Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA8994

Datum uitspraak2007-07-03
Datum gepubliceerd2007-08-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/993032-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 6 EVRM; vogelpest, ruimingen, valsheid in geschrift Elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn (artikel 6 EVRM). Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan verdachte redelijkerwijs de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het openbaar ministerie tegen verdachte een strafvervolging zou instellen. Bij een procedure in eerste aanleg is in beginsel sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als binnen twee jaar na de aanvang van de termijn geen eindvonnis is gewezen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In het onderhavige geval moet de termijn worden gerekend vanaf 7 oktober 2003, zijnde dag waarop verdachte is aangehouden, in verzekering gesteld, en voor het eerst is gehoord in de onderhavige zaak. Tot en met de uitspraakdatum is er gelet op de vastgestelde aanvangsdatum een periode verlopen van ruim 44 maanden. Waren er in het onderhavige geval bijzondere omstandigheden? De onderhavige zaak kon in beginsel als complex worden bestempeld, mede in ogenschouw genomen het zeer omvangrijke dossier dat toch enige duizenden pagina's beslaat. De oorzaak voor het voortschrijden van de termijn is niet gelegen in de proceshouding van verdachte, maar veeleer in de keuzes door het openbaar ministerie alsmede de zittingscapaciteit bij de rechtbank, zodat de termijnoverschrijding voor een groot deel voor rekening en risico komt van de autoriteiten. Daarentegen merkt de rechtbank op dat verdachte niet heeft aangegeven in welke mate hij bijzondere nadelige gevolgen heeft ondervonden van het feit dat hij meer dan twee jaar heeft moeten wachten voordat de zaak door deze rechtbank werd behandeld. Door het openbaar ministerie is in deze zaak het recht op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn geschonden. Aan het overschrijden van de redelijke termijn kunnen verschillende gevolgen worden verbonden. Alleen in uitzonderlijke gevallen zal een termijnoverschrijding tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie kunnen leiden. Bij afweging van de betrokken belangen, te weten enerzijds het belang dat de gemeenschap ook na overschrijding van de redelijke termijn behoudt bij normhandhaving door berechting en anderzijds het belang van verdachte bij het verval van het recht tot strafvervolging nadat die termijn is overschreden, moet eerstgenoemd belang prevaleren. Van een zodanig uitzonderlijk vormverzuim dat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de ingestelde vervolging van verdachte, is in het licht van de omvang van de zaak en de afwezigheid van door verdachte aangedragen nadelige gevolgen geen sprake. De rechtbank vindt in de termijnoverschrijding aanleiding ten faveure van verdachte in geval van bewezenverklaring en veroordeling hierna een lagere straf op te leggen dan de rechtbank zonder deze verdragsschending zou hebben opgelegd. In de onderhavige zaak heeft verdachte zich binnen het bedrijf [XXX] BV samen met anderen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, terwijl hij binnen dit bedrijf als financieel directeur werkzaam was. Uit het dossier en hetgeen ter zitting is gebleken komt naar voren dat door het verstrekken van lijsten met valse namen het controleren van de zogenaamde 72-uursregeling onmogelijk is gemaakt. Door zo te handelen kon deze regeling worden overtreden. Voorts werden bij de ruimingen illegalen ingezet alsmede mensen die een uitkering genoten en asielzoekers die geen tewerkstellingsvergunning hadden, waardoor het bedrijf geldelijk voordeel heeft gehad. Deze ruimers werden immers tegen een laag uurloon uitbetaald, terwijl een veel hoger loon bij Laser werd gedeclareerd. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte niet eerder veroordeeld. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat niet gebleken is dat verdachte zelf geldelijk voordeel heeft verkregen. Bij de oplegging van de straf zal de rechtbank ook rekening houden met het grote tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de uiteindelijke uitspraak en met de overschrijding van de redelijke termijn. Normaliter zou de rechtbank gekomen zijn tot oplegging van een gevangenisstraf van enige duur waarvan een deel voorwaardelijk zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal het aantal te werken uren onbetaalde arbeid stellen op 150 en bevelen dat, voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/993032-04 Uitspraak d.d. : 3 juli 2007 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [voornamen] geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] adres : [straatnaam] plaats : [woonplaats] 1. Het onderzoek van de zaak. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juni 2007. 2. De tenlastelegging. De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat: [XXX] BV in of omstreeks de periode van 01 maart 2003 tot en met 03 juli 2003 te Stramproy, althans in het arrondissement Roermond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans die [XXX] BV, (telkens) een of meer (inzet)lijst(en) en/of een of meer (excel)bestand(en) en/of een of meer overzicht(en) betreffende ruimwerkzaamheden in het kader van de vogelpestcrisis - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben die [XXX] BV en/of een (van haar) medeverdachte(n) alstoen aldaar (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid op die (inzet)lijst(en) en/of op die/dat (excel)bestand(en) en/of op die/dat overzicht(en) een (aantal) personeelsnummer(s) (zie D/005 en/of 007 en/of 009 en/of 022 en/of 024 en/of 028 en/of 030 en/of 032 en/of 034 en/of 036 en/of 043 en/of 045 en/of 055 en/of 057 en/of 068 en/of 097 en/of 118 en/of 121 en/of D/123) en/of (een) na(a)m(en) (zie D/013 en/of 014 en/of 037 en/of 039 en/of 044 en/of 045 en/of D/047) van door (of namens) [XXX] BV ingezette werknemer(s) weergegeven, terwijl in werkelijkheid (een) andere perso(o)n(en) daadwerkelijk werd/werden ingezet op de door [XXX] BV uit te voeren werkzaamheden (te weten ruimingen van kippen en/of ander pluimvee) (zie D/001 en/of 002 en/of 018 en/of 019 en/of 040 en/of 051 en/of 061 en/of 090 en/of D/112) dan de op genoemde lijst(en) en/of bestand(en) en/of overzicht(en) vermelde perso(o)n(en), zulks telkens met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en), hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welk(e) verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven; artikel 225 juncto artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht; Althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen: [XXX] BV in of omstreeks de periode van 01 maart 2003 tot en met 03 juli 2003 te Stramproy, althans in het arrondissement Roermond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met verdachte en/of met een een ander of anderen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer (inzet)lijst(en) en/of een of meer (excel)bestand(en) en/of een of meer overzicht(en) betreffende ruimwerkzaamheden in het kader van de vogelpestcrisis - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben die [XXX] BV en/of hij, verdachte, en/of een (of meer) andere(n) alstoen aldaar (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid op die (inzet)lijst(en) en/of op die/dat (excel)bestand(en) en/of op die/dat overzicht(en) een (aantal) personeelsnummer(s) (zie D/005 en/of 007 en/of 009 en/of 022 en/of 024 en/of 028 en/of 030 en/of 032 en/of 034 en/of 036 en/of 043 en/of 045 en/of 055 en/of 057 en/of 068 en/of 097 en/of 118 en/of 121 en/of D/123) en/of (een) na(a)m(en) (zie D/013 en/of 014 en/of 037 en/of 039 en/of 044 en/of 045 en/of D/047) van door (of namens) [XXX] BV ingezette werknemer(s) weergegeven, terwijl in werkelijkheid (een) andere perso(o)n(en) daadwerkelijk werd/werden ingezet op de door [XXX] BV uit te voeren werkzaamheden (te weten ruimingen van kippen en/of ander pluimvee) (zie D/001 en/of 002 en/of 018 en/of 019 en/of 040 en/of 051 en/of 061 en/of 090 en/of D/112) dan de op genoemde lijst(en) en/of bestand(en) en/of overzicht(en) vermelde perso(o)n(en), zulks telkens met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Van de zijde van verdachte is het verweer gevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging behoort te worden verklaard omdat het in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bedoelde recht van verdachte op een openbare behandeling van de strafzaak binnen een redelijke termijn is geschonden. Dit verweer is, zakelijk weergegeven, toegelicht met het argument dat de totale vervolgingsduur 4 jaar heeft bedragen en dat verdachte gedurende deze periode met strafvervolging werd bedreigd zonder dat hij hieromtrent enige zekerheid kende. De rechtbank stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, welk recht is neergelegd in artikel 6 EVRM. Dit recht strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan verdachte redelijkerwijs de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het openbaar ministerie tegen verdachte een strafvervolging zou instellen. Bij een procedure in eerste aanleg is in beginsel sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als binnen twee jaar na de aanvang van de termijn geen eindvonnis is gewezen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In het onderhavige geval moet de termijn worden gerekend vanaf 7 oktober 2003, zijnde dag waarop verdachte is aangehouden, in verzekering gesteld, en voor het eerst is gehoord in de onderhavige zaak. Tot en met de uitspraakdatum is er gelet op de vastgestelde aanvangsdatum een periode verlopen van ruim 44 maanden. De vraag is of er in het onderhavige geval bijzondere omstandigheden zijn die de rechtbank nopen tot de conclusie dat er desondanks van een overschrijding van de redelijke termijn geen sprake is. De criteria aan de hand waarvan deze vraag dient te worden beantwoord, zijn de voortvarendheid van de autoriteiten in dezen, in het bijzonder het openbaar ministerie, de complexiteit en omvang van de zaak en de proceshouding van verdachte. De onderhavige zaak kon in beginsel als complex worden bestempeld, mede in ogenschouw genomen het zeer omvangrijke dossier dat toch enige duizenden pagina's beslaat. De complexiteit van het dossier is weliswaar lopende de voorfase afgenomen door het buitenvervolging stellen van een van de medeverdachten van meerdere feiten. De oorzaak voor het voortschrijden van de termijn is niet gelegen in de proceshouding van verdachte, maar veeleer in de keuzes door het openbaar ministerie alsmede de zittingscapaciteit bij de rechtbank, zodat de termijnoverschrijding voor een groot deel voor rekening en risico komt van de autoriteiten. Daarentegen merkt de rechtbank op dat verdachte niet heeft aangegeven in welke mate hij bijzondere nadelige gevolgen heeft ondervonden van het feit dat hij meer dan twee jaar heeft moeten wachten voordat de zaak door deze rechtbank werd behandeld. Gelet op het vorenstaande en daarmee rekening houdend, is de rechtbank van oordeel dat door het openbaar ministerie het recht op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn hier is geschonden. Aan het overschrijden van de redelijke termijn kunnen verschillende gevolgen worden verbonden. Alleen in uitzonderlijke gevallen zal een termijnoverschrijding tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie kunnen leiden. Bij afweging van de betrokken belangen, te weten enerzijds het belang dat de gemeenschap ook na overschrijding van de redelijke termijn behoudt bij normhandhaving door berechting en anderzijds het belang van verdachte bij het verval van het recht tot strafvervolging nadat die termijn is overschreden, moet eerstgenoemd belang prevaleren. Van een zodanig uitzonderlijk vormverzuim dat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de ingestelde vervolging van verdachte, is in het licht van de omvang van de zaak en de afwezigheid van door verdachte aangedragen nadelige gevolgen geen sprake. De rechtbank vindt in de termijnoverschrijding aanleiding ten faveure van verdachte in geval van bewezenverklaring en veroordeling hierna een lagere straf op te leggen dan de rechtbank zonder deze verdragsschending zou hebben opgelegd. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vordering worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen. 7.1 Standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 19 juni 2007 gevorderd dat verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De verdediging heeft zich ook op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu verdachte niet is te beschouwen als een feitelijk leidinggever aan het ten laste gelegde en evenmin is te beschouwen als een medepleger. Er is geen sprake van een gemeenschappelijke planvorming, van een nauwgezette of bewuste samenwerking en er is geen daadwerkelijke uitvoeringshandeling zijdens verdachte geweest. 7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. In het bijzonder acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte opdracht dan wel leiding heeft gegeven aan de hem verweten gedragingen. 7.3 Bewijsmiddelen. De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. 7.3.1 Samenvatting van de bewijsmiddelen. 1. de verklaring van verdachte. Bij het bedrijf van [voornaam] [medeverdachte1] werd er voor de vogelpest al zwart gewerkt. Deze zwartwerkers kregen allemaal een zogenaamd U-nummer. Deze werknemers werden allemaal op de rode werkbon vermeld. Het bestand waarop deze zwartwerkers vermeld stonden is ook wel eens door mij bijgewerkt. Normaal werd dit gedaan door [medeverdachte2] en sinds [medeverdachte2], (achternaam medeverdachte 2 toevoeging rechtbank) in dienst is door [medeverdachte2]. Enkele weken geleden heeft [medeverdachte 1] de opdracht gegeven een laptop aan te schaffen waarop de zwarte administratie door [medeverdachte2] thuis verwerkt moest worden. Op een gegeven moment is door [voornaam] [medeverdachte1] bepaald dat alle stukken waaruit blijkt dat er zwart betaald is vernietigd moest worden. Het kan best zijn dat ik die boodschap wel eens heb overgebracht op andere collega's van mij op de administratie. Aan de hand van de bescheiden welke mij zijn getoond inzake inzet, vervoer en facturatie van ingezet personeel als ruimer op het pluimveebedrijf [bedrijfsnaam] te Voorthuizen op 13 maart 2003 kan ik niet anders concluderen, dat hierbij documenten zijn opgemaakt die niet juist zijn ingevuld. Ik bedoel dat op de bijlagen behorende bij de factuur niet de juiste dan wel dezelfde namen staan zoals deze op de prestatielijst staan vermeld. Ik onderken dat deze documenten valselijk zijn opgemaakt. Over mijn opmerking "Procedure [J]" kan ik het volgende verklaren. [ZZ] is de man van uitzendbureau [J], de voorganger van uitzendbureau [RR]. Alle U-medewerkers werden via factuur [J] betaald en vervolgens kwam dit geld weer contant terug na aftrek van een bepaald bedrag aan provisie. [medeverdachte 5] gaf in eerste instantie factureringen door. Later heb ik dat werk moeten overnemen. Ik heb meestal van [AA], een loopjongen van [ZZ], deze gelden terug ontvangen. Het ging hier om aanzienlijke bedragen van ongeveer EUR 5.000,-- per week. Dit heeft volgens mij geduurd tot week 47 van 2002. Gewerkt werd dus met zwarte mensen op de rode werkbon. 2. de verklaring van medeverdachte [medeverdachte3]. Sedert april 2001 ben ik werkzaam voor [medeverdachte1] . Vanaf de zomer van 2002 ben ik een tijd werkzaam geweest voor [XXX] BV. Ik voer voor alle ondernemingen van [medeverdachte1] werkzaamheden uit. [medeverdachte1] is directeur van [medeverdachte1] BV. Mij wordt getoond de prestatielijst genummerd D/01, inzake de ruiming van [bedrijfsnaam] op 13 maart 2003. Ik herken dit document als zijnde een prestatieverklaring. Ik zie er een heleboel namen van ruimers op staan en ik zie, dat ik deze personen voor akkoord geparafeerd heb. Ik weet nog, dat ik daar ben geweest om de personen mee te vervoeren naar dit bedrijf. Ik weet nog, dat de ruimers zelf hun naam hebben ingevuld. Mij wordt getoond een kopie uit een schrift genummerd D/02. Ik herken dit geschrift. Het is een overzicht van de namen, die op 13 maart als ruimer zijn ingezet. Het is een blad uit een schrift van [Getuige2]. Hij hield zijn administratie zo bij. In het begin leverde [Getuige2] met deze geschriften de namen in bij ons op kantoor voor de verdere administratieve afwikkeling. Wij gebruikten deze namen dan voor de opmaak van de factuur naar Laser (afdeling/onderdeel van het Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en [bedrijfsnaam]serij, toevoeging rechtbank). Mij wordt getoond de factuur genummerd 20030699 D/03 en de hierbij behorende bijlagen genummerd D/04 tot en met D/09, betrekking hebbende op de ruiming van [bedrijfsnaam] (op 13 maart 2003, toevoeging rechtbank). Ik herken deze documenten als zijnde een factuur opgemaakt door ons inzake een verrichte pluimveeruiming van [bedrijfsnaam]. Deze factuur is een word-document, welke gekoppeld is aan het excel-bestand genaamd Aviaire Influenza. De personeelsgegevens worden ingevoerd in het Excel-document. Deze personeelsgegevens zijn door mij ingevoerd aan de hand van de namenlijst, die ik ontving van de chauffeurs/voormannen. Mij wordt getoond de documenten D/13, D/14 en D/15. Ik herken deze documenten, ze zijn van ons, de [medeverdachte1] Groep. Dit is volgens mij een eerste opzet geweest. Ik veronderstel dat de namen hierop vermeld ook kloppen met de personeelsnummers zoals vermeld op de factuur. Deze opzet heb ik gemaakt. Ik had hiertoe opdracht van [medeverdachte1]. Ik heb destijds van hem opdracht gekregen om deze formulieren zo in te vullen. Ik bedoel hiermee, dat ik ook de namen van hem doorgekregen heb. Deze namen moest ik van hem zo invullen, omdat dit bedrijf geruimd was voor de aanvraag van de TWV's (tewerkstellingsvergunningen, toevoeging rechtbank). Ik wist dus, dat de gegevens op deze documenten niet naar waarheid waren ingevuld. Echter hiertoe had ik opdracht van [medeverdachte1]. De ruiming bij [bedrijfsnaam] is verricht door asielzoekers, die toen niet over een TWV beschikten. Ik weet dat deze documenten aan de AID (Algemene Inspectiedienst, toevoeging rechtbank) zijn verstrekt. Ik besef dat deze documenten valselijk zijn opgemaakt met de bedoeling om te doen voorkomen alsof deze mensen het ruimingswerk hadden verricht. Hiermee zouden dus de asielzoekers die het werk in werkelijkheid hadden gedaan buiten schot blijven. Ik heb gisteren verklaard over het feit dat ik op formulieren die naar de AID moesten namen van vast personeel van [XXX] BV heb vermeld terwijl ik wist dat er ander personeel van [XXX] BV werkzaam was geweest bij de ruimingen. Het personeel dat daadwerkelijk werkzaam was geweest mocht op dat moment gewoon niet werken omdat deze een W-document hadden waarop zij niet mochten werken. Ook waren daar personen bij die in zijn geheel geen identiteitsdocument hadden. Dit waren mogelijk illegaal in Nederland verblijvende personen. Het valselijk opmaken van de voormelde formulieren ten behoeve van de AID heb ik in opdracht van [medeverdachte1] zo gedaan. Voor zover ik mij nu kan herinneren heb ik dat gedaan vanaf het begin van de vogelpest, 6 maart 2003, tot ongeveer 4 weken later. Ik moest dat doen omdat [medeverdachte 1] van mening was dat hij anders de facturen die werden ingezonden aan het RVV (Rijksdienst voor keuring van Vee en Vlees, toevoeging rechtbank) niet betaald zou krijgen. In de eerste lichting zijn er personen ingeschreven die zich ingeschreven hebben met een W-document en die reeds eerder hadden gewerkt voor [medeverdachte1]. Mij wordt gevraagd naar de aangetroffen U-nummers op rode of gele werkbonnen. [medeverdachte2] en [verdachte] hebben deze personen contant uitbetaald. Ik ga er vanuit dat dit zwarte verloningen waren omdat die personen niet mochten werken. Tijdens de vogelpest hadden wij bij [XXX] BV op verschillende momenten verschillende hoeveelheden werknemers nodig. Onder meer [Getuige2] regelde die werknemers voor ons. Ik wist dat hij op korte termijn grotere aantallen werknemers voor ons kon regelen. Ik denk dat hij connecties had met asielzoekerscentra. Later ben ik er achter gekomen dat deze [Getuige2] [getuige2] heette. Ik heb tot op heden verklaard over strafbare feiten door mij of anderen gepleegd binnen de onderneming [XXX] BV ten tijde van de vogelpest. 