Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA7718

Datum uitspraak2007-06-12
Datum gepubliceerd2007-06-20
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers06/4091
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aanvraag voor energie-investeringsaftrek is tijdig ingediend. In de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting is onvoldoende grond voor de conclusie dat de verplichting ter zake van HR-glas en HR-isolatie voor de datum van de opdracht tot bouw is aangegaan.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 06/4091 Uitspraakdatum: 12 juni 2007 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen X, gevestigd te Q, eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi/kantoor Amersfoort, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Verweerder heeft met dagtekening 5 november 2005 aan eiseres voor het jaar 2001 een beschikking herziening vaststelling verlies opgelegd. 1.2. Bij schrijven van 12 december 2005 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 februari 2006 de beschikking gehandhaafd. 1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 22 maart 2006, ontvangen bij de rechtbank op 24 maart 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. 1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2007 te Haarlem. Eiseres is daar bij persoon van A verschenen, bijgestaan door B. Namens verweerder is verschenen C. 2. Tussen partijen vaststaande feiten Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast: 2.1. Eiseres verhuurt een onroerende zaak aan D B.V., een onderneming waarvan de aandelen voor 69% in handen zijn van eiseres. In 2001 heeft eiseres een belendend perceel grond gekocht, om daarop een uitbreiding te realiseren van het aan D B.V. verhuurde bedrijfspand. 2.2. De uitbreiding van het bedrijfspand is gerealiseerd door Bouwbedrijf E B.V. Op 27 april 2001 heeft F b.v. een ramingsofferte voor deze uitbreiding van Bouwbedrijf E B.V. aan D B.V., toegezonden. Vanaf 16 mei 2001 neemt Bouwbedrijf E B.V. deel aan de bouwvergaderingen. De notulen van bouwvergadering nr. 4 van 11 juli 2001 vermelden, voor over van belang: “(...) 4.2. Mededelingen (...) - ML heeft gegevens ontvangen van de sloopofferte van G. Het asbestinventarisatie rapport is nog niet afgerond. - De aanvraag voor sloopvergunning ligt bij E, asbest rapportage bijvoegen en indienen bij de gemeente.(...) - Het sloopwerk niet in de vakantie uitvoeren, hooguit strippen en asbest verwijderen.(...) 4.3. Planning (...) - Sloopwerk na de vakantie uitvoeren (...)” 2.3. De notulen van bouwvergadering nr. 5 van 29 augustus 2001 luiden, voor zover van belang: “(...) 5.02 Mededelingen - Tijdens de vakantieperiode is er gesloopt door fa. G, werkzaamheden nu gereed (...) - Het gesprek met de aannemer over de begroting heeft plaatsgevonden, de bouwkosten zijn afgemaakt op fl. 1.490.000. Het bestek en de tekeningen worden op deze afgestemd door de architect. (...) Een nota van wijzigingen volgt.(...) 5.03 Planning - De bouwvergunning is nog niet verleend (...) - Het heien, boorpalen is vastgelegd voor week 38. - De planning wordt half week 36 geconcretiseerd (...) 5.07 Financiële zaken - Mondelinge opdracht is net voor de vakantie door [A] gegeven. (...) 5.09 Rondvraag (...) - Het maken van de materiaalkeuzes is nog niet afgerond (...)” 2.4. Met dagtekening 10 september 2001 zendt Bouwbedrijf E B.V., onder verwijzing naar zijn op 23 augustus 2001 gewijzigde taakstellende begroting van 2 juli 2001, een factuur aan eiseres waarin wordt verzocht om binnen veertien dagen de eerste termijn van de aanneemsom te voldoen, groot f 50.000 te vermeerderen met B.T.W. 2.5. Op 11 september 2001 schrijft F b.v. aan Bouwbedrijf E B.V. onder meer: “(...) Namens en voor rekening van onze opdrachtgever D B.V. te Q, verstrekken wij U hierbij de opdracht voor de nieuwbouw van een magazijn (...). De werkzaamheden zullen uitgevoerd worden conform bestek en bestektekeningen van F en tekeningen van Ingenieursbureau H bv, Uw begroting d.d. 10-07-2001 (...), de nota van wijzigingen en aanvullingen met betrekking tot Uw begroting en de hierna vermelde afspraken. 1. Bestek en tekeningen bestaande uit: (...) 2. Wijzigingen t.o.v. bestek en tekeningen alsmede begroting zijn vastgelegd in het bijgevoegd document (...) 4. De aannemer zal een betalingsvoorstel maken (...) 5. De aannemer maakt een definitieve planning (...) 6. Prijsstelling. Het geheel zal worden uitgevoerd voor de vaste prijs tot en met oplevering van f 1.490.000 exclusief B.T.W. (...)” 