Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA9455

Datum uitspraak2007-07-02
Datum gepubliceerd2007-07-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/694119-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank Haarlem veroordeelt een verdachte tot 6 jaar en 6 maanden gevangenisstraf vanwege het meermalen medeplegen van de invoer van een materiaal bevattende cocaïne (waarvan eenmaal met een hoeveelheid van 36 kilogram), het plegen van voorbereidingshandelingen, gericht op het invoeren van cocaïne vanuit Peru in Nederland en het bezit van een vervalst reisdocument. Het openbaar ministerie wordt niet-ontvankelijk verklaard terzake van de vervolging voor de deelname aan een criminele organisatie waar het gaat om een overlap in reikwijdte tussen de artikelen 140 Wetboek van Strafrecht en 11a Opiumwet.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/694119-06 en 15/740468-07 (ttz gevoegd) Uitspraakdatum: 2 juli 2007 Tegenspraak STRAFVONNIS Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 juni 2007 en 18 juni 2007 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonadres], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord, Huis van Bewaring Zwaag, te Zwaag. 1. Tenlastelegging T.a.v. parketnummer: 15/694119-06 Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaardingen is omschreven (bijlage). Op de daartoe strekkende vordering van de officier van justitie ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is de omschrijving van de tenlastelegging t.a.v. parketnummer 15/694119-06 ter terechtzitting aangepast. Aldus wordt aan verdachte tenlastegelegd dat: 1. [zd B07: de 36 kilo zaak] hij op of omstreeks 04 november 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Rotterdam en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 36 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 2. PRIMAIR: [ZD B06(A): de Belgiëzaak] hij en/of een of meer van zijn mededader(s) op of omstreeks 24 oktober 2006, althans in de maand oktober 2006, te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of in Senegal en/of in Portugal en/of in België tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 1123 gram (96 bollen), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, - telefonische contacten heeft/hebben gelegd en/of heeft/hebben onderhouden met elkaar en/of met (een contactpersoon van) de afzender/verzender (van die cocaïne/dat middel) en/of afspraken heeft/hebben gemaakt over de verzending/het vervoer van die cocaïne/dat middel en/of - zich naar Senegal heeft begeven en/of - (vervolgens) die cocaïne/dat middel te Senegal in ontvangst heeft/hebben genomen en/of - (vervolgens) die cocaïne/dat middel (verpakt in bolletjes in het lichaam) heeft/hebben ingecheckt op een luchthaven te Senegal en/of - (vervolgens) vertrokken is/zijn naar België (met Nederland als eindbestemming), terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid; SUBSIDIAIR: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand oktober 2006 te Rotterdam, althans in Nederland, en/of in Senegal en/of in Portugal en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer (1123 gram (96 bollen)) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materi-aal vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, - (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of - zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of - (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens) opzettelijk - telefonische contacten gelegd en/of onderhouden met elkaar en/of met (een contactpersoon van) de afzender/verzender (van die cocaïne/dat middel) en/of afspraken gemaakt over: * data en tijdstippen van vertrek en/of aankomst van (een) vliegtuig(en), in welk(e) vliegtuig(en) zich (vervolgens) (medeverdachte [medeverdachte 1]) die cocaïne/dat middel bevond/zou bevinden en/of * het ophalen van het vliegticket en/of * welke hoeveelheden cocaïne en/of hoeveelheden van dat middel zouden worden vervoerd/verzonden (naar Nederland) en/of * op welke wijze die cocaïne/dat middel zou worden verpakt en/of vervoerd en/of verborgen en/of * de (te ontvangen en/of uit te betalen) beloning(en) en/of - het/de vliegticket(s) gekocht voor [medeverdachte 1] en/of - geld beschikbaar gehouden en/of aangeboden en/of meegegeven aan [medeverdachte 1] (als voorschot en/of voor de hotelrekening en/of het vliegticket) en/of - een telefoon en/of een SIMkaart beschikbaar gesteld aan [medeverdachte 1] en/of - geld