Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA8602

Datum uitspraak2007-06-04
Datum gepubliceerd2007-07-04
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
ZittingsplaatsZwolle
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAwb 06/60990
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking verblijfsvergunning asiel onbepaalde tijd / rechtmatig verblijf / verblijfsdocument Verweerder heeft bij besluit van 4 januari 2006 de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingetrokken. Gedurende de behandeling van het door eiser op 31 januari 2006 ingestelde beroep tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning heeft eiser rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder h, Vw 2000. Eiser heeft dan ook op grond van artikel 9 Vw 2000 juncto artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder a, VV 2000 in afwachting van een rechterlijke beslissing omtrent de intrekking van de verblijfsvergunning enkel recht op een W-document en niet langer op de aan hem verleende (en thans ingetrokken) verblijfsvergunning. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld in de uitspraak van 3 mei 2005 wordt de werking van het besluit tot intrekking van een verblijfsvergunning ingevolge artikel 82, eerste lid, Vw 2000 opgeschort totdat op het daartegen ingestelde beroep is beslist en heeft de vreemdeling hangende de beroepsprocedure rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder d, Vw 2000. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder ten onrechte niet heeft aangenomen dat de werking van het besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning door het beroep wordt opgeschort en dat eiser op grond van artikel 9 Vw 2000 juncto artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder d, VV 2000 in het bezit dient te worden gesteld van een verblijfsdocument waaruit dat rechtmatig verblijf blijkt. Hetgeen door verweerder daartegen met een beroep op de parlementaire geschiedenis is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en zal verweerder opdragen om binnen één week na dagtekening van deze uitspraak het verblijfsdocument als genoemd in artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder d, VV 2000 feitelijk aan eiser te verstrekken.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE nevenzittingsplaats Zwolle sector bestuursrecht meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken regnr.: Awb 06/60990 UITSPRAAK inzake: [eiser], geboren op [geboortedatum] 1958, van Afghaanse nationaliteit, IND dossiernummer 9904.24.8014, gemachtigde: mr. A.M. van Eik, advocaat te Amsterdam, eiser; tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE als rechtsopvolger van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, gemachtigde: mr. M. van der Salm, verweerder. 1 Procesverloop 1.1 Bij brief van 10 oktober 2006 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de handeling van verweerder om de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd van eiser af te nemen. Bij besluit van 7 december 2006 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Bij brief van 13 december 2006 is daartegen beroep ingesteld. Het beroep is voorzien van gronden bij brief van 11 januari 2007. 1.2 Het beroep is ter zitting van 24 mei 2007 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2 Overwegingen 2.1 Blijkens de gronden van het beroep en het verhandelde ter zitting beperkt het beroep zich tot de vraag of verweerder tot de feitelijke inname van eisers verblijfsvergunning heeft kunnen overgaan. 2.2 Voor zover thans van belang heeft verweerder in het besluit overwogen dat, nu de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd is ingetrokken, de juridische grondslag voor de aan eiser op grond van artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) verleende vergunning is vervallen. Gedurende de behandeling van het door eiser op 31 januari 2006 ingestelde beroep tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning heeft eiser rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder h, Vw 2000. Eiser heeft dan ook op grond van artikel 9 Vw 2000 juncto artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000) in afwachting van een rechterlijke beslissing omtrent de intrekking van de aan hem verleende verblijfsvergunning enkel recht op een W-document en niet langer op de aan hem verleende (en thans ingetrokken) verblijfsvergunning. 2.3 Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu tijdig beroep is ingesteld tegen het besluit waarbij zijn verblijfsvergunning is ingetrokken, artikel 82, eerste lid, Vw 2000 met zich brengt dat de werking van dit besluit is opgeschort hangende de beroepsprocedure. Dit brengt mee dat het intrekkingsbesluit thans geen werking heeft en dat eiser derhalve rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, aanhef en onder d, Vw 2000. Om die reden komt eiser ingevolge artikel 9 Vw 2000 juncto artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder d, VV 2000 een document toe waaruit het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder d, Vw 2000 blijkt. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser zich beroepen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 mei 2005 (kenmerk 200501557/1; gepubliceerd in JV 2005/251) en op de parlementaire geschiedenis bij de artikelen 8 en (thans) 82 Vw 2000 en artikel 3.3 VV 2000. 2.4 De rechtbank overweegt als volgt. 2.5 Ingevolge artikel 8, aanhef en onder d, Vw 2000 heeft de vreemdeling in Nederland rechtmatig verblijf op grond van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 Vw 2000. Ingevolge artikel 82, eerste lid, Vw 2000 wordt de werking van het besluit omtrent een verblijfsvergunning opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingevolge artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder d, VV 2000 is als document voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder d, Vw 2000 aangegeven het document IV van het model dat als bijlage 7d bij deze regeling is gevoegd. 2.6 Bij besluit van 4 januari 2006 is de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingetrokken. Eiser heeft hiertegen op 31 januari 2006 beroep ingesteld, welk beroep is geregistreerd onder Awb 06/5857. Het beroep is behandeld ter zitting van deze rechtbank en nevenzittingsplaats op 24 mei 2007. 2.7 Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld in voornoemde uitspraak van 3 mei 2005 wordt de werking van het besluit tot intrekking van een verblijfsvergunning ingevolge artikel 82, eerste lid, Vw 2000 opgeschort totdat op het daartegen ingestelde beroep is beslist en heeft de vreemdeling hangende de beroepsprocedure rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder d, Vw 2000. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte niet heeft aangenomen dat de werking van het besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning door het beroep wordt opgeschort en dient eiser op grond van artikel 9 Vw 2000 juncto artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder d, VV 2000 in het bezit te worden gesteld van een verblijfsdocument waaruit dat rechtmatig verblijf blijkt. Hetgeen door verweerder daartegen met een beroep op de parlementaire geschiedenis is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. 2.8 Het beroep is, gelet op het vorenstaande, gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 82, eerste lid, Vw 2000. 2.9 De rechtbank ziet aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en zal verweerder opdragen om binnen één week na dagtekening van deze uitspraak het verblijfsdocument als genoemd in artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder d, VV 2000 feitelijk aan eiser te verstrekken. 2.10 Er bestaat aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van zijn beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting; waarde per punt € 322,--; wegingsfactor 1). Ingevolge artikel 8:75, derde lid, Awb wordt de Staat der Nederlanden aangewezen als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden. 3 BESLISSING De rechtbank - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het besluit van 7 december 2006; - bepaalt dat verweerder, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, opnieuw op het bezwaar dient te beslissen; - draagt verweerder op om binnen één week na dagtekening van deze uitspraak het verblijfsdocument als genoemd in artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder d, VV 2000 feitelijk aan eiser te verstrekken; - veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,--, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiser dient te voldoen; - gelast dat de Staat der Nederlanden aan eiser het griffierecht ad € 141,-- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, en mrs. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier en A.I. van der Kris, rechters, en in het openbaar uitgesproken door mr. W.J.B. Cornelissen in tegenwoordigheid van H. Blekkenhorst als griffier op Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Afschrift verzonden: