Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA8368

Datum uitspraak2007-07-02
Datum gepubliceerd2007-07-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/845017-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis vonnis rechtbank 's-Hertogenbosch


Uitspraak

vonnis [promis] RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/845017-07 Datum uitspraak: 02 juli 2007 Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949 wonende te [adres] thans [verblijfplaats] Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juni 2007. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 maart 2007. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op één of meer tijstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 26 september 2006 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] [geboren op (datum) 1994], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans eenmaal, één of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal: - zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van [slachtoffer 1] gebracht en/of geduwd, en/of - de (ontblote) vagina en/of (ontblote) borst(en) van [slachtoffer 1] betast en/of gestreeld,en/of - zich laten aftrekken door [slachtoffer 1] althans zijn, verdachtes, penis door [slachtoffer 1] laten vasthouden; [artikel 244 Sr] 2. hij op één of meer tijstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2001tot en met 26 september 2006 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,met [slachtoffer 2] [geboortedatum 1997], die toen de leeftijd vantwaalf jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans eenmaal, één of meerhandeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of medebestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal: - zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van [slachtoffer 2] gebracht en/of geduwd, en/of - de (ontblote) vagina en/of (ontblote) borst(en) en/of (ontblote) buik van [slachtoffer 2] betast en/of gestreeld; [artikel 244 Sr] Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 26 september 2006 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] [geboortedatum 1997], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en/of strelen van de (ontblote) vagina en/of (ontblote) borst(en) en/of (ontblote) buik van [slachtoffer 2]; [Sr art. 247] De geldigheid van de dagvaarding De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Aan verdachte is als feit 2 subsidiair tenlastegelegd het misdrijf van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. Tot de wetswijziging van 1 oktober 2002 gold dat dit feit alleen kon worden vervolgd op klacht, dat wil zeggen een aangifte met verzoek tot vervolging gedaan bij de bevoegde ambtenaar. Na vorenbedoelde wetswijziging is het klachtvereiste komen te vervallen. De wettelijke regeling zoals die tot 1 oktober 2002 gold is gunstiger voor verdachte. Dit betekent dat die regeling moet worden toegepast op het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde voor zover de daarin genoemde handelingen hebben plaatsgevonden tot 1 oktober 2002. Er moet dus klacht zijn gedaan om de officier van justitie ontvankelijk te achten in de vervolging van dat feit tot 1 oktober 2002. Een dergelijke klacht ontbreekt voor het onder 2 subsidiair tenlastegelegde. Gelet hierop zal de rechtbank de officier van justitie niet ontvankelijk verklaren in de vervolging van verdachte voor het als feit 2 subsidiair tenlastegelegde voor zover betrekking hebbende op de periode van 1 januari 2001 tot 1 oktober 2002. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan Inleiding In de periode van 1 januari 2001 tot en met 26 september 2006 heeft verdachte verschillende keren overnacht bij [familie van slachtoffers]. Vaststaat dat in die periode seksuele contacten hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] en tussen verdachte en [slachtoffer 2]. Dit volgt uit de verklaringen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en verdachte hebben afgelegd. De rechtbank dient in deze zaak vast te stellen welke van de door de officier van justitie tenlastegelegde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de verklaringen die [slachtoffer 1] en verdachte hebben afgelegd bewezen kan worden dat verdachte zijn penis en zijn vingers in de vagina van [slachtoffer 1] heeft gebracht en dat verdachte de ontblote vagina van [slachtoffer 1] heeft aangeraakt. De officier van justitie is daarbij van oordeel dat de verklaringen die verdachte en [slachtoffer 1] daarover hebben afgelegd worden ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] De officier van justitie vindt niet bewezen dat verdachte zich door [slachtoffer 1] heeft laten aftrekken of dat verdachte zijn penis door [slachtoffer 1] heeft laten vasthouden. De officier van justitie vordert dat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Evenmin vindt de officier van justitie bewezen dat verdachte het lichaam van [slachtoffer 2] is binnengedrongen. De verklaring die [slachtoffer 2] daarover heeft afgelegd is onvoldoende concreet en verdachte heeft dit feit ontkend. Wel vindt de officier van justitie bewezen dat verdachte de ontblote vagina, borsten en buik van [slachtoffer 2] heeft aangeraakt. Hij leidt dit af uit de verklaringen die [slachtoffer 2] en verdachte daarover hebben afgelegd. Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte zijn penis in de vagina van [slachtoffer 1] heeft gebracht omdat de verklaring die [slachtoffer 1] daarover heeft afgelegd onvoldoende concreet is. Verdachte is niet verder gekomen dan een poging om met zijn penis de vagina van [slachtoffer 1] te penetreren. Dat verdachte zich door [slachtoffer 1] heeft laten aftrekken of dat zij de penis van verdachte heeft moeten vasthouden volgt alleen uit de verklaring die verdachte daarover heeft afgelegd. Omdat [slachtoffer1 ] daarover niets heeft verklaard is er zoveel twijfel of deze handelingen hebben plaatsgevonden dat verdachte op grond daarvan moet worden vrijgesproken. Met de officier van justitie vindt de raadsman niet bewezen dat verdachte het lichaam van [slachtoffer 2] is binnengedrongen. Wat [slachtoffer 2] daarover tijdens het studioverhoor heeft verklaard acht de raadsman niet geloofwaardig en bovendien weinig concreet. Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1 Bij het vaststellen van de seksuele handelingen die verdachte met [slachtoffer 1] heeft gepleegd gaat de rechtbank uit van de handelingen die [slachtoffer 1] tijdens het studioverhoor heeft genoemd, voor zover verdachte die handelingen op de zitting van 18 juni 2007 heeft erkend. De rechtbank heeft daarbij nadrukkelijk rekening gehouden met de omstandigheid dat het, gelet op de beperkte verstandelijke vermogens van zowel [slachtoffer 1] als verdachte, moeilijk is om precies vast te stellen wat er tussen [slachtoffer 1] en verdachte is gebeurd. Een en ander betekent dat naar het oordeel van de rechtbank bewezen is dat verdachte in de periode van 1 januari 2001 tot en met 26 september 2006 in de woning van de familie [achternaam slachtoffers] in 's-Hertogenbosch,(1) verschillende keren met zijn vingers in de vagina van [slachtoffer 1] is geweest en dat hij de ontblote vagina van [slachtoffer 1] heeft aangeraakt (2) (3) toen [slachtoffer 1] nog geen twaalf jaar oud was. (4) Tevens stelt de rechtbank, gelet op de hiervoor genoemde verklaringen van [slachtoffer 1] en verdachte, vast dat verdachte heeft geprobeerd om met zijn penis in de vagina van [slachtoffer 1] binnen te dringen maar dat dit verdachte door de feitelijke omstandigheden waaronder dat plaatsvond, niet is gelukt. Deze poging om binnen te dringen is overigens niet in de tenlastelegging opgenomen. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte de ontblote borsten van [slachtoffer 1] heeft aangeraakt. Echter, niet kan worden bewezen dat verdachte dit heeft gedaan kort voor, tijdens of kort nadat hij [slachtoffer 1] had gevingerd. Het aanraken van de borsten van [slachtoffer 1] kan daarom in juridische zin niet worden aangemerkt als een onderdeel van het binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1]. ten aanzien van feit 2 Bij de vaststelling van de handelingen die tussen [slachtoffer 2] en verdachte hebben plaatsgevonden volgt de rechtbank dezelfde redenering als bij [slachtoffer 1]. Gelet op de beperkte verstandelijke vermogens van [slachtoffer 2] en verdachte vindt de rechtbank slechts die handelingen bewezen waarvan [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte die heeft uitgevoerd en die door verdachte zijn erkend. Dat betekent dat niet is bewezen dat verdachte zijn penis of zijn vingers in de vagina van [slachtoffer 2] heeft gebracht of dat verdachte kort voor, tijdens of kort nadat hij [slachtoffer 2] zou hebben gevingerd, de ontblote vagina of borsten of buik van [slachtoffer 2] heeft aangeraakt. Hieruit volgt dat verdachte van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Wel kan naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen dat verdachte in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 26 september 2002 in de woning van de familie [achternaam slachtoffers] te 's-Hertogenbosch (1) verschillende keren de ontblote vagina en/of borsten en/of buik van [slachtoffer 2] heeft aangeraakt. Deze handelingen vonden plaats toen [slachtoffer 2] nog geen zestien jaar oud was. (4) Dit volgt uit de verklaring die [slachtoffer 2] bij de politie heeft afgelegd (5) en de verklaring die verdachte op de zitting van 18 juni 2007 heeft afgelegd.(6) Op die zitting heeft verdachte voorgedaan op welke wijze hij over het bovenlichaam van [slachtoffer 2] heeft gewreven. Daarbij heeft verdachte verklaard dat hij, terwijl hij over het bovenlichaam van [slachtoffer 2] wreef per ongeluk met zijn vingers onder de rand van het broekje van [slachtoffer 2] is gekomen en dat hij daarbij – eveneens per ongeluk – de vagina van [slachtoffer 2] heeft aangeraakt. Deze uitleg van het handelen van verdachte over het ontbreken van zijn opzet de vagina van [slachtoffer 2] aan te raken vindt de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk. De bewezenverklaring De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte 1. op tijdstippen in de periode van 1 januari 2001 tot en met 26 september 2006 te 's-Hertogenbosch,met [slachtoffer 1], geboren op (geboortedatum) 1994, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meermalen handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam vavan die [slachtoffe 1] hebbende verdachte meermalen: - zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van [slachtoffer 1] gebracht en/of geduwd, en/of - de ontblote vagina van [slachtoffer] betast en/of gestreeld; 2. op tijdstippen in de periode van 11 oktober 2002 tot en met 26 september 2006 te 's-Hertogenbosch, met [slachtoffer 2], [geboortedatum 1997] die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en/of strelen van de ontblote vagina en/of ontblote borsten en/of ontblote buik van [slachtoffer 2]. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht. De strafoplegging De eis van de officier van justitie ten aanzien van het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde * 30 maanden gevangenisstraf waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook indien zulks zou inhouden dat verdachte zich ambulant zal laten behandelen. ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde * Vrijspraak. Het standpunt van de verdediging Verdachte is werkzaam in een sociale werkplaats. Zijn werkplek is tot 1 januari 2008 voor hem gereserveerd. Indien verdachte zijn arbeidsplaats dan niet heeft ingenomen wordt die aan een ander toegewezen. Dat betekent dat verdachte zijn baan kwijt is. Op dit moment vormt die baan het enige sociale netwerk waarop verdachte kan steunen. Indien verdachte na afloop van zijn detentie zonder baan zit, weet hij niet hoe hij verder moet met zijn leven. De raadsman verzoekt de rechtbank aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij de duur van het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan de tijd die verdachte op de dag van de uitspraak al in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf kan dan de bijzondere voorwaarde worden gekoppeld dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering zullen worden gegeven. De verdediging vindt de door de officier van justitie gevorderde proeftijd van drie jaar te lang omdat de kans klein is dat verdachte in de toekomst weer zedendelicten zal plegen. Het oordeel van de rechtbank Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op: a. de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij de straf die aan verdachte zal worden opgelegd zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden. In het nadeel van verdachte en dus strafverzwarend vindt de rechtbank de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Verdachte heeft in zijn handelen op geen enkele wijze rekening gehouden met de belangen van [slachtoffer 1 en slachtoffer 2] die beiden nog erg jong waren toen verdachte zich aan hen vergreep. Naar bekend mag worden verondersteld wordt een dergelijk handelen door slachtoffers, zeker als die nog de jeugdige leeftijd van [slachtoffers 1 en 2] hebben, als zeer ingrijpend ervaren. Dat kan, ook op lange termijn, zeer nadelige gevolgen hebben op emotioneel en seksueel gebied voor de slachtoffers. Door zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de [slachtoffers 1 en 2]. Kennelijk ziet en zag hij de ernst van het door hem aan hen aangedane leed niet dan wel onvoldoende in. Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers en hun ouders in hem stelden. [slachtoffers 1 en 2] waren allebei erg jong en functioneren beide verstandelijk op laag niveau. Dat wist verdachte. Zij waren daardoor weinig weerbaar. Verdachte heeft de seksuele handelingen met [slachtoffers 1 en 2] gedurende een lange periode verricht. Als strafverminderend neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Uit het over verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport van 23 april 2007 dat de feiten verdachte in licht verminderde tot verminderde mate kunnen worden toegerekend. Uit het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport van 9 mei 2007 blijkt dat verdachte voor de feiten in verminderde mate toerekeningsvatbaar is. Nu de gedragsdeskundigen niet geheel eensluidend zijn in hun oordeel in welke mate de feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend zal de rechtbank bij de strafoplegging uitgaan van de voor verdachte meest gunstige situatie. Dat betekent dat de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht voor de hiervoor bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank heeft zich daarbij vooral laten leiden door de omstandigheid dat het, ter voorkoming van recidive, van belang is dat verdachte zijn werk in de sociale werkplaats kan behouden. De maatschappij – en ook verdachte – zijn erbij gebaat als verdachte in de toekomst geen strafbare feiten meer zal plegen. Alle feiten en omstandigheden in ogenschouw nemend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal bepalen dat een deel van die gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. De raadsman heeft nog aangevoerd dat volstaan kan worden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank zal de raadsman daarin niet volgen. De rechtbank sluit zich aan bij de argumenten die de psycholoog en de psychiater in hun rapporten hebben aangedragen om bij oplegging van een [deels] voorwaardelijke gevangenisstraf daaraan een proeftijd van drie jaar te koppelen. De persoonlijkheidsproblematiek van verdachte maakt dat een proeftijd van drie jaar op zijn plaats is. De rechtbank neemt de adviezen van de gedragsdeskundigen over, evenals de gronden waarop die adviezen zijn gebaseerd, en maakt die tot de hare. Daarmee zal zij – zoals hiervoor als is weergegeven – rekening houden bij de op te leggen straf DE UITSPRAAK Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde feit voor zover betrekking hebbende op de periode van 1 januari 2001 tot 1 oktober 2002. Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart het onder 1 en onder 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven: ten aanzien feit 1 Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd [artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht]. ten aanzien feit 2 subsidiair Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd [artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht]. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot * een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht. Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. Dit vonnis is gewezen door: mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter, mr. M. Lammers en mr. M.L.W.M. Viering, leden, in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier, en is uitgesproken op 2 juli 2007. 1 de verklaring van (verbalisant) [pag. 32 en 33 van het eind proces-verbaal] 2 de verklaring [slachtoffer 1] [pag. 93 en 95 van het eind proces-verbaal] 3 de verklaring van verdachte ter zitting van 18 juni 2007 [erkent vingeren en betasten/strelen vagina [slachtoffer]] 4 de verklaring van verbalisant (verbalisant) [pag. 7 van het eind proces-verbaal] 5 de verklaring van [slachtoffer 2] [pag. 113, 114, 115, 116, 117 van het eind proces-verbaal] 6 de verklaring van verdachte ter zitting van 18 juni 2007 [erkent betasten van ontblote vagina, borsten en buik van [slachtoffer 2].