Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA8821

Datum uitspraak2007-07-02
Datum gepubliceerd2007-07-04
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/24878 VRONTN
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroep vreemdeling tegen vrijheidsontnemende maatregel ongegrond. Geen grond voor het oordeel dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring in strijd is met de vreemdelingenwet (Vw) 2000, dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage sector bestuursrecht vreemdelingenkamer, enkelvoudige kamer __________________________________________________ UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht beroep vrijheidsontnemende maatregel __________________________________________________ Reg.nr : AWB 07/24878 VRONTN Inzake : [de vreemdeling], V-nummer [nummer], thans verblijvende in het Uitzetcentrum Schiphol, hierna te noemen de vreemdeling, gemachtigde mr. M. Hersman, advocaat te Amsterdam, tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde mr.drs. I.C.M. van der Veen, ambtenaar ten departemente. I. PROCESVERLOOP 1. Op 16 juni 2007 heeft de vreemdeling een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding. 2. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 25 juni 2007. De vreemdeling is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig F.J. Klunder, tolk in de Engelse taal. II. OVERWEGINGEN 1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1967 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Het beroep is gericht tegen het besluit van verweerder van 16 juni 2007 waarbij de vreemdeling de vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. 2. Verweerder heeft de vreemdeling krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in het belang van de openbare orde en met het oog op de uitzetting, in bewaring gesteld. Verweerder heeft het ernstige vermoeden dat de vreemdeling zich aan uitzetting zal onttrekken gebaseerd op de volgende gronden. De vreemdeling is niet in het bezit van een geldig identiteitsbewijs, heeft zich niet aangemeld bij de Korpschef en heeft zich niet aan zijn vertrektermijn gehouden. 3. De vreemdeling stelt zich op het standpunt dat de maatregel onrechtmatig is en heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende concrete aanwijzingen omtrent illegaal verblijf bestonden om de actie waarbij de vreemdeling is staandegehouden te rechtvaardigen. 4. Verweerder heeft hetgeen is aangevoerd gemotiveerd weersproken. 5. Er is geen grond voor het oordeel dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring in strijd is met de Vw 2000, dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Ingevolge hoofdstuk A3/2.3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) mag een objectief redelijk vermoeden van illegaal verblijf mede op basis van ervarings- of omgevingsgegevens onder meer worden aangenomen indien bijvoorbeeld sprake is van - aanwijzingen uit eigen onderzoek van de politie, - aanwijzingen die de politie verkrijgt bij de controle van persoonsgegevens in het kader van de uitoefening van de politietaken, - een controle in een woning of bedrijf waarbij eerder illegale personen zijn aangetroffen, - een gelegenheid of plaats, waar zich veel vreemdelingen plegen op te houden, en waarvan vermoed wordt of bekend is dat er zich regelmatig illegale vreemdelingen bevinden, en/of concrete (anonieme) tips over illegale vreemdelingen. De rechtbank acht dit niet onredelijk. De rechtbank overweegt dat uit het (van de gedingstukken deel uitmakende) proces-verbaal van bevindingen van de politie Amsterdam - Amstelland, Dienst Regionale Recherche - Bureau Vreemdelingenpolitie van 14 juni 2007 en de daarbij gevoegde processen-verbaal die daaraan ten grondslag liggen het volgende blijkt. In het kader van onderzoeken naar fraude (een vorm van oplichting, bij de politie ook aangeduid als artikel 419-fraude, naar het artikel van het Nigeriaanse wetboek van strafrecht), met name de onderzoeken Macro en Presto over de periodes van respectievelijk september 2005 tot en met februari 2006 en oktober 2006 tot en met april 2007, zijn veertien verdachten aangehouden waarvan er dertien illegaal in Nederland bleken te verblijven. Uit deze onderzoeken kwam tevens naar voren dat personen die zich met dergelijke fraude bezighouden, samenkomen in Grand Café [naam] aan de [adres] te Amsterdam. Tevens blijkt uit genoemd proces-verbaal dat op 4 februari 2007 in perceel de [adres] te Amsterdam een verdachte van overtreding van artikel 209 van het Wetboek van Strafrecht (uitgeven vals geld) is aangehouden die onrechtmatig in Nederland verbleef. Verder blijkt eruit dat in Grand Café [naam] bijeenkomsten voor en door mensen van Afrikaanse afkomst worden georganiseerd. Voorts blijkt eruit dat er concrete informatie van een informant voor handen was, welke informatie inhield dat in meergenoemd Grand Café illegale criminele Nigerianen samenkomen, die zich bezighouden met onder andere fraude en oplichting. Die informatie is door de Criminele Inlichtingen Eenheid van Regiopolitie Amsterdam - Amstelland betrouwbaar geacht. De rechtbank is van oordeel, dat gezien ook de hierboven uit de Vc weergegeven omstandigheden die aanwijzingen voor illegaal verblijf kunnen opleveren, de in de processen-verbaal vastgelegde bevindingen in samenhang, een, naar objectieve maatstaven gemeten, redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleverden ten aanzien van de personen die op 16 juni 2007 het feest in het Grand Café [naam] bezochten, onder wie de vreemdeling. De verbalisanten waren dan ook op grond van artikel 50, eerste lid, Vw 2000 bevoegd de vreemdeling staande te houden ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie, zodat de staandehouding van de vreemdeling niet onrechtmatig heeft plaatsgevonden. 6. De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Verweerder heeft ter zitting uiteengezet dat nu de vreemdeling niet in het bezit bleek van enig identiteitspapier, op korte termijn zal worden beslist of wordt overgegaan tot presentatie van de vreemdeling bij de Liberiaanse autoriteiten, dan wel tot het verrichten van een taalanalyse. Er is vooralsnog geen grond om aan te nemen dat een document voor grensoverschrijding niet zal worden verkregen. 7. Het beroep is derhalve ongegrond. Er is geen grond voor het toekennen van schadevergoeding. 8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De rechtbank 's-Gravenhage RECHT DOENDE: 1. verklaart het beroep ongegrond; 2. wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel en uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2007, in tegenwoordigheid van J.J. Brands, griffier. RECHTSMIDDEL Krachtens artikel 95 Vw 2000 staat tegen deze uitspraak voor partijen hoger beroep open. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. (Nadere informatie: www.raadvanstate.nl)