3. de verklaring van medeverdachte [medeverdachte2]. Bij [XXX] te Stramproy ben ik werkzaam sedert 12 augustus 2002. Ik ben operationeel manager. In opdracht van [medeverdachte1] voerde ik mijn werkzaamheden uit. [verdachte], die financieel directeur is, [medeverdachte3], [getuige 1] en [getuige 3] werken eveneens bij deze onderneming. Medewerkers met een U-nummer hebben altijd een stukloon. De letter U staat voor uitzendkracht. De mensen die een U-nummer hadden betroffen mensen die zwart werkten omdat zij een uitkering hadden of waren mensen die asielzoeker waren met een W-document maar zonder tewerkstellingsvergunning. Met zwart werken bedoel ik dat deze mensen loon krijgen uitbetaald dat niet wordt verantwoord. Ik denk dat er per week tussen de 10 en 15 mensen op deze manier werkzaam zijn. Als alle mensen getekend hadden en al het geld was opgehaald dan werd de lijst en de rode werkbonnen vier weken bewaard. Tijdens de vogelpest is de termijn van bewaren van deze gegevens op last van [medeverdachte1] verkort tot een week. Deze gegevens gingen alttijd door de shredder. Tot op heden wordt er nog steeds zwart bij [medeverdachte1] gewerkt op de wijze zoals ik nu heb beschreven. Het is zelfs zo dat [medeverdachte1] een laptop pc heeft besteld die ik thuis mocht hebben om de zwarte administratie bij te houden. Ik ben nog in het bezit van een diskette waarop gegevens van U-medewerkers staan vermeld. Op de diskette staan de zwart verrichte werkzaamheden van de vorige week en die beloning is deze week door mij uitbetaald. De zwartwerkers hebben dit loon ontvangen in een enveloppe. De betaallijst laat ik normaal aftekenen. 4. de verklaring van [getuige 1]. Ik ben in dienst van [medeverdachte1] Groep sedert 21 augustus 2000 als administratief medewerker. De administratie binnen [medeverdachte1] Groep is niet op de juiste wijze gevoerd. Ik wil vertellen hoe de gang van zaken is met de opdrachtbonnen zoals deze worden ingevuld. Deze bonnen, een doordrukformulier, bestonden uit een wit, geel en roze formulier. Het witte formulier was voor de boer en hierop werd het vast personeel van [medeverdachte1]groep BV vermeld terwijl er meer personeel werkzaam was. Op het gele paper bestemd voor de administratie stonden dezelfde namen. Op het roze formulier werden naast het vaste personeel ook zogenaamde uitzendkrachten vermeld met een U-nummer. Dit waren mensen die eigenlijk niet mochten werken, asielzoekers zonder TWV of die mogelijk illegaal in Nederland verbleven. Deze mensen werden door [XXX] BV uitbetaald. Onder meer door [medeverdachte2]. Op papier deden wij voorkomen dat deze U-nummers ingeleend personeel betrof. Wij kregen namelijk een factuur van uitzendbureau [J]. Dit is een uitzendbureau van [AA]. Deze betaalde vervolgens per bank of kas het factuurbedrag uit en betaalde vervolgens het factuurbedrag bij ons op kantoor terug. Met het geld dat wij kregen betaalden wij de mensen met de U-nummers. De U-nummers aan mensen die niet mochten werken werden toegekend door [medeverdachte2]. Het uitbetaalde loon werd vervolgens niet opgenomen in de administratie. Dat was de bedoeling van deze constructie. De facturen van het uitzendbureau [J] zijn dus vals. 5. de verklaring van getuige [getuige2]. Mijn naam is [getuige2]. Ik ben asielzoeker. Ik begrijp dat u van mij een verklaring wilt opnemen over mijn werk bij [medeverdachte1] uit Stramproy. De baas van dat bedrijf is [medeverdachte1]. Op dat bedrijf heb ik gewerkt onder de naam [Getuige2]. Ik had die gegevens van een identiteitskaart die ik had gevonden. Die identiteitskaart heb ik op kantoor afgegeven. Bij [medeverdachte1] was men op de hoogte dat ik niet [Getuige2] heette. De meeste mensen op kantoor daar, onder andere ook [verdachte], spraken mij met [G] aan. Ik heb geregeld ruimers contant loon uitbetaald. Ik kreeg dan van mensen van het kantoor van [medeverdachte1] een enveloppe met geld. Daarnaast kreeg ik een briefje met namen. Achter deze namen stond het bedrag aan geld dat die mensen moesten ontvangen. Ik moest voor het totale geldbedrag dat in de enveloppe tekenen. Iedereen op kantoor wist hiervan. Soms heb ik van [verdachte] moeten tekenen voor dit bedrag. Nu mij de bankafschriften van het bedrijf [medeverdachte1] worden getoond weet ik dat ik in de weken 1 tot en met 10 van 2003 heb gewerkt. U vraagt mij of ik gegevens heb bijgehouden van de mensen die werkzaamheden hebben verricht. Ik heb rittenlijsten ingevuld van de mensen die ik ophaalde en ik heb een schrijfboekje gehad waarop ik de namen schreef. Tot ongeveer 2 weken voor het einde van de vogelpest heb ik de gegevens van dat schriftje en de originele rittenlijsten bewaard onder mijn bed. [medeverdachte1] heeft mij gevraagd of ik die gegevens nog had. Hij heeft mij gezegd dat ik die gegevens weg moest gooien. 6. de verklaring van [getuige3]. Sinds september 2000 werk ik voor de [medeverdachte1] groep. Ik doe daar administratief werk. [medeverdachte1] is mijn baas. [verdachte] is de officemanager. Ten tijde van de vogelpest heb ik bussen met zwarte mensen gezien. Voornamelijk Afrikanen. Sommigen kwamen geld halen en anderen om zich te registreren. [Verdachte] hield zich bezig met het registreren van deze mensen. De mensen werden per kas betaald en [verdachte] verzorgde deze betalingen. Volgens mij zijn er ook mensen zwart uitbetaald. Dat denk ik omdat de asielzoekers het geld in een enveloppe kregen. Dat zwarte geld werd verkregen via facturen van bepaalde uitzendbureau's zoals [PP] en [RR]. Ene [ZZ], een Marokkaan, was directeur van [RR]. Andere uitzendbureau's van hem waren [J] en [SS]. Ik weet dat de facturen van [RR] nog open staan. Ik heb dit aan [verdachte] gevraagd en deze vertelde mij dat de identiteitspapieren niet overhandigd waren of in orde waren. Verder was het zo dat werkbonnen werden weggegooid zodat er later niets meer viel te controleren. 