitter, mrs. Van der Bijl en Roke, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Anema, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2004. Mr. Van der Bijl is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.