gestuurd/overgemaakt naar Senegal (ten behoeve van het visum van [medeverdachte 1]) en/of - zich naar het vliegveld te België begeven om de persoon die de cocaïne/dat middel zou hebben meegenomen uit Senegal op te wachten en/of om de cocaïne/dat middel in ontvangst te nemen 3. PRIMAIR: [ZD B06(B): de Nairobi zaak] hij in of omstreeks de periode van 05 tot en met 11 oktober 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaine en heroine elk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; SUBSIDIAIR: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand oktober 2006 te Rotterdam, en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam, althans in Nederland, en/of in Kenia, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer (1 kilogram) cocaïne en/of heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, - (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of - zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of - (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens) opzettelijk - telefonische contacten gelegd en/of onderhouden met elkaar en/of met (een contactpersoon van) de afzender/verzender (van die cocaïne/die heroïne/dat middel) en/of afspraken gemaakt over: * data en tijdstippen van vertrek en/of aankomst van (een) vliegtuig(en), in welk(e) vliegtuig(en) zich (vervolgens) (medeverdachte [medeverdachte 1]) die cocaïne/die heroïne/dat middel bevond/zou bevinden en/of * welke hoeveelheden cocaïne en/of heroïne en/of hoeveelheden van dat middel zouden worden vervoerd/verzonden (naar Nederland) en/of * op welke wijze die cocaïne/die heroïne/dat middel zou worden verpakt en/of vervoerd en/of verborgen en/of * naar welke locatie/plek [medeverdachte 1] (met die cocaine/die heroïne/dat middel) zich in Nederland moest begeven en/of * de (te ontvangen en/of uit te betalen) beloning(en) - een of meer ticket(s) gekocht en/of betaald voor [medeverdachte 1] en/of - zich naar het vliegveld Schiphol en/of naar station Duivendrecht (te Amsterdam) begeven om de persoon met die cocaïne/die heroïne/dat middel op te wachten en/of om die cocaïne/die heroïne/dat middel in ontvangst te nemen en/of - een hotel geregeld waar de persoon met die cocaine/die heroïne/dat middel na aankomst in Nederland moest verblijven en/of - zich naar Kenia begeven; T.a.v. parketnummer: 15/740468-07 1. [ZD B10 (in combinatie met B4, B5, B6, B7, B8, B9): criminele organisatie] hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 14 november 2006 te Rotterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een misdrijf/misdrijven, namelijk - het (telkens) opzettelijk invoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel/middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijsten I en/of II; en/of hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 14 november 2006 te Rotterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (een) misdrijf/misdrijven zoals strafbaar gesteld in artikel 10 lid 5 en/of lid 4 Opiumwet, namelijk - het (telkens) opzettelijk invoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, van een middel/middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijsten I en/of II; 2. [ZD B09: A) afgeblazen transport Mexico en/of B) de Peruzaak] A) hij in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot en met 16 oktober 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Vinkeveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, - een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen en/of mede te plegen en/of - zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) opzettelijk - telefonische contacten gelegd en/of onderhouden met elkaar en/of met (een contactpersoon van) de afzender/verzender (van die cocaïne/dat middel) en/of afspraken gemaakt over: * data en tijdstippen van vertrek en/of aankomst van (een) vliegtuig(en), in welk(e) vliegtuig(en) zich (vervolgens) (medeverdachte [medeverdachte 2] met) die cocaïne/dat middel bevond/zou bevinden en/of * de naam van [medeverdachte 2] die de cocaine/dat middel mee zou nemen vanuit Mexico en/of * het regelen van papieren (ticket(s) en/of paspoort) voor [medeverdachte 2] en/of * welke hoeveelheden cocaïne en/of hoeveelheden van dat middel zouden worden vervoerd/verzonden (naar Nederland) en/of * op welke wijze die cocaïne/dat middel zou worden verpakt en/of vervoerd en/of verborgen en/of * naar welke locatie/plek [medeverdachte 2] (met die cocaine/dat middel) zich in Nederland moest begeven en/of * de (te