7. de verklaring van [getuige4]. Vanaf ongeveer 1994 heb ik in periodes gewerkt bij [medeverdachte1]. Ik moest met een busje van [medeverdachte1] mensen ophalen en naar een pluimveebedrijf brengen. De werkzaamheden werden geregistreerd door het invullen van een werkbon. De werkbon bestond uit drie delen. Wit, geel en rood. Dit waren doordrukbladen. Op deze werkbonnen moest ik de namen van de mensen die hadden gewerkt invullen. Vrijdags of zondags kreeg ik een lijst met namen en nummers. Er was een lijst van namen waarachter een M stond en een lijst van namen waarachter een U stond. Ik had van [medeverdachte1] de opdracht gekregen om op de bovenste bon alleen de namen te schrijven van de mensen met een M achter hun naam. Op de achterste bon, de rode bon, moest ik de namen schrijven van de mensen met een U achter hun naam. Deze bonnen moest ik elke vrijdag bij [medeverdachte2] inleveren. Van [medeverdachte1] moesten wij, voormannen/chauffeurs, deze rode bon, nadat was uitbetaald, weggooien. Ik zag dat de mensen waarvan ik de naam op het rode blad schreef altijd vrijdags een enveloppe met geld kregen. Deze enveloppe kregen zij van [medeverdachte2] en verdachte. [verdachte] ken ik alleen van zijn voornaam. Hij werkt op het kantoor van [medeverdachte1]. 8. het overzichtsproces-verbaal zaak 1 van de Algemene Inspectiedienst met bijlagen. In dit proces-verbaal worden de bevindingen beschreven terzake de tracering van personeel, dat is ingezet door [XXX] BV als pluimveeruimer in het kader van de bestrijding van de Aviaire Influenza, op het bedrijf [Bedrijf1] te Voorthuizen op 13 maart 2003. Voor dit traceringonderzoek zijn, onder meer, de volgende documenten met elkaar vergeleken: De prestatielijst, (D/001), zijnde een document, dat bij de ruiming van een pluimveebedrijf wordt opgemaakt onder auspiciën van de RVV, waarop aantekening wordt bijgehouden welke personen, op naam en functie, begin- en eindtijd en een paraaf, op het te ruimen pluimveebedrijf aanwezig zijn geweest. Zo staan op dit document de namen van de pluimveeruimers die via [XXX] BV zijn ingezet om het pluimvee te ruimen. Aantekeningen uit schrift, (D/002), zijnde een fotokopie van een bladzijde uit een schrift, dat door de ambtenaar van de AID [YY], bij verrichte traceringcontrole, verkregen is. Op dit document staan de namen van personen, die op 13 maart 2003, zijnde de datum van de ruiming, bij [Bedrijf1], zijn ingezet. Bijlage Personeelsnummer, (D/005), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/004, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 20 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf1] op 13 maart 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. Bijlage Personeelsnummer, (D/007), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/006, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 9 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf1] op 13 maart 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. Bijlage Personeelsnummer, (D/009), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/008, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 17 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf1] op 13 maart 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. Personeelslijst, (D/013), zijnde een document, dat door of vanwege [XXX] BV is opgemaakt waarop namen en sofi-nummers staan vermeld van 20 personeelsleden, die op 13 maart 2003 zijn ingezet bij het ruimen van pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf1]. Dit document is bij bovenvermelde traceringcontrole van de A.I.D., in kopie overhandigd aan opsporingsambtenaar [YY]. Personeelslijst, (D014), zijnde een document, dat door of vanwege [XXX] BV is opgemaakt waarop namen en sofi-nummers staan vermeld van 9 personeelsleden, die op 13 maart 2003 zijn ingezet bij het ruimen van pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf1]. Dit document is bij bovenvermelde traceringcontrole van de A.I.D., in kopie overhandigd aan opsporingsambtenaar [YY]. 9. het overzichtsproces-verbaal zaak 2 van de Algemene Inspectiedienst met bijlagen. In dit proces-verbaal worden de bevindingen beschreven terzake de tracering van personeel, dat is ingezet door [XXX] BV als pluimveeruimer in het kader van de bestrijding van de Aviaire Influenza, op het bedrijf [Bedrijf2] te Barneveld op 10 en 11 maart 2003. Voor dit traceringonderzoek zijn, onder meer, de volgende documenten met elkaar vergeleken: De prestatielijst, (D/018) zijnde een document, dat bij de ruiming van een pluimveebedrijf wordt opgemaakt onder auspiciën van de RVV, waarop aantekening wordt bijgehouden welke personen, op naam en functie, begin en eindtijd en een paraaf, op het te ruimen pluimveebedrijf aanwezig zijn geweest. Zo staan op dit document de namen van de pluimveeruimers die via [XXX] BV zijn ingezet om het pluimvee te ruimen. Aantekeningen uit schrift, (D/019) zijnde een fotokopie van een bladzijde uit een schrift, dat door de ambtenaar van de A.I.D. [YY], bij verrichte traceringcontrole, verkregen is. Op dit document staan de namen van personen, die op 10 en 11 maart 2003, zijnde de datum van de ruiming bij [Bedrijf2], zijn ingezet. Bijlage Personeelsnummer, (D/022), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/020, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 11 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf2] op 10 maart 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. Bijlage Personeelsnummer, (D/024), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/023, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 14 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf2] op 10 maart 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. Bijlage Personeelsnummer, (D/028), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/027, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 26 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf2] op 11 maart 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. Bijlage Personeelsnummer, (D/030), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/029, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 10 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf2] op 11 maart 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. Bijlage Personeelsnummer, (D/032), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/031, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 11 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf2] op 11 maart 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. Bijlage Personeelsnummer, (D/034), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/033, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 11 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf2] op 11 maart 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. Excel print, (D/036). Dit document