Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA7767

Datum uitspraak2007-06-21
Datum gepubliceerd2007-06-27
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers129559 / FA RK 07-466
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek wijziging omgangsregeling. Hoewel niet aan verplichting tot tot overleggen van uittreksel uit het gezagsregister is voldaan kan de man in zijn verzoek worden ontvangen. De rechtbank, sector civiel recht is, na inwerkingtreding van Wet van 22 november 2006 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met herschikking van de bevoegdheidsverdeling tussen rechtbank en kantonrechter, alsmede van artikel 12 van dat boek en van artikel 268 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Staatsblad 2006 / 589), zelf op eenvoudige wijze in staat ambtshalve kennis te nemen van de inhoud van het gezagsregister.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector civiel recht Locatie Zwolle zaak/rolnr.: 129559 / FA RK 07-466 datum: 21 juni 2007 beschikking van de enkelvoudige familiekamer inzake [de man], wonende te [plaats], procureur mr. J.F. Smallenbroek, hierna als de man aangeduid, verzoeker, en [de vrouw], wonende te [plaats], procureur mr. R.R.J.A. Hallmans, hierna als de vrouw aangeduid, belanghebbende. Het procesverloop De man heeft op 08 februari 2007 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift tot het vaststellen van een omgangsregeling ingediend. De rechtbank heeft kennisgenomen van: - een brief van 19 februari 2007 van de man; - een brief van 26 maart 2007 van de vrouw; - door de man tijdens de zitting overgelegde producties. De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 24 april 2007. Verschenen zijn: - de man met zijn procureur; - de vrouw met haar procureur; - W.L.L. Boonk namens de Raad voor de Kinderbescherming te Zwolle, hierna als de Raad aangeduid. De hierna onder 1 vermelde minderjarige is in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt over de verzochte omgangsregeling kenbaar te maken. Hij heeft daarvan geen gebruik gemaakt. De hierna onder 2 vermelde minderjarige heeft tijdens het kinderverhoor van 24 april 2007 haar standpunt over de verzochte omgangsregeling aan de rechtbank kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft vervolgens kennis genomen van een brief van de Raad van 11 mei 2007. Vaststaande feiten De minderjarige kinderen van de man en de vrouw zijn: 1. [minderjarige 1], geboren op [datum] 1990 in [plaats]; 2. [minderjarige 2], geboren op [datum] 1992 in [plaats]; 3. [minderjarige 3], geboren op [datum]i 1997 in de [plaats]. Bij beschikking van deze rechtbank van 10 april 2002 is de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken. Deze beschikking is op 24 april 2002 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De man en de vrouw oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarigen. Bij convenant van 16 mei 2002 zijn de man en de vrouw overeengekomen dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats bij de vrouw hebben. Zij zijn tevens overeengekomen dat de omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen in onderling overleg tussen de man en de vrouw wordt vastgesteld, waarbij als uitgangspunt geldt dat de minderjarigen een weekeinde per veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond bij de man doorbrengen. Tussentijds en gedurende de feestdagen en de vakanties wordt door de man en de vrouw in onderling overleg omgang afgesproken. Beoordeling van de zaak De man heeft de rechtbank aanvankelijk verzocht als omgangsregeling vast te stellen tussen hem en met name de onder 2 en 3 vermelde minderjarigen: - een weekeinde per veertien dagen, telkens vanaf vrijdagavond tot zondagavond, alsmede - tussentijds en gedurende de feestdagen en de vakanties door de man en de vrouw in onderling overleg af te spreken, zoals opgenomen in het convenant van 16 mei 2002. Ontvankelijkheid Ingevolge artikel 2.2 van het procesreglement gezag/omgang/verblijfplaats/informatie- en consultatierecht in werking getreden op 1 april 2004 en laatstelijk gewijzigd per 1 april 2005, dient met het verzoekschrift onder meer een uittreksel uit het gezagsregister van de minderjarige(n) waarop het verzoek betrekking heeft, te worden overgelegd. Ook na herhaalde aanmaning laat de man na, de vereiste uittreksels uit het gezagsregister over te leggen. Ook heeft hij nagelaten een verzoek aan de rechtbank betreffende een uittreksel uit het gezagsregister over te leggen waarop de griffier