2.6. Op 10 december 2001 heeft het Bureau investeringsregelingen en willekeurige afschrijvingen (IRWA) een aanvraag van eiseres ontvangen voor de energie-investeringsaftrek voor HR-glas (investeringsbedrag € 1.198) en HR-isolatie (investeringsbedrag € 18.719). 2.7. In haar aangifte vennootschapsbelasting 2001 heeft eiseres energie-investeringsaftrek geclaimd, ter zake van een investering in HR-glas en HR-isolatie voor een bedrag van € 1.198 respectievelijk € 18.719. Er is aangifte gedaan naar een belastbaar bedrag van f -/- 52.812 (€ -/- 23.965). Met dagtekening 18 december 2003 is de aanslag conform de ingediende aangifte vastgesteld en is het verlies van het jaar vastgesteld op f -/- 52.812. 2.8. In oktober 2004 heeft verweerder een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften vennootschapsbelasting 2001 en 2002, meer bepaald de geclaimde energie-investeringsaftrek. Volgens het ter zake op 25 juli 2005 opgemaakte rapport is de investering in HR-glas en HR-isolatie te laat bij IRWA aangemeld en bestaat er daarom geen recht op energie-investeringsaftrek. 2.9. Met dagtekening 5 november 2005 is aan eiseres een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2001 opgelegd en is het verlies over 2001 bij voor bezwaar vatbare beschikking herzien en nader vastgesteld op nihil. In cijfers: Aanvankelijk vastgesteld verlies € -/- 23.965 Bij: correctie niet in geschil 8.710 Bij: HR-glas (€ 1.198) en HR-isolatie (€ 18.719) 19.917 Bij navorderingsaanslag vastgestelde belastbare winst en belastbaar bedrag € 4.662 3. Geschil en standpunt partijen 3.1. In geschil is of de energie-investeringsaftrek ten aanzien van het HR-glas en de HR-isolatie die in de aangifte vennootschapsbelasting 2001 is geclaimd, terecht is gecorrigeerd. Meer specifiek spitst het geschil zich toe op het antwoord op de vraag of eiseres de investeringen tijdig heeft aangemeld. 3.2. Eiseres heeft zich -kort weergegeven- op het volgende standpunt gesteld. De aanvraag is tijdig ingediend. Binnen drie maanden na het aangaan van de opdracht dient de aanvraag ingediend te zijn. Nu de aanvraag op 10 december 2001 is ontvangen, dient de opdracht uiterlijk op 11 september 2001 te zijn aangegaan. De opdracht voor het bouwen van het pand is door eiseres gegeven op 11 september 2001 en de aanvraag is dan ook tijdig ingediend. Uit het verslag van de bouwvergadering nummer 5 van 29 augustus 2001 blijkt dat de tekeningen nog niet zijn afgerond en er dan ook nog geen opdracht voor de bouw gegeven kan worden. In punt 5.07 wordt gesproken over een mondelinge opdracht, deze opdracht zag op de sloop van oude panden. Dit blijkt ook uit de brief van de architect van 14 februari 2006. Uit het verslag van de bouwvergadering nummer 6 van 26 september 2001 wordt aangegeven dat de opdracht tot de bouw kan worden gegeven. Van een mondelinge of schriftelijke opdracht voor 11 september 2001 kan dan ook geen sprake zijn geweest. 3.3. Verweerder heeft zich -kort weergegeven- op het volgende standpunt gesteld. De investeringsverplichting ten aanzien van het HR-glas en de HR-isolatie is aangegaan voor 11 september 2001. Daardoor is de aanvraag te laat gedaan. Uit onderzoek is gebleken dat de besprekingen over de nieuwbouw tussen eiseres en E B.V. zijn aangevangen in het voorjaar van 2001. De offerte van E B.V. is op 27 april 2001 door architect F aan eiseres gestuurd. Op 5 maart 2001 is een afstandsverklaring getekend, waarin wordt overeengekomen dat E B.V. de enige gegadigde is voor het project. Indien het niet tot een overeenkomst zou leiden, betaalt eiseres aan E B.V. fl 5000. Op grond hiervan is reeds een vermoeden gerezen dat er sprake is van een aangegane verplichting. Na het slopen, wat afgerond is in augustus 2001, kon worden aangevangen met de nieuwbouw. E B.V. was toen kennelijk al in opdracht aan het werk. Alle uitvoeringshandelingen die de aannemer na de eerste bouwvergadering heeft verricht zijn al voldoende aanwijzing om te kunnen spreken van het aangaan van verplichtingen door eiseres. De mondelinge opdracht, waarover in bouwvergadering nummer 5 wordt gesproken, kan niet gericht zijn op de sloopwerkzaamheden, aangezien deze reeds afgerond waren. In die vergadering is vermeld dat de bouwkosten zijn afgemaakt op fl 1.490.000, wat erop duidt dat voor de bouwvergadering nummer 5 van 29 augustus 2001 de verplichting is aangegaan. De eerste factuur van E is van 10 september 2001. Het is onlogisch dat een aannemer een factuur verstuurt, terwijl de aannemer helemaal geen opdracht geeft gekregen, dan wel dat de opdrachtgever geen verplichting is aangegaan. 