is een selectie uit een Excel-bestand, genaamd aviaire influenza AID - 10 april 2003.xls, dat door of vanwege [XXX] B.V. op 10 april 2003 aan de A.I.D., voor een traceringcontrole, per e-mail verstrekt is. Op dit document staan onder meer de personeelsnummers van de personen, die door [XXX] BV op 10 en 11 maart 2003 bij de ruiming van het pluimvee van [Bedrijf2] zijn ingezet. Personeelslijst, (D/037), zijnde een document, dat door of vanwege [XXX] BV is opgemaakt waarop namen en sofi-nummers staan vermeld van 25 personeelsleden, die op 10 maart 2003 zijn ingezet bij het ruimen van pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf2]. Dit document is bij bovenvermelde traceringcontrole van de A.LD., in kopie overhandigd aan opsporingsambtenaar [YY]. Personeelslijst, (D/039), zijnde een document, dat door of vanwege [XXX] BV is opgemaakt waarop namen en sofi-nummers staan vermeld van 25 personeelsleden, die op 11 maart 2003 zijn ingezet bij het ruimen van pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf2]. Dit document is bij bovenvermelde traceringcontrole van de A.I.D., in kopie overhandigd aan opsporingsambtenaar [YY]. 10. het overzichtsproces-verbaal zaak 3 van de Algemene Inspectiedienst met bijlagen. In dit proces-verbaal worden de bevindingen beschreven terzake de tracering van personeel, dat is ingezet door [XXX] BV als pluimveeruimer in het kader van de bestrijding van de Aviaire Influenza, op het bedrijf van [Bedrijf3] te Lunteren op 12 en 13 maart 2003. Voor dit traceringonderzoek zijn, onder meer, de volgende documenten met elkaar vergeleken: De prestatielijst, (D/040) zijnde een document, dat bij de ruiming van een pluimveebedrijf wordt opgemaakt onder auspiciën van de RVV waarop aantekening wordt bijgehouden welke personen, op naam en functie, begin en eindtijd en een paraaf, op het te ruimen pluimveebedrijf aanwezig zijn geweest. Zo staan op dit document de namen van de pluimveeruimers (vangers), die via [XXX] BV zijn ingezet om het pluimvee te ruimen. Bijlage Personeelsnummer, (D/043), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/042, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 15 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf3] op 12 maart 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. Personeelsliist, (D/044), zijnde een document, dat dóór of vanwege [XXX] BV is opgemaakt waarop namen en sofi-nummers staan vermeld van 15 personeelsleden, die op 12 maart 2003 zijn ingezet bij het ruimen van pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf3]. Dit document is bij bovenvermelde traceringcontrole van de A.I.D., in kopie overhandigd aan opsporingsambtenaar [YY]. Excel print, (D/045). Dit document is een selectie uit een Excel-bestand, genaamd aviaire influenza AID - 10 april 2003.xls, dat door of vanwege [XXX] BV op 10 april 2003 aan de A.I.D., voor een traceringscontrole, per e-mail verstrekt is. Op dit document staan onder meer de personeelsnummers van de personen, die door [XXX] BV op 12 maart 2003 bij de ruiming van het pluimvee van [Bedrijf3] zouden zijn ingezet. 11. het overzichtsproces-verbaal zaak 4 van de Algemene Inspectiedienst met bijlagen. In dit proces-verbaal worden de bevindingen beschreven terzake de tracering van personeel, dat is ingezet door [XXX] BV als pluimveeruimer in het kader van de bestrijding van de Aviaire Influenza, op het bedrijf [Bedrijf4] te Harskamp op 17 maart 2003. Voor dit traceringonderzoek zijn, onder meer, de volgende documenten met elkaar vergeleken: De prestatielijst, (D/051) zijnde een document, dat bij de ruiming van een pluimveebedrijf wordt opgemaakt onder auspiciën van de RVV, waarop aantekening wordt bijgehouden welke personen, op naam en functie, begin en eindtijd en een paraaf, op het te ruimen pluimveebedrijf aanwezig zijn geweest. Zo staan op dit document de namen van de pluimveeruimers die via [XXX] BV zijn ingezet om het pluimvee te ruimen. Bijlage Personeelsnummer, (D/055), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/054, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 10 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf4] op 17 maart 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. Excel print, (D/057). Dit document is een selectie uit een Excel-bestand, genaamd aviaire influenza AID - 10 april 2003.xls, dat door of vanwege [XXX] BV op 10 april 2003 aan de A.LD., voor een traceringscontrole, per e-mail verstrekt is. Op dit document staan ondermeer de personeelsnummers van de personen, die door [XXX] B.V. op 17 maart 2003 bij de ruiming van het pluimvee van [Bedrijf4] zijn ingezet. 12. het overzichtsproces-verbaal zaak 5 van de Algemene Inspectiedienst met bijlagen. In dit proces-verbaal worden de bevindingen beschreven terzake de tracering van personeel, dat is ingezet door [XXX] BV als pluimveeruimer in het kader van de bestrijding van de Aviaire Influenza, op het bedrijf [Bedrijf5] te Weert in de periode van 10 tot en met 12 april 2003. Voor dit traceringonderzoek zijn, onder meer, de volgende documenten met elkaar vergeleken: De prestatielijst, (D/112) zijnde een document, dat bij de ruiming van een pluimveebedrijf wordt opgemaakt onder auspiciën van de RVV, waarop aantekening wordt bijgehouden welke personen, op naam en functie, begin en eindtijd en een paraaf, op het te ruimen pluimveebedrijf aanwezig zijn geweest. Zo staan op dit document de namen van de pluimveeruimers die via [XXX] BV zijn ingezet om het pluimvee te ruimen. Bijlage Personeelsnummer, (D/118), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/117, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 4 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf5] op 11 april 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. Bijlage Personeelsnummer, (D/121), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/120, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 27 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf5] op 11 april 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. Bijlage Personeelsnummer, (D/123), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/122, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 29 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf5] op 11 april 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. 