heeft aangetekend dat de minderjarigen niet in het gezagsregister voorkomen. De vrouw bepleit in overeenstemming met artikel 2.3 van bovengenoemd procesreglement, de man in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. Per 1 mei 2007 is de Wet van 22 november 2006 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met herschikking van de bevoegdheidsverdeling tussen rechtbank en kantonrechter, alsmede van artikel 12 van dat boek en van artikel 268 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Staatsblad 2006 / 589), in werking getreden. Tot 1 mei 2007 werd in de sector kanton van de rechtbank het gezagsregister bijgehouden van de in dat kanton geboren minderjarige(n). Met ingang van 1 mei 2007 wordt binnen de sector civiel recht van de rechtbank het gezagsregister bijgehouden van de in het arrondissement geboren minderjarige(n). De enkelvoudige familiekamer bij wie de behandeling van het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling voorligt, maakt deel uit van de sector civiel recht van de rechtbank. De (enkelvoudige) familiekamer kan thans rechtstreeks van het gezagsregister kennisnemen. De vermelde minderjarigen, waarop het verzoek van de man betrekking heeft, zijn geboren in [plaats] respectievelijk [plaats]. Deze gemeenten liggen in het arrondissement Zwolle. Bij raadpleging van het gezagsregister door de rechtbank is gebleken dat de minderjarigen daarin niet voorkomen. De beslissing de man niet ontvankelijk te verklaren omdat hij geen uittreksels uit het gezagsregister heeft overgelegd, zal een onbegrijpelijke beslissing zijn omdat de enkelvoudige familiekamer op eenvoudige wijze zelf kennis kan nemen van de benodigde gegevens in het gezagsregister. Daarom neemt de rechtbank het verzoek van de man wel in behandeling hoewel de uittreksels uit het gezagsregister ontbreken en de man geen verklaring van de griffier heeft overgelegd waaruit blijkt dat de minderjarigen niet in het gezagsregister voorkomen. Omgangsregeling De man heeft tijdens de zitting zijn verzoek tot vaststelling van de omgangsregeling met de onder 2 genoemde minderjarige ingetrokken zodat dit punt verder geen bespreking meer behoeft. Uit de brief van de Raad van 11 mei 2007 blijkt dat de man en de vrouw het erover eens zijn dat de onder 1 en 2 vermelde minderjarigen zelf mogen bepalen of en wanneer zij naar de man toegaan. Uit die brief van de Raad, alsmede uit de door de man en de vrouw ondertekende, bij die brief gevoegde overeenkomst van 11 mei 2007 blijkt dat de man en de vrouw na bemiddeling door de Raad overeenstemming hebben bereikt over de na te melden omgangsregeling tussen de man en de onder 3 vermelde minderjarige. Gelet hierop zal de rechtbank de door de man en de vrouw overeengekomen omgangsregeling tussen de man en de onder 3 vermelde minderjarige vastleggen in een beschikking. Voor wat betreft het aanvangtijdstip en het eindtijdstip van de omgangscontacten, overweegt de rechtbank dat de man en de vrouw deze tijdstippen in onderling overleg dienen vast te stellen. Beslissing De rechtbank: Stelt met ingang van heden als omgangsregeling tussen de man en de hiervoor onder 3 vermelde minderjarige vast: - in juni 2007, zaterdag 23 juni 2007 tot en met zondag 24 juni 2007; - in de zomervakantie vanaf 6 augustus 2007 tot en met 20 augustus 2007; - na de zomervakantie 2007, telkens eenmaal per maand een weekeinde van vrijdag tot en met zondagavond; - vanaf 2008, een weekeinde per veertien dagen, telkens van vrijdag tot en met zondagavond; - tijdens de feestdagen, in onderling overleg; - de aanvang - en de eindtijdstippen van de omgangscontacten worden in onderling overleg vastgesteld. Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Compenseert de proceskosten in die zin dat de man en de vrouw ieder de eigen kosten dragen. Wijst het meer of anders gevraagde af. Aldus gegeven door mr. W. Miltenburg, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van C. van Leeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2007 Hoger beroep Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de rechtbank kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, als nevenzittingsplaats van het gerechtshof te Arnhem. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de verschenen belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De termijn is voor andere belanghebbenden drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden. Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een procureur/advocaat verplicht.