ontvangen en/of uit te betalen) beloning(en) en/of - een verblijfplaats, te weten een hotel (in Vinkeveen) geregeld voor [medeverdachte 2], van waaruit zij naar Mexico zou reizen en/of - een paspoort geregeld voor [medeverdachte 2] en/of - een of meer ticket(s) gekocht en/of betaald voor [medeverdachte 2]; en/of B) hij in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot en met 05 november 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Vinkeveen, in elk geval in Nederland,en/of in Peru tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, - een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen en/of mede te plegen en/of - zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) opzettelijk - telefonische contacten gelegd en/of onderhouden met elkaar en/of met (een contactpersoon van) de afzender/verzender (van die cocaïne/dat middel) en/of afspraken gemaakt over: * data en tijdstippen van vertrek en/of aankomst van (een) vliegtuig(en), in welk(e) vliegtuig(en) zich (vervolgens) (medeverdachte [medeverdachte 2] met) die cocaïne/dat middel bevond/zou bevinden en/of * de naam van [medeverdachte 2] die de cocaine/dat middel mee zou nemen vanuit Peru en/of * het regelen van papieren (ticket(s) en/of paspoort) voor [medeverdachte 2] en/of * welke hoeveelheden cocaïne en/of hoeveelheden van dat middel zouden worden vervoerd/verzonden (naar Nederland) en/of * op welke wijze die cocaïne/dat middel zou worden verpakt en/of vervoerd en/of verborgen en/of * naar welke locatie/plek [medeverdachte 2] (met die cocaine/dat middel) zich in Nederland moest begeven en/of * de (te ontvangen en/of uit te betalen) beloning(en) en/of - een verblijfplaats, te weten een hotel (in Amsterdam) geregeld voor [medeverdachte 2], van waaruit zij naar Peru zou reizen en/of - een paspoort geregeld voor [medeverdachte 2] en/of - een of meer ticket(s) gekocht en/of betaald voor [medeverdachte 2] en/of - zich naar Peru begeven; 3. [zd B12: bezit vals/vervalst reisdocument] hij op of omstreeks 14 november 2006 te Rotterdam (telkens) in het bezit is geweest van een of meer reisdocument(en), te weten: - een Nigeriaans paspoort op naam van [betrokkene 1] (met daarin een Schengenvisum met nummer [nummer]) en/of - een Nederlands paspoort op naam van [betrokkene 2] (met daarin een stickervisum op pagina 11), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat - het in het Nigeriaanse paspoort (op pagina 9) aangebrachte Schengenvisum qua kleur, detaillering, gebruikt basismateriaal en toegepaste productie- en beveiligingstechnieken niet overeenkomt met een origineel exemplaar en/of - het in het Nederlandse paspoort aangebrachte visum was aangebracht op pagina 11, terwijl het origineel was aangebracht op pagina 9; en/of hij in de periode van 10 oktober 2005 tot en met 14 november 2006 te Ede en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst rijbewijs - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - ,als ware het echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij het (Italiaanse) rijbewijs tijdens een controle heeft overgelegd aan een politieambtenaar en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat alle op dat rijbewijs zichtbare variabelen, waaronder de pasfoto en alle persoons- en afgiftegegevens, zijn aangebracht middels een techniek die afwijkt van een origineel door de autoriteiten van Italië afgegeven exemplaar en het rijbewijs behoort tot een serie blanco gestolen nationale rijbewijzen van Italië; 2. Voorvragen Geldigheid van de dagvaardingen T.a.v. het onder 2 ten laste gelegde met parketnummer 15/740467-07 heeft de raadsman van verdachte ter terechtzitting betoogd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard voor wat betreft dit feit. De raadsman stelt dat de tenlastelegging met betrekking tot de deelneming en de organisatie onvoldoende feitelijk is uitgewerkt of nader omschreven, alsmede dat niet concreet is aangegeven uit welk verband van welke personen die organisatie zou bestaan. Naar de mening van de verdediging levert dit strijd met artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering op, zodat deze tenlastelegging nietig dient te worden verklaard. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt te dien aanzien als volgt. De aan het adres van verdachte gerichte verdenking, als omschreven in het onder 2 ten laste gelegde met par-ketnummer 15/740467-07, moet, mede gelet op de verwijzing naar zaaksdossier B10, worden beoordeeld in het licht van dit zaaksdossier, zoals dat is verstrekt aan de rechtbank en de verdediging. Dat zaaksdossier maakt voldoende duidelijk wat de verdenking inhoudt. Gelet op het verhandelde tijdens het onderzoek ter terechtzitting is voorts duidelijk geworden, dat verdachte wist waartegen hij zich had te verdedigen. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging op dit punt voldoende duidelijk en feitelijk is omschreven, waarmee de tenlastelegging voldoet aan de eisen die door artikel 261, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering worden gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn. Bevoegdheid van de rechtbank De raadsman van verdachte heeft betoogd dat ten aanzien van het bij parketnummer 15/694119-06 Nederland geen rechtsmacht heeft, nu - kort gezegd - de opzet van de invoer niet gericht was op Nederland, maar op Duitsland. De rechtbank verwerpt dit verweer. Nu in de tenlastelegging onder meer plaatsen in Nederland als pleegplaats zijn opgenomen acht de rechtbank zich, gelet op artikel 348 van het Wetboek van Strafvordering, bevoegd kennis te nemen van deze tenlastelegging. De stelling dat de eindbestemming mogelijk Duitsland was doet daar niet aan af. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie T.a.v. het onder 2 ten laste gelegde feit met parketnummer 15/740467-07 heeft de raadsman van verdachte ter terechtzitting betoogd dat sinds 1 juli 2006 de lex specialis van artikel 11a, lid 1, van de Opiumwet van kracht is. Voor zover de tenlastelegging op grond van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht ziet op de periode na 1 juli 2006 is naar de mening van de raadsman het openbaar ministerie voor dat deel niet-ontvankelijk, omdat de lex specialis prevaleert boven lex generalis. Bovendien, zo stelt de raadsman, is er aldus voor de periode 1 juli 2006 tot 14 november 2006 dubbel ten laste gelegd . Dit verweer slaagt. Mede gelet op de wetsgeschiedenis van artikel 11a van de Opiumwet, is de rechtbank van oordeel dat deze bepaling, gezien de reikwijdte er van, in dit geval gezien moet worden als een lex specialis ten opzichte van het bepaalde in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, nu volgens de tenlastelegging de daarin bedoelde organisatie uitsluitend het plegen van misdrijven, zoals strafbaar gesteld in de Opiumwet, tot oogmerk had. Om die reden is de rechtbank voorts van oordeel dat, gezien de inwerkingtreding van artikel 11a Opiumwet per 1 juli 2006 ten aanzien van de ten laste gelegde periode van 1 juli 2006 tot en met 14 november 2006, sprake is van overlapping, waarbij artikel 11a van de Opiumwet voor wat betreft die periode derogeert aan artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal het openbaar ministerie dan ook partieel niet-ontvankelijk verklaren voor het deelnemen aan een criminele organisatie als bepaald in artikel 140 Wetboek van Strafrecht voor de periode vanaf 1 juli 2006. Het openbaar ministerie is overigens ontvankelijk in zijn vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. 3. Bewijs 3.1. Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 onder A van de zaak met parketnummer 15/740468-07 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. 3.2 Motivering vrijspraak t.a.v. het onder 1 ten laste gelegde met parketnummer 15/740468-07: Naar het oordeel van de rechtbank is uit de stukken van het dossier niet af te leiden dat verdachte strafbaar betrokken is geweest bij een duurzaam en structureel samenwerkingsverband gericht op het plegen van strafbare feiten, als beoogd in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht dan wel artikel 11a van de Opiumwet. Uit de bewezen verklaarde feiten, alsmede uit telefoontaps en verklaringen van medeverdachten blijkt wel van onderling contact tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3], alsmede van contacten tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en anderen, maar dit acht de rechtbank onvoldoende om te komen tot bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij. T.a.v. het onder 2A ten laste gelegde met parketnummer 15/740468-07: Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is niet komen vast te staan dat verdachte strafbare betrokkenheid had bij de voorbereidingshandelingen van een (afgeblazen) transport van cocaïne door medeverdachte [medeverdachte 2] vanuit Mexico. Verdachte heeft consequent enige betrokkenheid ontkend. De koerier [medeverdachte 2] heeft in haar ver-klaringen tegenover de verbalisanten en ook als getuige tegenover de rechter-commissaris verklaard dat haar indruk was dat andere Afrikanen dan verdachte verantwoordelijk waren voor genoemd transport. Nu de in het dossier aanwezige tapgesprekken niet met zekerheid duiden op betrokkenheid bij het ten laste gelegde transport uit Mexico, acht de rechtbank onvoldoende bewijs voorhanden om tot bewezenverklaring van onderdeel A te komen. De rechtbank spreekt verdachte daarvan vrij. 3.3. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1, 2 primair en 3 primair onder de zaak met het parketnummer 15/694119-06 en de tenlastegelegde feiten onder 2. onder B en 3. van de zaak met parketnummer 15/740468-07 heeft begaan in dier voege dat t.a.v. parketnummer: 15/694119-06 1. [zd B07: de 36 kilo zaak] hij op 04 november 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 36 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. PRIMAIR: [ZD B06(A): de Belgiëzaak] hij of een of meer van zijn mededaders in de maand oktober 2006, te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of in Senegal en/of in Portugal en/of in België tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 1123 gram (96 bollen), van een materiaal bevatten-de cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, - telefonische contacten hebben gelegd en hebben onderhouden met elkaar en met een contactpersoon van de afzender/verzender van die cocaïne en afspraken hebben gemaakt over de verzending/het vervoer van die cocaïne en - zich naar Senegal heeft begeven en - vervolgens die cocaïne te Senegal in ontvangst heeft genomen en - vervolgens die cocaïne verpakt in bolletjes in het lichaam heeft ingecheckt op een luchthaven te Senegal en - vervolgens vertrokken is naar België met Nederland als eindbestemming, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid; 3. PRIMAIR: [ZD B06(B): de Nairobi zaak] hij in de periode van 05 tot en met 11 oktober 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne elk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; t.a.v. parketnummer: 15/740468-07 2. [ZD B09: B) de Peruzaak] hij in de periode van 01 september 2006 tot en met 05 november 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of in Peru tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen, - anderen heeft getracht te bewegen om dat feit mede te plegen en - zich en/of anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en - voorwerpen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij of zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers hebben verdachte en/of een of meer van verdachtes mededaders opzettelijk - telefonische contacten gelegd en onderhouden met elkaar en afspraken gemaakt over: * data en tijdstippen van vertrek en aankomst van vliegtuigen, in welke vliegtuigen zich vervolgens [medeverdachte 2] zou bevinden en * de naam van [medeverdachte 2] die de cocaïne mee zou nemen vanuit Peru en * het regelen van tickets en paspoort voor [medeverdachte 2] en * naar welke locatie [medeverdachte 2] met die cocaïne zich in Nederland moest begeven en * de te ontvangen beloningen en/of - een verblijfplaats, te weten een hotel (in Amsterdam) geregeld voor [medeverdachte 2], van waaruit zij naar Peru zou reizen en/of - een paspoort geregeld voor [medeverdachte 2] en - tickets gekocht en betaald voor [medeverdachte 2] en - zich naar Peru begeven; 3. [zd B12: bezit vervalst reisdocument] hij op 14 november 2006 te Rotterdam in het bezit is geweest van een reisdocument, te weten: - een Nederlands paspoort op naam van [betrokkene 2] met daarin een stickervisum op pagina 11, waarvan hij wist dat het reisdocument vervalst was, bestaande de vervalsing hieruit dat het in het Nederlandse paspoort aangebrachte visum was aangebracht op pagina 11, terwijl het origineel was aangebracht op pagina 9; en hij in de periode van 10 oktober 2005 tot en met 14 november 2006 te Ede en te Rotterdam, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst rijbewijs - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, als ware het echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij het Italiaanse rijbewijs tijdens een controle heeft overgelegd aan een politieambtenaar en bestaande die vervalsing hierin dat alle op dat rijbewijs zichtbare variabelen, waaronder de pasfoto en alle persoons- en afgiftegegevens, zijn aangebracht middels een techniek die afwijkt van een origineel door de autoriteiten van Italië afgegeven exemplaar en het rijbewijs