13. het overzichtsproces-verbaal zaak 6 van de Algemene Inspectiedienst met bijlagen. In dit proces-verbaal worden de bevindingen beschreven terzake de tracering van personeel, dat is ingezet door [XXX] BV als pluimveeruimer in het kader van de bestrijding van de Aviaire Influenza, op het bedrijf [Bedrijf6] te Achtmaal op 14 en 15 mei 2003. Voor dit traceringonderzoek zijn, onder meer, de volgende documenten met elkaar vergeleken: De prestatielijst, (D/061) zijnde een document, dat bij de ruiming van een pluimveebedrijf wordt opgemaakt onder auspiciën van de RVV, waarop aantekening wordt bijgehouden welke personen, op naam en functie, begin en eindtijd en een paraaf, op het te ruimen pluimveebedrijf aanwezig zijn geweest. Zo staan op dit document de namen van de pluimveeruimers die via [XXX] BV zijn ingezet om het pluimvee te ruimen. Bijlage Personeelsnummer, (D/068), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/067, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 29 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf6] op 15 mei 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. 14. het overzichtsproces-verbaal zaak 9 van de Algemene Inspectiedienst met bijlagen. In dit proces-verbaal worden de bevindingen beschreven terzake de tracering van personeel, dat is ingezet door [XXX] BV als pluimveeruimer in het kader van de bestrijding van de Aviaire Influenza, op het bedrijf [Bedrijf7] te Heeswijk-Dinther op 4 mei 2003. Voor dit traceringonderzoek zijn, onder meer, de volgende documenten met elkaar vergeleken: De prestatielijst, (D/090) zijnde een document, dat bij de ruiming van een pluimveebedrijf wordt opgemaakt onder auspiciën van de RVV, waarop aantekening wordt bijgehouden welke personen, op naam en functie, begin en eindtijd en een paraaf, op het te ruimen pluimveebedrijf aanwezig zijn geweest. Zo staan op dit document de namen van de pluimveeruimers die via [XXX] BV zijn ingezet om het pluimvee te ruimen. Bijlage Personeelsnummer, (D/097), zijnde een bijlage behorende bij de bijlage D/097, waarop de personeelsnummers staan vermeld van de 30 ingezette personeelsleden die bij de ruiming van het pluimvee op het bedrijf van [Bedrijf7] op 4 mei 2003 zijn ingezet door [XXX] BV. 7.4 Bewijsmotivering van de rechtbank. Uit voormelde bewijsmiddelen volgt dat [XXX] BV zowel voorafgaand aan, ten tijde van, als na de vogelpestcrisis in 2003 (onder meer) werkte met zwartwerkers. Dit waren ongeveer 10 tot 15 zwartwerkers per week. De werkbonnen die gebruikt werden voor de registratie van werknemers bestonden uit een drietal doordrukformulieren, te weten een wit formulier (bestemd voor het bedrijf waar vang-/ruimwerkzaamheden werden verricht) waarop het vast personeel werd vermeld door de chauffeurs die mensen ophaalden, zoals [2 namen]. Verder een doordruk van het witte formulier, zijnde een geel formulier (bestemd voor de administratie van [XXX] BV) waarop dezelfde personeelsnamen waren vermeld. Het derde formulier betrof een rose/rood formulier, waarop naast de doorgedrukte namen van vast personeel (vermeld op het witte formulier en doorgedrukt op het gele formulier) de namen werden vermeld van de zwartwerkers, zogenaamde uitzendkrachten. De zwartwerkers, de zogenaamde uitzendkrachten, waren óf asielzoekers met een W-document doch zonder tewerkstellingsvergunning, óf illegaal in Nederland verblijvende personen, óf personen die een uitkering genoten. Deze zogenaamde uitzendkrachten, die allen dus zwart werkten voor [XXX] BV, kregen allemaal een U-nummer van medeverdachte 2 en stonden vermeld in een aparte administratie die werd bijgehouden en -gewerkt door verdachte en medeverdachte 2 en getuige 6. De rose/rode formulieren moesten elke vrijdag door de chauffeurs bij medeverdachte 2 worden ingeleverd. Ook werden door de chauffeurs zoals bijvoorbeeld [getuige2], rittenlijsten bijgehouden (door getuige 2 een schriftje als bijlage D2 van het dossier) waarin de namen vermeld werden van mensen die hij ophaalde. Over deze gegevens heeft getuige 2 verklaard dat hij ze thuis onder zijn bed bewaarde en dat hij ze op verzoek van [medeverdachte1] (de directeur van de besloten vennootschap) heeft weggegooid. Op papier deed [XXX] BV het voorkomen dat vorenomschreven zwartwerkers met U-nummers ingeleend personeel van uitzendbureaus betroffen, daar zij (valse) facturen kregen van een uitzendbureau voor zogenaamd ingeleend personeel. Zo waren er de uitzendbureaus "ZZ, "[RR]" en "[J]". [XXX] BV voldeed de factuur aan het uitzendbureau, waarop het uitzendbureau het factuurbedrag minus een provisie contant terugbetaalde op kantoor bij [XXX] BV, waardoor zwart geld werd gegenereerd bij [XXX] BV. Van deze constructie was iedereen bij [XXX] BV op de hoogte. Deze constructie is ook gebruikt tijdens de vogelpestcrisis, getuige de bijlagen bij de facturen. Deze zogenaamde uitzendkrachten met U-nummers, de zwartwerkers die apart vermeld werden op de rose/rode doordrukformulieren en die voorkwamen op de rittenlijsten van de chauffeurs, werden wekelijks op vrijdag cash (geld in envelop) uitbetaald door onder meer verdachte, medeverdachte 2 en getuige 2. Het geld waarmee zij betaald werden, betrof het geld dat terugkwam van het uitzendbureau via bovenstaande constructie. Voor de uitbetaling van deze zwartwerkers werden betalingslijsten opgemaakt. Deze lijsten werden normaal door medeverdachte 2 opgesteld, maar verdachte heeft verklaard dat ook hij wel de lijsten heeft gemaakt. Als alle zwartwerkers hun loon hadden ontvangen, werden de gegevens (onder andere de excelbestanden, de door de zwartwerkers bij uitbetaling afgetekende betaallijsten en werkbonnen) vier weken bewaard, waarna de gegevens werden vernietigd. Tijdens de vogelpestcrisis is het bewaren van deze gegevens op last van [medeverdachte1] verkort tot een week. Verdachte heeft aangegeven dat het best kan zijn dat ook hij tegen medewerkers gezegd heeft dat zij administratie die zag op het betalen van zwartwerkers moesten vernietigen. In de reguliere administratie van [XXX] BV werd ter zake van de ingezette zwartwerkers niets opgenomen. Op enig moment heeft medeverdachte 2 op verzoek van medeverdachte 1 thuis een zwarte administratie bijgehouden op een speciaal daarvoor aangeschafte laptop; daarop werd de verloning van de zwartwerkers geregistreerd. Verdachte heeft verklaard hiervan op de hoogte te zijn geweest. [XXX] BV heeft de inzet van personeel tijdens de vogelpestcrisis middels facturen gedeclareerd bij Laser. Bij deze facturen behoren bijlagen waarop de namen en personeelsnummers van werknemers werden vermeld waarvan [XXX] BV deed voorkomen dat enkel zij bij de ruiming waarop de factuur zag gewerkt hadden. Medeverdachte 1 gaf de namen op van de personen die met de bijbehorende personeelsnummers op de bijlagen vermeld moesten worden. Verdachte verwerkte de aangereikte lijsten met namen/personeelsnummers in de facturering en bijbehorende lijsten. Op deze bijlagen werden niet de namen vermeld van