4. Beoordeling van het geschil 4.1. Ter zitting hebben beide partijen verklaard dat het geschil in de bezwaar- en beroepsfase de op 5 november 2005 gedagtekende herziene verliesvaststellingsbeschikking over het jaar 2001 betrof en niet de in de gedingstukken genoemde en aan eiseres opgelegde navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2000. De rechtbank ziet geen reden hierover anders te oordelen. 4.2. De energie-investeringsaftrek is geregeld in artikel 3.42 van de Wet inkomensbelasting 2001 (Wet IB 2001). Op grond van artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) geldt deze regeling ook voor de vennootschapsbelasting. In artikel 3, eerste lid, Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 is, voor zover hier van belang, het volgende neergelegd: “De aanmelding bedoeld in artikel 3.42, zesde lid, van de wet van de aangegane verplichtingen of de gemaakte voortbrengingskosten ter zake van een investering als bedoeld in artikel 2 moet binnen een termijn van drie maanden plaats vinden. Deze termijn vangt aan: a. met betrekking tot verplichtingen: bij het aangaan van de verplichtingen; (...)” 4.3. Partijen worden verdeeld gehouden door het antwoord op de vraag of de investering in HR-glas en HR-isolatie tijdig is aangemeld, dat wil zeggen: binnen drie maanden na het aangaan van de verplichtingen. Partijen zijn het erover eens dat de aanmelding in ieder geval tijdig is geweest, indien eiseres verplichtingen ten aanzien van de bouw van het pand na 10 september 2001 is aangegaan te zijn, omdat IRWA de aanmelding op 10 december 2001 heeft ontvangen. 4.4. De rechtbank neemt bij de beantwoording van de vraag in geding tot uitgangspunt het moment waarop de premiabele verplichtingen ter zake van HR-glas en HR-isolatie zijn aangegaan. Daarbij komt geen doorslaggevende betekenis toe aan het moment waarop aan de aannemer de meeromvattende opdracht werd gegeven tot uitbreiding van het bedrijfspand. 4.5. Eiseres heeft de bouw van een nieuw pand aanbesteed bij Bouwbedrijf E b.v. Dit bouwbedrijf heeft op 27 april 2001 een ramingsofferte voor de werkzaamheden gedaan. In het bouwverslag van 29 augustus 2001 wordt gesproken over een mondelinge opdracht. Uit het bouwverslag blijkt niet aan wie deze opdracht is gegeven. In een brief, gedagtekend 14 februari 2006, verklaart I, als architect verbonden aan F b.v. en uit dien hoofde belast met de coördinatie van het bouwproject, dat de mondelinge opdracht zag op de sloop en opruimwerkzaamheden. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan deze verklaring. 4.6. Voorts heeft Bouwbedrijf E b.v. een factuur, gedagtekend 10 september 2001, verzonden naar eiseres in verband met de eerste termijn van de taakstellende begroting. Blijkens de notulen van bouwvergadering nr. 5 van 29 augustus 2001 heeft de keuze van materialen pas later plaatsgevonden. De rechtbank leidt daaruit af dat deze factuur niet ziet op de te gebruiken materialen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat aan Bouwbedrijf E b.v. opdracht is gegeven om een werk te verrichten voor een aanneemsom van € 676.133 (f 1.490.000), waarvan (slechts) een bedrag van € 19.917 (f 43.891) in aanmerking komt voor energie-investeringsaftrek, en pas later voldoende bepaalbaar werd. De omstandigheid dat Bouwbedrijf E b.v. een factuur met dagtekening 10 september 2001 aan eiseres heeft verzonden, leidt de rechtbank op zichzelf beschouwd niet tot de gevolgtrekking dat reeds op dat moment verplichtingen zijn aangegaan ter zake van HR-glas en HR-isolatie. 4.7. Vast staat dat op 11 september 2001 opdracht tot de bouw aan Bouwbedrijf E b.v. is verstrekt. De rechtbank vindt in de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting onvoldoende grond voor de conclusie dat de verplichting ter zake van HR-glas en HR-isolatie voor die datum is aangegaan. Dit wordt ook onderschreven door de architect. Eiseres heeft dan ook binnen de termijn de aanvraag ingediend. 4.8. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard. 5. Proceskosten De rechtbank vindt aan-lei-ding verweerder te veroordelen in de kos-ten die eiseres in verband met de behande-ling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1). 6. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar; - vernietigt de herziene verliesvastellingsbeschikking; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen; - gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt. Deze uitspraak is gedaan op 12 juni 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J. Snitker, voorzitter, mr. M.J. Leijdekker en mr. J.M. van Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Loggen - ten Hoopen, griffier. Afschrift verzonden aan partijen op: De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.