behoort tot een serie blanco gestolen nationale rijbewijzen van Italië; Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3.4. Bewijsmiddelen De rechtbank komt tot deze bewezenverklaring op grond van de navolgende bewijsmiddelen: [Uitgewerkte bewijsmiddelen] 3.5. Bewijsoverwegingen Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde feit met parketnummer: 15/694119-06 heeft de raadsman betoogd dat het bewijs onrechtmatig is verkregen. De raadsman legt aan deze stelling - kort gezegd - ten grondslag dat nu een tolk door de verbalisanten is ingezet voor de opsporing en daar een wettelijke grondslag voor ontbreekt, er sprake is van schending van artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) genoemde fair-trial beginsel. Het feit dat de tolk onbevoegd opsporingshan-delingen heeft verricht waardoor de koerier kon worden herkend, geobserveerd en aangehouden, maakt de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 5] onrechtmatig, waardoor ook de aangetroffen cocaïne op onrechtmatige wijze is verkregen en dient te worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank het volgende gebleken. Op 4 november 2006 was de aanwezigheid van de zich toen op de tapkamer bevindende opsporingsambtenaren [namen opsporingsambtenaren] dringend op Schiphol gewenst, in verband met de onverwachte aankomst van een drugskoerier, naar later bleek medeverdachte [medeverdachte 5]. De tolk heeft toen enige tijd bij afwezigheid van opsporingsambtenaren zijn tolkwerkzaamheden verricht in afwachting van met spoed opgeroepen collega’s van [namen opsporingsambtenaren] en heeft zoals hem was verzocht on-line inkomende telefoongesprekken afgeluisterd en vertaald. Hierbij stond hij rechtstreeks in verbinding met voornoemde opsporingsambtenaren [namen opsporingsambtenaren], die elders op Schiphol verbleven en heeft hij gegevens over het signalement van de koerier, aan deze opsporingsambtenaren doorgegeven. De rechtbank stelt vast dat de tolk, ten tijde van het doorgeven van informatie aan de opsporingsambtenaren [namen opsporingsambtenaren], opereerde onder hun verantwoordelijkheid. Dat deze opsporingsambtenaren enige tijd niet op de tapkamer aanwezig waren, acht de rechtbank in het algemeen niet wenselijk, maar daarmee niet onrechtmatig, nu de tolk zijn normale werkzaamheden uitoefende. Gebleken is bovendien dat de gesprekken, zoals naderhand is gecheckt door de opsporingsambtenaren, door de tolk op correcte wijze zijn vertaald, zoals adjudant onderofficier [naam onderofficier] van de Koninklijke Marechaussee heeft verklaard tegenover de rechter-commissaris op 23 mei 2007. Gezien het voorgaande ziet de rechtbank derhalve niet in, dat het door de tolk doorgeven van door hem beluisterde en vertaalde gegevens over kleding van een verdachte aan opsporingsambtenaren moet worden gezien als een opsporingshandeling. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van schending van het fair trial beginsel. Voorts heeft de raadsman ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde met parketnummer 15/694119-06 aangevoerd dat bij verdachte de opzet ontbrak om cocaïne Nederland binnen te brengen, omdat hij er vanuit ging dat het om smokkel van goud ging. Het zou verdachte pas duidelijk zijn geworden dat het om drugs ging, nadat hem tijdens een verhoor foto’s van bij [medeverdachte 5] inbeslaggenomen drugs zouden zijn getoond. De rechtbank volgt dit betoog niet. Tijdens het 6e verhoor van verdachte op 7 december 2006, heeft verdachte blijkens het daarvan op ambtseed opgemaakte proces-verbaal verklaard, dat hij dacht dat er misschien een paar kilo cocaïne in (de bagage van koerier [medeverdachte 5] zat. Vervolgens verklaarde verdachte dat, nadat [medeverdachte 5] een lange tijd in Mexico bleef, [naam betrokkene 4 en 5] hem hebben verteld dat het om cocaïne ging. (pagina 1368 van dossier B07). Gelet op deze verklaring van verdachte, gaat de rechtbank ervan uit dat hij reeds voordat de koerier in Nederland aankwam, wist dat die cocaïne zou vervoeren. De rechtbank houdt verdachte aan zijn op 7 december 2006 ten overstaan van de opsporingsambtenaren afgelegde verklaring en verwerpt derhalve het verweer. T.a.v. het onder 2 ten laste gelegde met parketnummer: 15/694119-06 heeft de raadsman betoogd dat de invoer van cocaïne niet kan worden bewezen. De deskundigenrapporten NICC/162/FGP/06 en NICC/156/GDA/06 komen niet overeen. Uit het op 21 november 2006 opgestelde deskundigenrapport blijkt niet dat het ziet op de zaak van [medeverdachte 1], nu het dossiernummer alsmede de naam van [medeverdachte 1] ontbreekt. Voorts staat in het laatstgenoemde deskundigenrapport als opdrachtgevende magistraat P. van Walleghem, Substituut Procureur des Konings te Brussel, in plaats van Th. Freyn, onderzoeksrechter te Brussel. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zowel het eerste als het later juist opgestelde deskundigenrapport hebben beide als nummer NICC/156/GDA/06, zodat er geen verwarring bestaat. De vermelding van een andere opdrachtgever, alsmede het ontbreken van de naam [medeverdachte 1] doet niets af aan de juistheid van dit rapport. T.a.v. het onder 3 tenlastegelegde met parketnummer 15/694119-06 heeft de raadsman van verdachte aange-voerd dat dit feit niet bewezen kan worden, omdat niet is komen vast te staan dat koerier [medeverdachte 1] cocaïne vanuit Kenia Nederland heeft binnengebracht. Voorts is ook de hoeveelheid niet vastgesteld, zodat vrijspraak moet volgen. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Koerier [medeverdachte 1] verklaart (p. 512 en 513 van dossier B06) dat hij twee maal een drugstransport voor verdachte heeft uitgevoerd. Bij het tweede transport, vanuit Senegal, is [medeverdachte 1] in België aangehouden met in zijn bezit cocaïne. Voorts heeft verdachte in het 5e verhoor op 27 november 2006 ( p. 606 van dossier B6) betrokkenheid bekend bij het transport vanuit Kenia. Vervolgens heeft verdachte tijdens hetzelfde verhoor, toen hem een getapt telefoongesprek van 09-10-06, 11:48:57 (gespreksnummer 260155027) tussen NN en verdachte werd voorgehouden, verklaard dat het een gesprek was tussen hem en een man in Kenia, inhoudende dat [naam betrokkene 6] naar Holland komt vanuit Kenia met cocaïne. Op basis van het voorgaande alsmede uit het feit dat bij het andere transport dat [medeverdachte 1] op verzoek van verdachte uitvoerde, wel cocaïne is aangetroffen, acht de rechtbank bewezen dat het bij het onder 3 ten laste gelegde feit ook invoer van cocaïne betreft. Voor wat betreft de hoeveelheid cocaïne heeft verdachte in het hiervoor aangegeven verhoor naar aanleiding van het vermelde telefoongesprek aangegeven dat ene [betrokkene 7] tijdens dat telefoongesprek aangaf dat het minder dan 1 kilo was. Hoewel de hoeveelheid niet exact vastgesteld kan worden, gaat de rechtbank er, gelet op de door verdachte gebezigde woorden “minder dan 1 kilo", vanuit dat het een aanmerkelijke hoeveelheid, althans meer dan een gebruikershoeveelheid, was. T.a.v. het onder 3 bewezen verklaarde met parketnummer 15/740468-07 overweegt de rechtbank, voor zover het betreft het paspoort t.n.v. [betrokkene 1], dat onvoldoende is gebleken dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het vals was. Over het paspoort t.n.v. [betrokkene 2] heeft verdachte zowel ter terecht-zitting als eerder tijdens het 8e verhoor op 5 januari 2007 (zaaksdossier B12, pagina 2376) verklaard dat hij het paspoort in bewaring heeft gekregen en dat er een stempel uit gewist moest worden. Voor de rechtbank staat daarmee voldoende vast dat verdachte wist dat er daarmee sprake was een vervalsing. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 23 november 2006 (zaaksdossier B12, pagina’s 2361 en 2362) dat in dit paspoort een stickervisum origineel op bladzijde 9 was aangebracht en niet op bladzijde 11. Na verwijde-ring van het op bladzijde 11 aangebrachte visum, zijn een roodkleurig stempel en een zwart rond stempel zichtbaar. Beide stempels zijn deels gewist. Met betrekking tot het Italiaanse rijbewijs overweegt de rechtbank dat uit het proces-verbaal van bevindingen van 20 november 2006 (zaaksdossier B12, pagina 2354) blijkt dat het betreffende rijbewijs deel uit maakt van een partij gestolen rijbewijzen en derhalve niet door de bevoegde Italiaanse autoriteiten aan verdachte kan zijn afgegeven. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte het rijbewijs niet zoals hij stelt van de bevoegde autoriteiten kan hebben gekregen en dat verdachte wist dat het rijbewijs vals was. Ter terechtzitting heeft de raadsman nog aangevoerd dat de controle van het rijbewijs op 10 november 2005 door een politieambtenaar onrechtmatig was, omdat zulks niet geschiedde in het kader van een verkeerscontrole, maar om gegevens over verdachte te verzamelen. Het is de rechtbank niet gebleken dat de controle niet (ook) plaatsvond in het kader van een verkeerscontrole, waartoe een politieambtenaar altijd bevoegd is. 4. Strafbaarheid van de feiten Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van de zaak met parketnummer 15/694119-06: Feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod. Feit 2: Poging medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod. Feit 3: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 15/740468-07: Feit 2 onderdeel B medeplegen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorde-ren door - een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen - een ander trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen - voorwerpen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het feit. Feit 3: In het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij wist dat het vervalst is en opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst. 5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. De vordering van de officier van justitie en motivering van de straf 6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft de tenlastegelegde feiten bewezen geacht en gevorderd dat aan verdachte zal wor-den opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van de tijd die ver-dachte in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. 6.2. Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de per-soon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het meermalen medeplegen van de invoer van een materiaal bevattende cocaïne, waarbij 1 keer een koerier met een hoeveelheid van 36 kilogram werd aangehouden. Hij heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen, gericht op het invoeren van cocaïne vanuit Peru in Nederland. Aldus heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Het gaat hier om cocaïne, een stof die gevaarlijk is voor de gezondheid van gebruikers, met alle gevolgen voor de gebruikers en voor de maatschappij van dien. Drugshandel gaat vaak gepaard met geweldscriminaliteit en leidt tot vele vormen van vermogenscriminaliteit bij de verslaafden. Met de handel in deze stoffen wordt veel geld verdiend. Kennelijk heeft verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen. Verdachte vervulde bij deze drugsdelicten een belangrijke rol. Soms fungeerde hij als tussenpersoon tussen de koerier en de organisatie achter hem, maar hem kan op sommige momenten ook een initiërende rol worden toegedicht. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan. Dat geldt eveneens voor het feit dat het bij de transporten ging om een groot aantal kilo’s cocaïne. De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat hij in dit kader medewerkers van de luchthaven Schiphol in zijn plannen heeft betrokken. Verdachte heeft getracht het systeem van controle op de internationale drugshandel te ondermijnen. Dat hij niet eerder voor drugsdelicten is veroordeeld doet aan het vorenstaande niet af. Als strafverzwarende omstandigheid neemt de rechtbank ook de ontkennende houding van verdachte mee. Daaruit kan worden afgeleid dat hij weinig berouw toont van zijn daden. Tenslotte was verdachte in het bezit van een vervalst paspoort en heeft hij gebruik gemaakt van een vervalst rijbewijs. Hij heeft daarmee het vertrouwen geschaad dat in het internationaal personenverkeer in identiteitspapieren dient te kunnen worden gesteld. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, nu de rechtbank verdachte van de onder 1 en 2 onder A tenlastegelegde feiten van de zaak met parketnummer 15/740468-07 zal vrijspreken. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: 2, 10 en 10a van de Opiumwet; 45, 47, 57, 225 en 231 van het Wetboek van Strafrecht. 8. Beslissing De rechtbank: Verklaart de officier van justitie partieel niet-ontvankelijk voor het deelnemen aan een criminele organisatie als bepaald in artikel 140 Wetboek van Strafrecht voor de periode vanaf 1 juli 2006. Spreekt verdachte vrij van het hem onder 1 en 2 onder A tenlastegelegde feiten van de zaak met parketnum-mer 15/740468-07. Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten onder 1, 2 primair en 3 primair van de zaak met het parketnummer 15/694119-06 en de tenlastegelegde feiten onder 2 onder B en 3 van de zaak met het par-ketnummer 15/740468-07 heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) jaren en ZES (6) maanden. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Brouwer, voorzitter, mrs. Goedhuis-Visser en Van Acker, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier De Koning en Van den Bergh, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juli 2007.