de zwartwerkers. Daar (o.a.) asielzoekers waren ingezet, terwijl niet werd beschikt over tewerkstellingsvergunningen voor deze personen, werden op de facturen niet de namen van de personen vermeld die daadwerkelijk waren ingezet, maar namen van andere personen. Hiervan waren ook verdachte en medeverdachte 2 op de hoogte; zij wisten immers van de hoed en de rand ter zake de ingezette zwartwerkers. De bijlagen/opgemaakte excelbestanden/overzichten zijn naar aanleiding van verzoeken van de AID aan de AID verzonden. Bij de AID heeft [XXX] BV het aldus doen voorkomen dat enkel de op de toegezonden stukken vermelde personen in werkelijkheid ruimingingswerkzaamheden hadden verricht. Op die manier leek alles conform de regels te zijn verlopen, zouden de facturen betaald worden en bleven de zwartwerkers die het werk in werkelijkheid hadden verricht, buiten schot. Tevens werd op deze manier de controle van de AID op de correcte uitvoer van de ruimingswerkzaamheden en de naleving van de regelgeving onmogelijk gemaakt. Zo was het door de handelswijze van [XXX] BV en haar medewerkers voor de AID niet mogelijk te controleren of personeel dat door [XXX] BV bij de ruimingen van besmette bedrijven was ingezet niet binnen 72 uur weer was ingezet bij werkzaamheden bij andere niet-besmette bedrijven. Gelet op de grote schaal waarop door [XXX] BV zwartwerkers zijn ingezet, de wijze waarop zwart geld werd gegeneerd via de uitzendbureauconstructie, de wetenschap van die constructie bij de medewerkers waaronder verdachte en medeverdachte 3 en medeverdachte 2, de nauwe samenwerking tussen die medewerkers van [XXX] BV, de vervaardiging van betaallijsten voor de uitbetaling van zwartwerkers en de uitbetaling aan de zwartwerkers door onder meer verdachte en medeverdachte 2, de doelbewuste vernietiging van de administratie (waartoe onder meer verdachte opdracht gegeven heeft) en dat dit mede heeft plaatsgevonden tijdens de tenlastegelegde periode van de vogelpestcrisis, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger van het tenlastegelegde feit aangemerkt dient te worden nu het op basis van het vorenstaande niet anders kan dan dat verdachte kennis moet hebben gehad van het feit dat de aan de (overheids)instanties verstrekte gegevens met namen en personeelsnummers niet overeenkomstig de waarheid zijn opgemaakt. 7.5 Bewezenverklaring. Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: [XXX] BV in de periode van 01 maart 2003 tot en met 03 juli 2003 te Stramproy, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens (inzet)lijsten en/of (excel)bestanden en overzichten betreffende ruimwerkzaamheden in het kader van de vogelpestcrisis - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben die [XXX] BV en hij, verdachte, en anderen alstoen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid op die (inzet)lijsten en/of op die (excel)bestanden en op die overzichten personeelsnummers (zie D/005 en 007 en 009 en 022 en 024 en 028 en 030 en 032 en 034 en 036 en 043 en 045 en 055 en 057 en 068 en 097 en 118 en 121 en D/123) en namen (zie D/013 en 014 en 037 en 039 en D044) van door of namens [XXX] BV ingezette werknemers weergegeven, terwijl in werkelijkheid andere personen daadwerkelijk werden ingezet op de door [XXX] BV uit te voeren werkzaamheden (te weten ruimingen van pluimvee) (zie D/001 en 002 en 018 en 019 en 040 en 051 en 061 en 090 en D/112) dan de op genoemde lijsten en/of bestanden en overzichten vermelde personen, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Kwalificatie van het bewezenverklaarde. Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. Deze misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 225 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De strafbaarheid van verdachte. De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen en/of maatregelen. 10.1 De eis van de officier van justitie. De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 19 juni 2007 gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken. 10.2 Het standpunt van de verdediging. Voor het geval de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt heeft de verdediging verzocht geen onvoorwaardelijke straf op te leggen. 10.3 De overwegingen van de rechtbank. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving. In de onderhavige zaak heeft verdachte zich binnen het bedrijf [XXX] BV samen met anderen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, terwijl hij binnen dit bedrijf als financieel directeur werkzaam was. Uit het dossier en hetgeen ter zitting is gebleken komt naar voren dat door het verstrekken van lijsten met valse namen het controleren van de zogenaamde 72-uursregeling onmogelijk is gemaakt. Door zo te handelen kon deze regeling worden overtreden. Voorts werden bij de ruimingen illegalen ingezet alsmede mensen die een uitkering genoten en asielzoekers die geen tewerkstellingsvergunning hadden, waardoor het bedrijf geldelijk voordeel heeft gehad. Deze ruimers werden immers tegen een laag uurloon uitbetaald, terwijl een veel hoger loon bij Laser werd gedeclareerd. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte niet eerder veroordeeld. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat niet gebleken is dat verdachte zelf geldelijk voordeel heeft verkregen. Bij de oplegging van de straf zal de rechtbank ook rekening houden met het grote tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de uiteindelijke uitspraak en met de overschrijding van de redelijke termijn. Normaliter zou de rechtbank gekomen zijn tot oplegging van een gevangenisstraf van enige duur waarvan een deel voorwaardelijk zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal het aantal te werken uren onbetaalde arbeid stellen op 150 en bevelen dat, voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 27, 47, 57, 225. BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 150 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid; beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast; verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid; beveelt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht en bepaalt dat de aftrek aldus zal geschieden dat tegenover één dag inverzekeringstelling welke verdachte heeft ondergaan twee uren taakstraf worden gesteld. Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, N.I.B.M. Buljevic en W.A.H.J. Poppeliers, rechters, van wie mr. L.P. Bosma voorzitter, in tegenwoordigheid van P.W.A. Beckers als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 3 juli 2007. mr. W.A.H.J. Poppeliers en P.W.A. Beckers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.